Green Deal Biodiversiteit+ label

Een nieuw verdienmodel voor (agro)biodiversiteit

Green Deal tussen Kruidenier Groep BV en de Rijksoverheid

Ondergetekenden:

  • 1. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, ieder handelend in haar of zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, tezamen hierna te noemen: Rijksoverheid;

  • 2. Kruidenier Groep BV, gevestigd te (3087 AE) Rotterdam, aan het adres Sluisjesdijk 111, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door C. Kool-Holman, hierna te noemen: Kruidenier;

Hierna tezamen ook genoemd: Partijen.

Algemene Overwegingen:

  • 1. Het kabinet beoogt een Green Deal met de samenleving, die bijdraagt aan verduurzaming van de maatschappij op korte en langere termijn en die lonend is voor overheid en maatschappij. Doel van de Green Deal is laten zien dat groen en groei hand in hand gaan.

  • 2. Partijen zien publiekprivate samenwerking als de beste manier om verduurzaming van onze economie te versnellen en hier ook economisch van te profiteren. Deze unieke gezamenlijke aanpak is in Nederland op andere terreinen zeer succesvol en de Green Deal zal hierop voortbouwen. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn onmisbaar om deze verduurzaming mogelijk te maken.

  • 3. Bij de Green Deal gaat het om concrete duurzame initiatieven, waarbij barrières verdwijnen, innovaties ontwikkeld, gefinancierd en toegepast worden en duurzame kansen worden benut. In de praktijk loopt de maatschappij tegen belemmeringen aan die in de weg staan aan initiatieven die leiden tot een verdere verduurzaming.

  • 4. In de Green Deal willen partijen concrete afspraken maken die deze belemmeringen wegnemen, zodat de initiatieven die anders moeilijk van de grond komen ruim baan krijgen. Deze initiatieven kunnen vervolgens ook als voorbeeldfunctie dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten.

  • 5. De voor de Green Deal geïnventariseerde projecten van initiatiefnemers zijn door het wegnemen van de beschreven belemmeringen potentieel succesvol, kunnen op korte termijn resultaten opleveren en kunnen uitmonden in nieuwe economische activiteiten of kostenbesparingen op korte of langere termijn voor het bedrijfsleven. De resultaten van een Green Deal kunnen daarna toepasselijk zijn op andere, vergelijkbare projecten, waardoor de reikwijdte van de Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de rijksoverheid tegenover staat.

  • 6. Het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijk Hulpbronnen vraagt specifiek aandacht voor groene groei in relatie tot behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit.

  • 7. De Green Deals Biodiversiteit zijn concrete initiatieven die zowel een sterke relatie hebben met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen als betrekking hebben op één van de thema’s uit de duurzaamheidsagenda, te weten: grondstof-en productketens, water- en landgebruik, voedsel, mobiliteit, klimaat en energie.

  • 8. Deze Green Deal geeft invulling aan het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen, met name op het punt van duurzame productie en consumptie en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen (economische instrumenten).

Specifieke overwegingen:

  • De Rijksoverheid heeft de afgelopen jaren ingezet op een transitie van de landbouw. Het streefbeeld van de Rijksoverheid is een duurzame, concurrerende en maatschappelijk verantwoorde landbouw. De kwaliteit van het agrarische product, het productieproces en de kwaliteit van de productieomgeving zijn in dit streefbeeld in balans gebracht. Functionele agrobiodiversiteit (FAB) kan hier een prominente rol in spelen. Aan de genoemde transitie van de landbouw wordt langs vier sporen gewerkt, waarbij het stimuleren van pilots en het wegnemen van belemmeringen (financiering en vermaatschappelijking) het meest relevant zijn voor onderliggend initiatief.

  • In toenemende mate wordt erkend dat het agrarisch bedrijfsleven een belangrijke bijdrage kan leveren aan het behoud en herstel van biodiversiteit, onder andere door met gewijzigde productiemethoden negatieve impacts substantieel te reduceren of zelfs positieve impacts te realiseren. De Green Deal Biodiversiteit+ label richt zich daarom op de link tussen agrarische productie en biodiversiteit, en de mogelijkheid om met gerichte maatregelen een impuls te geven aan biodiversiteit in landbouwgebied.

  • Tot op heden wordt de financiële beloning voor ‘groen’ gedrag van agrariërs voornamelijk gedragen door de overheid in de vorm van een vergoeding voor groene en blauwe diensten. Marktgerelateerde mechanismen kunnen gewenste maatregelen ter ondersteuning van het behoud en herstel van biodiversiteit een belangrijke extra impuls geven. Het Biodiversiteit+ label vormt een dergelijk marktmechanisme, dat bovendien past in vigerend overheidsbeleid dat zoekt naar innovatieve manieren om het bedrijfsleven te betrekken bij het behalen van gestelde biodiversiteitsdoelstellingen, alsmede het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Ook sluit het aan op de wens die leeft op zowel Nederlands als Europees niveau om agrariërs een grotere rol te laten spelen bij natuurbeheer.

  • Kruidenier, groothandel in levensmiddelen (de 3e qua omvang in Nederland, de grootste in verse levensmiddelen), is een voorloper van het verduurzamen van haar assortiment. Zij wil – in samenwerking met haar ketenpartners (inclusief pilot agrariërs) en derde partijen (waaronder CREM BV (CREM), Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en Stichting Milieukeur (SMK)) – menskracht en middelen investeren in de ontwikkeling van een Biodiversiteit+ label dat ruimte creëert voor een gerichte beloning aan toeleverende agrariërs die specifieke aandacht aan biodiversiteitsversterkende maatregelen besteden.

  • Voor het kunnen certificeren van landbouwproducten met een Biodiversiteit+ label zal geen nieuwe organisatie worden opgetuigd. Het is de bedoeling dat SMK na ontwikkeling het systeem gaat beheren, waarbij de kosten hiervoor worden betaald door marktpartijen. Het Biodiversiteit+ label zal na ontwikkeling op deze wijze voor alle marktpartijen toegankelijk zijn. De verwachting is dat de eerste gecertificeerde producten vanaf de oogst in 2013 op de markt kunnen worden gebracht.

  • De Rijksoverheid heeft:

    • 1. beleid en doelstellingen op het gebied van (functionele) (agro)biodiversiteit en op andere gebieden die kunnen profiteren van functionele (agro)biodiversiteit: waterberging, klimaatadaptatie, natuurbehoud en landschapsherstel;

    • 2. economische en agronomische expertise die de Green Deal kunnen helpen realiseren;

    • 3. de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de internationale (voornamelijk Europese) kaders voor (functionele) (agro)biodiversiteit, met name bij de vormgeving van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020;

    • 4. de mogelijkheid om publiciteit te creëren voor het ontwikkelde mechanisme c.q. gecertificeerde producten.

  • Het is dan ook belangrijk dat de Rijksoverheid bij uitvoering van de Green Deal actief betrokken zal zijn door haar kennis in te zetten en bundeling van de krachten te bevorderen.

  • Een ander belangrijke publieke actor is de provincie, die in toenemende mate de regierol vervult waar het gaat om landgebruik, natuur, water, milieu en klimaat, en regionale economie. Betrokkenheid vanuit de provincies is in deze van belang.

De Green Deal tussen Partijen bestaat uit de volgende afspraken:

Green deal Initiatief

Bij het vormgeven van deze Green Deal is een aantal uitgangspunten belangrijk geweest:

  • De markt heeft een geaccrediteerd en gewaarborgd instrument nodig om de bijdrage die het productieproces levert aan biodiversiteit ‘hard’ te maken (de biodiversiteitsprestaties van ondernemers transparant te maken) en te kunnen garanderen aan afnemers.

  • Naast het realiseren van natuurwinst (biodiversiteit als doel) wordt ook het veiligstellen en het innovatieve gebruik van ecosysteemdiensten (biodiversiteit als middel) beoogd, waardoor slimmere agrarische productie bijdraagt aan belangrijke maatschappelijke doelen, zoals het sluiten van nutriëntenkringlopen, waterberging en waterkwaliteit. Het behoud van ecosysteemdiensten is door de Europese Unie als speerpunt van de strategie voor het EU-biodiversiteitsbeleid voor de periode van 2011–2020 aangemerkt.

  • Ecosysteemdiensten zijn veel effectiever als ze in onderlinge afstemming en samenhang binnen een regio worden geleverd. Hierbij kan worden aangesloten op de ervaring en werkwijze van de vier pilots Gemeenschappelijk Landbouwbeleid waarbij agrarische natuurverenigingen de collectieve verantwoordelijkheid krijgen om in hun werkgebied een impuls te geven aan ecologie, biodiversiteit en landschap.

  • Een goede agrariër is niet vanzelfsprekend een goede natuurbeheerder of producent van ecosysteemdiensten. Hij zal ondersteuning en training nodig hebben om gerichte maatregelen dusdanig te implementeren dat er inderdaad een positieve spin-off voor biodiversiteit ontstaat.

Partijen spreken het volgende met elkaar af:

Prestatie Kruidenier:

Tegen de achtergrond van genoemde uitgangspunten en de marktvraag vanuit Kruidenier bestaat de ontwikkeling van dit marktmechanisme door Kruidenier en haar partners uit vijf onderdelen:

  • 1. Het ontwikkelen van criteria op basis waarvan een landbouwproduct kan worden beschouwd en gecertificeerd als Biodiversiteit+. Het is de bedoeling om het Biodiversiteit+ label als een aparte module binnen het certificaatschema Milieukeur op te nemen, waarop deelnemers kunnen scoren om zich te onderscheiden (de deelnemer moet minimaal aan de huidige Milieukeurcriteria (gaan) voldoen voordat hij het Biodiversiteit+ label kan halen1). Criteria dienen te worden ontwikkeld op basis waarvan landbouwproducten gecertificeerd kunnen worden als Biodiversiteit+, zoals criteria gerelateerd aan bepaalde teeltmethoden, zeldzame (huisdier)rassen/soorten, specifieke bermgroei, natuurplannen, het veiligstellen en benutten van ecosysteemdiensten, en watermanagement. Bij het formuleren van deze criteria zal gebruik worden gemaakt van bestaande kennis en ervaring eerder opgedaan in een aantal relevante agrobiodiversiteitsprojecten, zoals het project Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) van Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en de Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), en Infrastructuur en Milieu (IenM) in de Hoekse Waard, en pilots Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ook zal worden samengewerkt met maatschappelijke organisaties die pro-actief willen meedenken en hun expertise willen inbrengen, zoals Vogelbescherming Nederland die veel ervaring heeft met weidevogelboeren. Het streven is om agrariërs een pakket aan optionele, controleerbare biodiversiteitsmaatregelen voor te leggen waarop zij punten kunnen scoren. Zij verkrijgen het certificaat als zij een minimum aantal punten hebben behaald. In samenwerking met SMK zal worden gekeken hoe de criteria voor Biodiversiteit+ geïntegreerd kunnen worden in reeds bestaande Milieukeur certificeringsschema’s.

  • 2. Het testen van criteria in de praktijk met agrariërs. De ontwikkelde criteria voor Biodiversiteit+ zullen in samenwerking met de provincies worden getest in de praktijk. De provincie Zuid-Holland is voornemens hier als een van de eersten aan mee te doen. De bedoeling is om pilots te realiseren voor elk type agrarische activiteit waarvoor de module zal worden ontwikkeld (zoals open teelt en veehouderij). Pilot-agrariërs zullen afkomstig zijn uit de handelsketens van Kruidenier, de achterban van NAJK, het netwerk van SMK en/of het landelijk netwerk weidevogelboeren van Vogelbescherming Nederland.

  • 3. Het opzetten van een terugverdienmodel om agrariërs te belonen c.q. gemaakte kosten te vergoeden voor hun bijdrage aan behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Kruidenier start een onderzoek dat ideeën moet genereren voor een kostenverevening en (terug)verdienmodel om het marktmechanisme in de praktijk te brengen. Over dit terugverdienmodel zal onderhandeld moeten worden in gesprekken tussen enerzijds de agrariërs en anderzijds marktpartijen. Ook hier zal gebruik worden gemaakt van reeds eerder opgedane ervaringen met onder andere het FAB-project (Functionele Agrobiodiversiteit). Dit marktmechanisme sluit goed aan bij het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (2014–2020) waar een deel van de inkomenssubsidie wordt gekoppeld aan ecologisch beheer van landbouwgrond.

    Toelichting: Door Biodiversiteit+ producten te produceren, leveren agrariërs een positieve bijdrage aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Omdat de agrariër hiermee een publieke dienst levert, is een adequate beloning mede vanuit de markt op zijn plaats, temeer daar een gewijzigde productiewijze tot hogere productiekosten en/of lagere opbrengsten kan leiden. Maatschappelijke baten zijn bijvoorbeeld: een betere waterberging en bodemvruchtbaarheid door een beter beheerde bodem, een bloemrijke akkerrand voor het bevorderen van bestuiving door bijen, en de inzet van natuurlijke vijanden tegen (bijvoorbeeld) luis met als doel het reduceren van de inzet van chemische bestrijdingsmiddelen. Groenblauwe dooradering van het agrarisch landschap is aantrekkelijk voor recreatie, belangrijk voor adaptatie aan klimaatverandering en vormt kleinschalige verbindingszones tussen natuurgebieden. Deze maatschappelijke baten worden vaak nog niet vertaald in een financiële baat voor de agrariër die de diensten levert.

  • 4. Het ontwikkelen van een marketingstrategie om Biodiversiteit+ gecertificeerde landbouwproducten in de markt te zetten. Kruidenier is voornemens om Biodiversiteit+ producten als een onderscheidend (Milieukeur)product in de markt te zetten. Het thema ‘biodiversiteit’ is voor veel afnemers echter een nog onbekend begrip. Voorkomen moet worden dat verwarring ontstaat over enerzijds biologische producten en anderzijds Biodiversiteit+ producten. In de communicatie rondom de producten zal hierover duidelijk uitleg worden gegeven: wat is het, waarom is het belangrijk, etc. Daarbij kunnen marktpartijen meer aandacht geven aan de agrariër zelf. Het persoonlijke, het regionale en het ambachtelijke zijn aspecten die momenteel goed bij afnemers aanslaan en in de communicatie rondom Biodiversiteit+ producten kan hierop worden aangesloten.

  • 5. Het ontwikkelen van een training voor agrariërs. Een training voor agrariërs op het gebied van biodiversiteit zal worden ontwikkeld en uitgevoerd. Onderzocht moet worden wat de belangrijkste punten zijn waarop de agrariërs kennisondersteuning behoeven en hoe synergie kan worden gevonden: een positief resultaat voor de agrariër en een positief resultaat voor biodiversiteit. Op basis van de bevindingen wordt een training ontwikkeld die wordt doorlopen met de pilot agrariërs. Tijdens de training zullen agrariërs ook worden aangesproken op creatief ondernemerschap: hoe om te gaan, bijvoorbeeld, met verbreding en beleidsopgaven zoals vernatting? Door gebruik te maken van de vele voorlopers onder agrariërs (onder andere uit het project Functionele Agrobiodiversiteit en het bredere SPADE programma van LTO) wordt het een training voor agrariërs door agrariërs.

Tegenprestatie Rijksoverheid:

  • 1. Inzet van kennis over beleid en doelstellingen op het vlak van (functionele) (agro)biodiversiteit en op andere gebieden die kunnen profiteren van (functionele) (agro)biodiversiteit: waterberging, klimaatadaptatie, natuurbehoud en landschapsherstel. Kennisinput op dit gebied van de ministeries van EL&I en IenM en vanuit provincies is onontbeerlijk om het maatschappelijk belang te kunnen dienen met deze Green Deal en ervoor te zorgen dat de kernpunten van het (agro)biodiversiteitsbeleid in het Biodiversiteit+ label worden geadresseerd. Daarnaast is het belangrijk dat resultaten uit de politieke discussies over de invulling en het beheer van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en overige natuurgebieden - en de rol van agrarisch natuurbeheer in dit verband - worden meegenomen bij de ontwikkeling van het markmechanisme om te kijken of en hoe biodiversiteitsvriendelijke agrarische productie in deze gebieden kan worden opgetuigd/gestimuleerd (eventueel in samenwerking met pilot agrariërs). De overheid zou bijvoorbeeld kunnen overwegen beleid te ontwikkelen dat agrariërs met het Biodiversiteit+ label voorrang geeft (of dat het label zelfs wordt geëist) bij het bewerken en beheren van natuurgebieden. Binnen de herijkte EHS ligt het beleid op dit vlak vanaf 2012 bij de individuele provincies. Het agrarisch natuurbeheer buiten de herijkte EHS blijft het beleid van het Rijk (EL&I).

  • 2. Ter beschikking stellen van bestaande economische en agronomische expertise die de Green Deal kunnen helpen realiseren en bevorderen. Bij elk van de genoemde onderdelen van deze Green Deal kunnen economische en agronomische kennis, oplossingskracht en menskracht die bij de Rijksoverheid beschikbaar zijn, helpen de te ondernemen activiteiten beter uit te voeren. Aangezien samenwerking tussen en bundeling van krachten van partijen pijlers zijn van deze Green Deal, spreekt de Rijksoverheid de intentie uit deze Green Deal optimaal te ondersteunen, onder andere via het beschikbaar stellen van bestaande kennis en eerder opgedane ervaring uit relevante projecten en programma’s zoals FAB. De Rijksoverheid spant zich verder in om deze Green Deal onderdeel te laten zijn van het innovatiecontract AgroFood.

  • 3. Uitoefenen van invloed op de internationale (voornamelijk Europese) kaders voor (functionele) (agro)biodiversiteit, met name bij de vormgeving van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020, en bevorderen van samenwerking en bundeling van krachten bij toepassing van de regels in de Nederlandse praktijk. De Rijksoverheid zal zich sterk maken dat in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid substantieel ruimte wordt gegeven aan onder meer (functionele) (agro)biodiversiteit. Bij de toepassing van de regels in de Nederlandse praktijk zet de Rijksoverheid zich in, samen met betrokken provincies, om het op basis van deze Green Deal ontwikkelde nieuwe verdienmodel voor (agro)biodiversiteit te faciliteren. Daar waar (agro)biodiversiteit effectiever wordt gerealiseerd door samenhangende maatregelen op gebiedsniveau zal de rijksoverheid zich sterk maken voor een collectieve aanpak.

  • 4. Creëren van publiciteit voor het ontwikkelde marktmechanisme c.q. Biodiversiteit+ gecertificeerde producten. De (Rijks)overheid zal in haar eigen uit te geven bulletins aandacht schenken aan het Biodiversiteit+ label, zodra dit is ontwikkeld. De verwachting is dat de eerste gecertificeerde producten vanaf de oogst in 2013 op de markt worden gebracht. De Minister van EL&I zal het eerste gecertificeerde product in ontvangst nemen.

Slotbepalingen

Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en geldt voor de periode 2011 tot 2015. Alle in deze Green Deal genoemde afspraken worden zo snel mogelijk ter hand genomen.

Partijen komen overeen dat de Green Deal afspraken niet in rechte afdwingbaar zijn.

Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, waardoor andere partijen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging van deze Deals kan worden bevorderd.

Getekend te ’s-Gravenhage, 6 april 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

Namens Kruidenier Groep BV C. Kool-Holman


X Noot
1

De achterliggende reden is dat niet wordt gestreefd naar een ‘one issue’ label; anders wordt het label erg kwetsbaar. Het streven is om een Biodiversiteit+ label alleen te verlenen aan bedrijven die bij de voorlopers op het gebied van duurzaamheid horen.

Naar boven