Green Deal Tijdelijke Natuur

Ondergetekenden:

  • 1. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, ieder handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, tezamen hierna te noemen: Rijksoverheid;

  • 2. Alliantie Tijdelijke Natuur i.o., bestaande uit

    • Het Havenschap Delfzijl/Eemshaven, hierna verder te noemen Groningen Seaports, vertegenwoordigd door mevrouw ing. W.J.A. van den Dungen

    • Haven Amsterdam, vertegenwoordigd door zijn directeur, mevrouw drs. D. Meijer

    • Roelofs Planontwikkeling, vertegenwoordigd door G.J. Schenkel manager Roelofs planontwikkeling

    • tezamen hierna te noemen: grondeigenaren;

  • 3. Een groep van belangenorganisaties die een bijdrage willen leveren aan Tijdelijke Natuur, bestaande uit:

    • De 12Landschappen, vertegenwoordigd door haar directeur, de heer dr.ir. H.H. Bartelink

    • Cascade Vereniging zand- en grindproducenten, vertegenwoordigd door haar bestuursvoorzitter, de heer mr. M.P. Dankers

    • De Vlinderstichting, vertegenwoordigd door haar directeur, mevrouw ir. T.M. Wolterbeek

    • tezamen hierna te noemen: belangenorganisaties;

Hierna de partijen genoemd onder 1, 2 en 3 tezamen ook genoemd: partijen;

Algemene overwegingen:

  • 1. Het kabinet beoogt een 'Green Deal' met de samenleving, die bijdraagt aan verduurzaming van de maatschappij op korte en langere termijn en die lonend is voor overheid en maatschappij. Doel van de Green Deal is laten zien dat ‘groen’ en ‘groei’ hand in hand gaan.

  • 2. Partijen zien publiekprivate samenwerking als een uitstekende manier om verduurzaming van onze economie te versnellen en hier ook economisch van te profiteren. Deze gezamenlijke aanpak is in Nederland op andere terreinen zeer succesvol en de Green Deal zal hierop voortbouwen. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn onmisbaar om deze verduurzaming mogelijk te maken.

  • 3. Bij de Green Deal gaat het om concrete duurzame initiatieven, waarbij barrières verdwijnen, innovaties ontwikkeld, gefinancierd en toegepast worden en kansen op verduurzaming benut worden. In de praktijk loopt de maatschappij tegen belemmeringen aan die initiatieven die leiden tot een verdere verduurzaming, in de weg staan.

  • 4. In de Green Deal willen partijen concrete afspraken maken die deze belemmeringen wegnemen, zodat de initiatieven die anders moeilijk van de grond komen ruim baan krijgen. Deze initiatieven kunnen vervolgens ook als voorbeeldfunctie dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten.

  • 5. De voor de Green Deals geïnventariseerde of beoogde projecten van initiatiefnemers zijn door het wegnemen van de beschreven belemmeringen potentieel succesvol, kunnen op korte termijn resultaten opleveren en kunnen uitmonden in nieuwe economische activiteiten of kostenbesparingen op korte of langere termijn voor het bedrijfsleven. De resultaten van een Green Deal kunnen daarna toepasselijk zijn op andere, vergelijkbare projecten, waardoor de reikwijdte van de Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de rijksoverheid tegenover staat.

  • 6. Het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijk Hulpbronnen vraagt specifiek aandacht voor groene groei in relatie tot behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit.

  • 7. De Green Deals Biodiversiteit zijn concrete initiatieven die zowel een sterke relatie hebben met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen als betrekking hebben op één van de thema’s uit de duurzaamheidsagenda, te weten: grondstof-en productketens, water- en landgebruik, voedsel, mobiliteit, klimaat en energie.

  • 8. De Green Deal Tijdelijke Natuur heeft een relatie met het advies van de Taskforce Biodiversiteit en natuurlijke Hulpstoffen op het aspect van optimaal landgebruik.

De Green Deal Tijdelijke Natuur tussen partijen bestaat uit de volgende afspraken:

Green Deal initiatief

In heel Nederland is ruim 35.000 hectare grond door overheden of projectont-wikkelaars aangekocht ten behoeve van woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen of ontgrondingen. Vaak gaat het om voormalige landbouwgronden of opgespoten terreinen waarvan de natuurwaarden bij aankoop of aanleg gering zijn. De toekomstige bestemming is vastgelegd in streek- en bestemmingsplannen of structuurvisies en gebiedsplannen, maar het kan nog jaren (soms tien jaar of langer) duren voordat de definitieve bestemming wordt gerealiseerd. Gedurende de periode dat de grond braak ligt kunnen zich daar (strikt) beschermde natuurwaarden vestigen. Hebben zich eenmaal beschermde soorten op het terrein gevestigd, dan kan hun aanwezigheid, met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet in de hand, gebruikt worden om verdere ontwikkelingen op het terrein tegen te houden, te vertragen of om natuurcompensatie te eisen. Vanwege de procedurele risico’s kiezen ontwikkelaars en beheerders regelmatig voor het nemen van maatregelen die de vestiging van natuurwaarden tegen gaan door bijvoorbeeld regelmatig te ploegen, te maaien of te verpachten als landbouwgrond. Dit pakt op verschillende manieren negatief uit:

  • de natuur – en zeker de pioniersoorten die het in Nederland moeilijk hebben en afhankelijk zijn van dynamiek van braakliggende terreinen – loopt een ontwikkelingsareaal mis.

  • de grondeigenaar doet iets wat hij liever niet doet: geld en energie besteden aan het weren van natuur en daarmee tegen zijn gevoel in handelen om zijn toekomstige activiteiten en inrichting veilig te stellen.

  • de geloofwaardigheid van de natuurwetgeving komt onder druk te staan als tijdelijke natuurontwikkeling wordt tegengegaan en (preventief) natuuronvriendelijk handelen daarvan het gevolg is.

  • de relatie tussen natuurbeschermingsorganisaties en bedrijven komt onder druk te staan als zeldzame en/of strikt beschermde soorten opduiken op een toekomstig bouwterrein en deze verwijderd/verplaatst/hersteld/gecompenseerd moeten worden voorafgaand aan het moment dat de activiteiten starten en de definitieve inrichting zijn beslag krijgt.

Doelstellingen van de Green Deal Tijdelijke Natuur

Om bovengenoemde negatieve bijwerkingen van de natuurbeschermingswetgeving tegen te gaan is op initiatief van InnovatieNetwerk het concept Tijdelijke Natuur uitgewerkt. In 2007 resulteerde dit in een conceptbeleidslijn Tijdelijke Natuur. Op grond daarvan kunnen grondeigenaren een ontheffing Tijdelijke Natuur bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) aanvragen. Deze geeft de terreineigenaar toestemming voor het laten ontstaan en verwijderen van tijdelijke natuur met daarin beschermde soorten op hun terreinen. Deze toestemming geldt niet voor beschermde soorten die al bij aanvang aanwezig waren. Dit concept levert winst op voor de natuur, zelfs permanente winst, is juridisch robuust gebleken (door de rechter getoetst) en wordt in een aantal gebieden en concrete ontheffingsaanvragen daadwerkelijk in praktijk omgezet. In die praktijken komen nieuwe belemmeringen naar boven en deze vragen dringend om een oplossing. Daaronder:

  • 1. de ontheffing Tijdelijke Natuur geeft duidelijkheid en handelingsvrijheid ten opzichte van de Flora en Faunawet maar niet ten opzichte van de Natuurbeschermingswet. Zolang dat laatste het geval is aarzelen (grote) grondeigenaren om in de nabijheid van Natura 2000 gebieden Tijdelijke Natuur te ontwikkelen. Het oplossen van de juridische onzekerheid die hieruit ontstaat, kan leiden tot een forse toename van Tijdelijke Natuur;

  • 2. onder andere in havengebieden wordt een groot terrein vaak uitgegeven aan verschillende ondernemers. Zolang het niet mogelijk is een ‘groepsontheffing’ aan te vragen, zal dit een rem zijn op brede toepassing van het concept Tijdelijke Natuur;

  • 3. de procedure voor het aanvragen van een ontheffing Tijdelijke Natuur is complex. Vereenvoudiging daarvan zal het aantal aanvragen zeker ten goede komen;

  • 4. het concept Tijdelijke Natuur is ontwikkeld in samenwerking met de Minister van EL&I maar de verantwoordelijkheid van het natuurbeleid verschuift naar de provincies. Het is belangrijk dat de provincies het concept en de beleidsintenties gaan ondersteunen en er op een zelfde manier mee omgaan;

  • 5. het concept Tijdelijke Natuur is toepasbaar op terreinen waarvoor vastligt dat ze een nieuwe bestemming krijgen. Als het concept ook toepasbaar zou zijn voor terreinen waarbij de (nieuwe) bestemming nog niet formeel is vastgelegd, zou het areaal waarop tijdelijke natuurwinst kan worden geboekt flink worden uitgebreid;

  • 6. Volgens de conceptbeleidslijn Tijdelijke Natuur is Tijdelijke Natuur alleen toepasbaar op terreinen die een niet-natuurbestemming krijgen. Er zijn echter situaties, onder andere bij delfstoffenwinning, waarin de eindsituatie wel degelijk die van ‘permanente natuur’ zal zijn maar waarin voorafgaand daaraan nog een niet-natuurfunctie (bijv. grind- of zandwinning) aan de orde is. Als het concept Tijdelijke Natuur ook in dit soort situaties toepasbaar wordt, kan het areaal waarop tijdelijke natuurwinst kan worden geboekt, worden uitgebreid. Deze uitbreiding van de toepasbaarheid van Tijdelijke Natuur is al wel in werkafspraken tussen het ministerie van EL&I en het bedrijfsleven vastgelegd maar dient nog te worden geformaliseerd in de definitieve beleidslijn Tijdelijke Natuur;

  • 7. actieve inrichting en beheer zijn, anders dan in permanente natuurgebieden, geen verplichtingen in het kader van een ontheffing Tijdelijke Natuur. Dat neemt niet weg dat de spontane ontwikkeling van natuurwaarden soms kan worden versneld door inrichtings- en/of beheersmaatregelen. In het kader van de beoogde (minimaal) vijf voorbeeldprojecten in deze Green Deal zal worden verkend welke mogelijkheden er zijn voor grondeigenaren om op vrijwillige basis spontane ontwikkeling van natuurwaarden te versnellen door inrichtings- en/of beheersmaatregelen. Dit zoveel mogelijk aansluitend bij de natuurlijke potentie van het gebied en zijn omgeving (quick wins die met weinig moeite veel opleveren);

  • 8. binnen de kaders van de Flora- en faunawet (Ffwet) kan met drie verschillende instrumenten worden gewerkt, door één en dezelfde grondeigenaar: (1) Goedgekeurde gedragscode, (2) Generieke Ontheffing voor strikt beschermde soorten (3) Tijdelijke Natuur ontheffingen voor nieuwe gebieden. Het blijkt in de praktijk dat het steeds lastiger wordt om de regels die voortvloeien uit de verschillende instrumenten uit elkaar te houden. Een vereenvoudiging van de Ffw-instrumenten, in dit geval door te werken met één Tijdelijke Natuur-ontheffing per terrein, zou de animo voor ontwikkeling van het concept Tijdelijke Natuur ten goede komen.

In het najaar van 2011 heeft een coalitie van grondeigenaren de intentie uitgesproken zich te willen verenigen in een Alliantie Tijdelijke Natuur, met als gezamenlijke ambitie deze acht belemmeringen – en andere die zich mogelijk nog voor gaan doen – in samenwerking met de overheid weg te nemen en de weg te plaveien voor een grootschalige toepassing van Tijdelijke Natuur. Met als doel om nieuwe kansen te creëren voor natuur in combinatie met economische groei.

Partijen spreken het volgende met elkaar af:

Afspraken Alliantie Tijdelijke Natuur

  • 1. De coalitie van grondeigenaren geeft definitief vorm aan de Alliantie Tijdelijke Natuur (ATN) en borgt zo de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring.

  • 2. De ATN selecteert, in overleg met de Rijksoverheid en de belangenorganisaties, minimaal vijf voorbeeldprojecten waarin grondeigenaren ruimte geven aan Tijdelijke Natuur en in wisselwerking met de praktijk een oplossing zoeken voor de acht belemmeringen die hierboven worden genoemd. De grondeigenaren dragen de kosten die gemoeid zijn met het aanvragen van de Tijdelijke Natuur-ontheffing en de kosten van het terreinbeheer.

  • 3. De ATN gebruikt voor de selectie van de voorbeeldprojecten de volgende criteria:

    • (1) het gaat om concrete cases die

    • (2) leiden tot nieuwe Tijdelijke Natuur

    • (3) als geheel het vehikel vormen waarmee de acht genoemde belemmeringen in wisselwerking met de praktijk worden opgelost

    • (4) de voorbeeldprojecten zijn een sprekend voorbeeld voor andere grondeigenaren zodat ook die zullen kunnen bijdragen aan groei van het areaal tijdelijke natuur

    • (5) het initiatief ligt bij de ondernemer/grondeigenaar

  • 4. De ATN werkt mee aan ‘peer reviewing’ van de vijf voorbeeldprojecten door externe deskundigen, die tevens input leveren voor de evaluatie van deze Green Deal (zie tegenprestatie Rijksoverheid).

  • 5. De coalitie van grondeigenaren van de Alliantie Tijdelijke Natuur i.o. mobiliseren hun netwerken tot communicatie over het concept Tijdelijke Natuur, waar mogelijk over de voorbeeldprojecten, en dragen bij aan kennisuitwisseling over de opgedane ervaringen binnen de voorbeeldprojecten.

Prestatie van de belangenorganisaties:

  • 1. De belangenorganisaties dragen bij aan de selectie van de (minstens) vijf voorbeeldprojecten.

  • 2. De belangenorganisaties mobiliseren hun netwerken ten behoeve van communicatie over het concept Tijdelijke Natuur, waar mogelijk over de voorbeeldprojecten, en dragen bij aan kennisuitwisseling over de opgedane ervaringen binnen de voorbeeldprojecten.

  • 3. De belangenorganisaties adviseren de grondeigenaren over manieren waarop zij op vrijwillige basis de biodiversiteitswaarde van de tijdelijke natuurgebieden, kunnen verbeteren.

  • 4. De belangenorganisaties zullen breed communiceren over positieve resultaten van Tijdelijke Natuur (wanneer die bijvoorbeeld blijken uit monitoring). Daarnaast zullen zij bij het opruimen van Tijdelijke Natuur communiceren over de winst die is behaald en de voordelen van Tijdelijke Natuur. Vanuit de belangenorganisaties zullen de positieve resultaten van Tijdelijke Natuur in een gebied niet worden aangevoerd om de realisatie van definitieve bestemmingen in dat zelfde gebied tegen te houden.

Tegenprestatie Rijksoverheid

  • 1. De Rijksoverheid zal de (minstens) vijf voorbeeldprojecten ondersteunen met ambtelijke en/of financiële capaciteit voor een periode van drie jaar, zodanig dat de acht genoemde belemmeringen in die periode worden weggenomen dan wel duidelijk wordt dat sommige mogelijk niet oplosbaar zijn en wat de redenen hiervoor zijn.

  • 2. De Rijksoverheid neemt een inspanningsverplichting op zich om overige bestuursorganen en bevoegde gezagen binnen provincies, gemeenten en waterschappen, aan de voorbeeldprojecten te verbinden. De Rijksoverheid zal in onderlinge samenwerking eventuele belemmeringen voortvloeiend uit wet- en regelgeving in kaart brengen en zich inspannen om deze weg te nemen en daarbij oplossingsgericht helpen zoeken naar kansen om het concept Tijdelijke Natuur te versterken, vanuit privaat en publiek perspectief.

  • 3. De Rijksoverheid coördineert de ecologische monitoring van de voorbeeldprojecten en zorgt voor communicatie en publicaties hierover. Daarin inbegrepen een evaluatie van de effectiviteit van het concept Tijdelijke Natuur.

  • 4. De Rijksoverheid laat uiterlijk één jaar ná afronding van deze Green Deal de resultaten van en ervaringen met de (minstens) vijf voorbeeldprojecten evalueren door ‘peer reviewers’. De evaluatie bevat een analyse gericht op het leren van de opgedane ervaringen voor bredere toepassing, zowel vanuit het oogpunt van de grondeigenaren in het algemeen als vanuit het perspectief van het publiek belang.

  • 5. De Rijksoverheid spant zich in om de conceptbeleidslijn Tijdelijke Natuur zo spoedig mogelijk om te zetten in een definitieve beleidslijn waarbij de mogelijkheid wordt open gelaten om waar nodig naderhand de oplossingen te integreren voor de acht belemmeringen die met deze Green Deal zullen worden aangepakt.

  • 6. De Rijksoverheid spant zich in om het concept Tijdelijke Natuur op te nemen in de (memorie van toelichting bij de) nieuwe wet Natuur.

Werkprogramma

In het eerste kwartaal van 2012 wordt een werkprogramma opgesteld om uitvoering te geven aan de Green Deal Tijdelijke Natuur voor de periode tot 31 december 2014. Partijen hebben InnovatieNetwerk verzocht de samenstelling van dit werkprogramma te coördineren. In het werkprogramma wordt aangegeven op welke wijze de acht genoemde belemmeringen op zo kort mogelijk termijn opgelost gaan worden, de vijf voorbeeldprojecten worden geselecteerd en vastgesteld en op welke wijze eventuele nieuwe problemen worden opgepakt in de periode tot 31 december 2014. Elk kwartaal informeren partijen elkaar over de voortgang van de uitvoering van het werkprogramma.

Slotbepalingen

De Green Deal Tijdelijke Natuur treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en geldt voor de periode 2011 tot 2015. Alle in deze Green Deal genoemde afspraken worden zo snel mogelijk ter hand genomen.

Partijen komen overeen dat de Green Deal afspraken niet in rechte afdwingbaar zijn.

De Green Deal Tijdelijke Natuur zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, waardoor andere partijen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging van deze Deals kan worden bevorderd.

Getekend te ’s-Gravenhage, 6 april 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

Namens Coalitie van Grondeigenaren/Alliantie Tijdelijke Natuur i.o.: Groningen Seaports, W.J.A. van den Dungen, Manager Overheid en Milieu.

Haven Amsterdam, D. Meijer, Directeur.

Roelofs Planontwikkeling G.J. Schenkel, manager Roelofs planontwikkeling.

Namens de groep belangenorganisaties:De 12Landschappen, H.H. Bartelink, Directeur.

De Vlinderstichting, T.M. Wolterbeek, directeur.

Cascade, M.P. Dankers, bestuursvoorzitter.

Naar boven