Splitsing Van Denderen

Wet op het Voortgezet onderwijs

Besluiten op basis van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs op aanvragen voor bekostiging van een nieuwe school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus 2013

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft kennis van de afwijzing van de volgende aanvragen die zijn ingediend voor 1 november 2011 in het kader van de procedure voor bekostiging van een nieuwe school of scholengemeenschap

Stichting Mezquita College te Amsterdam

Aanvraag voor GF/AB/VS havo en vwo te Hengelo

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een school voor GF/AB/VS havo en vwo te Hengelo. Als beoogde vestigingslocatie geeft u de Elsbeekweg 2 te Hengelo aan.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde schoolsoorten op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies. Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen

Stichting Pierre Bayle Academie te Amsterdam

Aanvraag voor PC/RK/AB vwo te Geldermalsen

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een school voor PC/RK/AB vwo te Geldermalsen. De school voor vwo maakt onderdeel uit van de eerder goedgekeurde PC scholengemeenschap voor mavo en havo te Geldermalsen (beschikking OND/ODS-08/141500 U van 18 juni 2009). Als beoogde vestigingslocatie geeft u Gerdina’s Hof te Geldermalsen aan.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde schoolsoort op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies. Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen.

Stichting Tjalling Koopmans College te Tytsjerksteradiel

Aanvraag voor RK en AB vwo te Harderwijk

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een school voor RK/AB VWO te Harderwijk. Het gevraagde VWO maakt onderdeel uit van de eerder goedgekeurde RK scholengemeenschap voor mavo en havo (beschikking OND/ODS-08/141491 U van 18 juni 2009). Als beoogde vestigingslocatie geeft u de wijk Overveld te Harderwijk aan.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde school op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies. Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen.

Stichting Tjalling Koopmans College te Tytsjerksteradiel

Aanvraag voor RK en AB havo te Hardegaryp

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een school voor RK/AB havo te Hardegaryp. De school voor havo maakt onderdeel uit van de eerder goedgekeurde RK scholengemeenschap voor mavo en vwo te Hardegaryp (beschikking BVO-08/99 U van 26 februari 2009). Als beoogde vestigingslocatie geeft u de Stationsweg te Hardegaryp aan.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde schoolsoort op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies. Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen.

Stichting Pierre Bayle Academie te Amsterdam

Aanvraag voor PC/RK/AB mavo, havo en vwo te Hoorn

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een scholengemeenschap voor PC/RK/AB mavo, havo en vwo te Hoorn. Als beoogde vestigingslocatie heeft u De Compagnie 40 te Hoorn aangegeven.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde schoolsoorten op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies.

Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen.

Stichting Pierre Bayle Academie te Amsterdam

Aanvraag voor PC en RK mavo, havo en vwo te Deventer

U verzoekt mij op grond van artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) om met ingang van 1 augustus 2013 voor bekostiging in aanmerking te brengen een school voor PC/RK mavo, havo en vwo te Deventer. U geeft geen vestigingsplaats aan maar u neemt -uitgaande van de centrale postcode 7418- uitsluitend de postcodes binnen de gemeente Deventer als voedingsgebied. Postcodes van andere gemeenten heeft u buiten beschouwing gelaten.

Ik heb uw verzoek getoetst aan het bepaalde in artikel 65 van de WVO en de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs van 11 juli 2008 (VO/BenB-2008/26204).

Besluit

Met toepassing van artikel 65, 1e lid van de WVO wijs ik uw aanvraag af.

MOTIVERING:

U baseert de berekening van het potentieel voor de gevraagde schoolsoorten op meerdere richtingen waarbij u de potentiëlen voor de afzonderlijke richtingen bij elkaar optelt. Dit is niet toegestaan. In artikel 65, eerste lid, van de WVO is bepaald dat de minister voor bekostiging in aanmerking brengt een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de betreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen.

In het verleden is in het voortgezet onderwijs nooit een stichtingsaanvraag ingediend waarbij is uitgegaan van potentiëlen van meerdere richtingen. Zoals gebruikelijk is bij richtingsvraagstukken heb ik over uw aanvraag advies gevraagd aan de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft aangeven, dat er wat hem betreft geen belemmeringen zijn, om bij een aanvraag voor het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school(soort), de potentiëlen van meerdere richtingen bij elkaar op te tellen. De Onderwijsraad baseert zijn advies op jurisprudentie in het primair onderwijs waaruit blijkt dat in deze sector de belangstellingspercentages van twee (min of meer in elkaars verlengde liggende) richtingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Onderwijsraad maar ben van oordeel dat de omstandigheden in het primair onderwijs dermate anders zijn dat - anders dan de Onderwijsraad meent - deze jurisprudentie niet kan worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs.

De Onderwijsraad is in zijn advies ook niet ingegaan op de bedoeling van de wetgever bij de vigerende wet- en regelgeving rondom de voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs, en ook niet op doelmatigheid en toepasbaarheid van zijn advies. Bij de laatste volledige herziening van de systematiek van voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 296; Kamerstukken 31 310) is nadrukkelijk gekozen voor een systeem dat zorgt voor een evenwichtige spreiding van scholen voor voortgezet onderwijs en scholengemeenschappen. Binnen dit systeem staat het richtingbegrip centraal en past het niet dat er naar willekeur richtingen bij elkaar worden gevoegd, opdat het potentieel bij elkaar kan worden opgeteld om aan de stichtingsnorm voor de verlangde schoolsoort te voldoen. Bij zowel de totstandkoming van de nieuwe bepalingen in de WVO als van de daaronder hangende Regeling voorzieningenplanning VO (Stcrt. 2008, 140) is uitgegaan van het stichten van een school met één richting. Er wordt in het geheel niet gesproken over de mogelijkheid tot het stichten van een school met meerdere richtingen in het voortgezet onderwijs, ondanks het feit dat dit in het primair onderwijs al wel enige malen was gebeurd. Het is dus niet de bedoeling van de wetgever deze mogelijkheid ook voor het voortgezet onderwijs open te stellen.

Dat voor het voortgezet onderwijs een andere voorzieningenplanning is vastgesteld dan voor het primair onderwijs, houdt ook verband met het feit dat in deze sector meerdere schoolsoorten zijn. Het per schoolsoort toestaan van het optellen van potentiëlen zal naar verwachting leiden tot een groei van het aantal stichtingsaanvragen en daarmee aanzienlijke gevolgen hebben voor de maatschappij, o.m. voor omliggende scholen (die mogelijk leerlingenverlies zullen leiden) en voor de gemeenten (die voor de huisvesting van de nieuw gestichte scholen zullen moeten zorgen). De vraag is bovendien hoe levensvatbaar nieuwe en bestaande scholen zullen zijn, mede gezien de verwachting dat de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs de komende jaren eerder een dalende dan een stijgende tendens zullen vertonen. Honoreren van dergelijke aanvragen zou niet passen in doelmatige besteding van de financiële middelen van zowel de rijksoverheid als de gemeenten.

Alles tegen elkaar afwegende heb ik besloten het advies van de Onderwijsraad om aanvragen voor de bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs met meerdere richtingen te honoreren indien aan de stichtingsvereisten wordt voldaan, niet op te volgen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, namens deze: De directeur Producten en Diensten van de Dienst Uitvoering Onderwijs. S.J. van Spijker.

Naar boven