Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 3 augustus 2012, nr. 285939, houdende een tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van bloembollen tegen stengelaaltjes (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de bloembollenteelt 2012)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gezien het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 9 mei 2012;

Gelet op artikel 53 van Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

b. verordening:

Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309).

Artikel 2

Een tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet en artikel 53, eerste lid, van de verordening wordt verleend voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Monam Cleanstart in de teelt van bloembollen ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) voor het gebruik binnen een periode van vijf jaar na een voorafgaand gebruik.

Artikel 3

De vrijstelling bedoeld in artikel 2 is slechts van toepassing indien de voorschriften en beperkingen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2012.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de bloembollenteelt 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 augustus 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, de Directeur-Generaal Agro.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

  • Toegestaan is uitsluitend het gebruik als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes ten behoeve van de onbedekte teelt van bloembollen.

  • Het middel mag in de periode augustus tot en met oktober gebruikt worden als grondontsmettingsmiddel indien er sprake is van een besmetverklaring met het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen, om een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare (bloem)bolgewassen, opgelegd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, op te heffen.

  • Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal in een periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast. In geval van een aantasting met het quarantaine organisme stengelaaltje kan één extra behandeling worden uitgevoerd om de besmetverklaring op te heffen.

  • De doseringen zoals aangegeven in de Gebruiksaanwijzing, onder B., mogen niet worden overschreden.

  • Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur. Deze injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, b.v. roestvrijstalen antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten van de scharen. De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond geplaatst te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.

  • Het middel dient op tenminste 10 cm diepte ingebracht te worden.

  • De afgifte dient tenminste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht, gestopt te worden.

  • Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.

  • Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden, doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen dragen.

  • Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.

  • Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met veel water wassen.

  • Handschoenen buiten de cabine opbergen.

  • Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.

  • Om het grondwater te beschermen mag dit product niet gebruikt worden in grondwaterbeschermingsgebieden. In niet-grondwatergebieden mag u, om het grondwater te beschermen, dit product niet later dan 31 oktober gebruiken.

  • Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden, vermijd onnodige blootstelling

  • Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.

B. GEBRUIKSAANWIJZING

Algemeen

Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus.

  • De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.

  • Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen ongeveer 7 en 16 °C. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is.

  • Voor toepassing in de vollegrond geldt een ‘gesloten-periode’, waarin geen grondontsmetting mag worden uitgevoerd.

  • Het middel onverdund toepassen.

  • Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.

  • Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van 3 tot 6 weken.

  • Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.

Toepassingen

In de bloembollenteelt, ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci)

Dosering: 7,5 liter per are. Het middel moet daartoe bestemde injectie-apparatuur worden toegepast en ingespit. De werking worden verbeterd door na de ontsmetting een waterzegel aan te brengen.

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: de wet) en artikel 53 van Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: de verordening) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden vrijstelling te verlenen van het verbod een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken. Vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een gevaar dat op geen enkele andere redelijke manier te beheersen is. Vrijstelling wordt op grond van artikel 38, tweede lid, van de wet, in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.

Bijzondere omstandigheid

In de teelt van bloembollen bestaat de mogelijkheid om één keer per vijf jaar metam-natrium in te zetten om gronden chemisch te ontsmetten. In 2008 en 2009 beschikten de telers over de mogelijkheid om naast de ontsmetting die één keer in de vijf jaar mag worden ingezet, een extra natte grondontsmetting uit te voeren door de toelating van Monam Cleanstart (werkzame stof metam-natrium) als Dringend Vereist Gewasbeschermingsmiddel (hierna: DVG) voor een extra toepassing na besmetting met stengelaal. Door het besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2009 (2009/562/EG) om de stof metam-natrium niet te plaatsen op Annex I van Richtlijn 91/414 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (thans vervangen door de verordening) kan geen gebruik meer worden gemaakt van een DVG.

Vermeld dient te worden dat per 1 juli 2012 de werkzame stof metam-natrium weer goedgekeurd is en geplaatst is op de Annex I (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 359/2012 van de Commissie van 25 april 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof metam overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie). Dit geeft in de toekomst mogelijkheden voor nieuwe toelatingen van deze stof.

In 2010 en 2011 is er een artikel 38 vrijstelling geweest voor deze extra toepassing van metam-natrium in bloembollen (Staatscourant 25-08-2010, nr. 13212 resp. Staatscourant 23-09-2011, nr. 16940). Het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) is een organisme dat de kwaliteit van bolgewassen aantast en wordt in de Fytorichtlijn aangewezen als schadelijk organisme (bijlage I, deel A, rubriek II, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschap van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG2000, L 169)), ook wel ‘quarantaine organisme’ genoemd. De lidstaten van de Europese Unie dienen dit organisme te bestrijden, dan wel verdere verspreiding te voorkomen. Er is daarmee sprake van een communautaire maatregel, gericht op de bestrijding van een gevaar, als bedoeld in artikel 38, tweede lid, Wgb.

Alternatieven

Er wordt in de bloembollenteelt gezocht naar een alternatieve bestrijdingswijze, maar volgens de aanvrager blijft het gebruik van dit middel in dit stadium nog noodzakelijk. Zo wordt er volgens aanvrager onderzoek gedaan naar het toepassen van inundatie als alternatief, maar deze methode kan niet op alle gronden worden toegepast. Verder wordt er door het onderzoek aandacht besteed aan een betere identificatie en detectie van deze aaltjes.

Gevaar voor de teelt

De ongewenste verspreiding van het quarantaine(waardige) organisme vormt een bedreiging voor teelten. Bij narcis kan een besmetting met het stengelaaltje door middel van een warmwaterbehandeling uitgeroeid worden, maar dit tast de kwaliteit van het gewas zwaar aan. Deze behandeling is bij tulp niet mogelijk en dit gewas moet bij aantasting met stengelaal vernietigd worden. Op met stengelaal besmette grond wordt door de nVWA gedurende 10 jaar een teeltverbod opgelegd voor waardplanten. Deze teeltperiode kan verkort worden door een natte chemische grondontsmetting uit te voeren. Wanneer op het besmette perceel echter korter dan 5 jaar geleden een chemische grondontsmetting heeft plaats gevonden, kan er geen middel op basis van metam-natrium worden ingezet en zijn er geen mogelijkheden om het teeltverbod op dat moment op te heffen. Het direct onschadelijk maken van een besmetting heeft de voorkeur om verspreiding van het stengelaaltje vanuit het besmette perceel te voorkomen.

De bollen worden geteeld door gespecialiseerde bedrijven en met name in het westen van het land gebeurt dit op percelen met alleen of vooral bollen in het teeltprogramma, die in onderlinge vruchtwisseling worden geteeld. Als deze percelen door een besmetting met het stengelaal niet ingezet kunnen worden voor de bollenteelt, heeft dat grote economische consequenties voor deze bedrijven, omdat deze dure gronden alleen met bollenteelt rendabel te maken zijn.

Conclusie

Het stengelaaltje vormt een bedreiging van de teelt van bloembollen die met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen in een beperkt aantal gevallen niet afdoende bestreden kunnen worden. Het teeltverbod dat opgelegd is bij besmetting met stengelaal, kan dan niet opgeheven worden. Hoewel de sector zich inspant te zoeken naar alternatieven voor het gebruik van metam-natrium (Monam Cleanstart), is een redelijk alternatief tot op heden niet gevonden.

In zijn advies van 22 juni 2012 heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Ctgb) een negatief advies uitgebracht voor de beoogde toepassing van het middel Monam Cleanstart omdat de normen voor uitspoeling, vogels, zoogdieren, niet doelwit arthropoden en wormen aanzienlijk worden overschreden.

Het is duidelijk dat aan het gebruik van dit middel ernstige milieurisico’s zijn verbonden, maar gelet op het grote belang van dit middel voor de betrokken bedrijven heb ik besloten het verzoek in te willigen. Het aantal hectare waarop een grondontsmetting met Monam Cleanstart zal worden uitgevoerd op basis van deze vrijstelling is bovendien beperkt te noemen ten opzichte van het areaal waarop het middel regulier mag worden toegepast (5000 hectare). In 2011 bedroeg het totale areaal waarop bloembollen geteeld worden in Nederland 24.126 hectare. In 2011 is hiervan 54,4 hectare (0,2 procent) besmet verklaard met stengelaal. Op 19 hectare is een grondontsmetting uitgevoerd. Van deze 19 hectare kon 14,5 hectare ontsmet worden onder de bestaande toelating van metam-natrium (5 jaar of langer na de laatste ontsmetting) en 4,5 hectare onder de vrijstelling. Negen bedrijven hebben hier gebruik van gemaakt. Dit jaar is tot nu toe 57 hectare besmet verklaard met stengelaal. De verwachting op basis van de gegevens van 2011 is dat op maximaal 6 hectare een grondontsmetting uitgevoerd zal worden op basis van de onderhavige vrijstelling.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, de Directeur-Generaal Agro.

Naar boven