Verordening op de Raad voor Geschillen 2012

Het bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten maakt, gelet op artikel 26, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, onderstaande verordening bekend, welke door de ledenvergadering van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten op 28 juni 2012 is vastgesteld.

De ledenvergadering van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten,

Gelet op de artikelen 24, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

Stelt de volgende verordening vast:

Artikel 1

Er is een gezamenlijke Raad voor Geschillen van NIVRA en NOvAA, hierna te noemen: de Raad.

Artikel 2

  • 1. De Raad bestaat uit de volgende leden:

    • a. Een voorzitter en een of meer plaatsvervangend voorzitters;

    • b. Vier registeraccountants;

    • c. Vier Accountants-Administratieconsulenten.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

  • 3. De Raad wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij hebben het doctoraal examen Nederlands recht met goed gevolg afgelegd aan een Nederlandse universiteit.

  • 4. De leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris worden benoemd door de besturen van NIVRA en NOvAA.

  • 5. De zittingsduur van de leden bedraagt maximaal vier jaar. Herbenoeming is eenmalig mogelijk.

Artikel 3

  • 1. Een lid van de Raad is onpartijdig en onafhankelijk.

  • 2. Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met:

    • a. het lidmaatschap van het bestuur van de NOVAA;

    • b. het lidmaatschap van het het bestuur van het NIVRA;

    • c. het lidmaatschap van de Accountantskamer;

    • d. het lidmaatschap van het College van Beroep voor het bedrijfsleven; en

    • e. een dienstverband met de NOvAA of het NIVRA.

Artikel 4

  • 1. Het lidmaatschap van de Raad eindigt:

    • a. op verzoek van het lid;

    • b. bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd;

    • c. bij het verstrijken van de zittingsduur;

    • d. bij doorhaling in het accountantsregister als bedoeld in artikel 63 van de Wet op de Registeraccountants of artikel 48 van de Wet op de Accountants- Administratieconsulenten; en

    • e. bij overlijden.

  • 2. Het lid van de Raad, dat ingevolge sub b of c van het eerste lid aftreedt, kan op verzoek van de voorzitter zijn functie behouden met betrekking tot die zaken aan welke behandeling hij heeft deelgenomen, doch die op het tijdstip van zijn aftreden nog niet zijn afgedaan.

Artikel 5

  • 1. Een ieder kan een burgerrechtelijk geschil ter zake van de beroepsuitoefening van een lid van de NOvAA aan de Raad voorleggen.

  • 2. De eis wordt ingesteld door middel van een schriftelijk gemotiveerd verzoekschrift. De secretaris bevestigt de ontvangst aan de partijen bij het geschil en stelt de verweerder in de gelegenheid schriftelijk en gemotiveerd op het verzoekschrift te antwoorden.

  • 3. Een tegenvordering wordt uiterlijk ingesteld bij het verweerschrift. De eiser wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de tegenvordering te antwoorden.

  • 4. De uitspraken van de Raad hebben kracht van bindend advies.

  • 5. Leden van de NOvAA zijn gehouden zich aan de uitspraak van de Raad te onderwerpen.

  • 6. Indien verweerder lid is van de NOvAA kan hij het geschil, met voorbijgaan van de Raad, aanhangig maken bij de volgens de wet bevoegde rechter. Verweerder maakt het geschil uiterlijk twee weken na ontvangst van de ontvangstbevestiging, bedoeld in het tweede lid, aanhangig en stelt de Raad daarvan, gelijktijdig, bij aangetekende brief in kennis.

  • 7. In bijzondere omstandigheden kan van de in het vorige lid genoemde termijn worden afgeweken.

Artikel 6

  • 1. Het is aan de leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Raad verboden:

    • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen direct of indirect bekend te maken;

    • b. op enigerlei wijze de gevoelens te openbaren die in de Raad over aanhangige geschillen zijn geuit;

    • c. om met betrekking tot een voor hen aanhangig geschil of een geschil dat naar hun weten of vermoeden voor hen aanhangig gemaakt zal worden, buiten de behandeling van het geschil door de Raad, deel te nemen aan enig onderhoud, gesprek of samenkomst met belanghebbenden of van hen enige inlichting of schriftelijk stuk betreffende het geschil aan te nemen.

  • 2. Indien een lid, de secretaris of de plaatsvervangend secretaris het verbod overtreedt, kan hij op verzoek van één of meer leden of van één of beide partijen worden uitgesloten van deelneming aan de behandeling van het geschil.

  • 3. Over een verzoek tot uitsluiting als bedoeld in het vorige lid, beslist de voorzitter. Betreft het verzoek tot uitsluiting de voorzitter, dan beslist de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 7

  • 1. De Raad kan nadere inlichtingen, gegevens of bescheiden van partijen verlangen en gunt daartoe een redelijke termijn.

  • 2. Indien het verzoekschrift of het verweerschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het geschil noodzakelijk is, draagt de indiener zorg voor een vertaling.

Artikel 8

  • 1. De eiser is een depot verschuldigd ten behoeve van de vergoeding van de kosten van de procedure. Indien partijen gezamenlijk het geschil aan de Raad hebben voorgelegd zijn beide partijen een depot verschuldigd.

  • 2. De hoogte van het depot wordt per geschil door de voorzitter vastgesteld.

  • 3. De voorzitter van de Raad kan aanvulling van het depot van partijen verlangen. Over het gestorte depot wordt geen rente vergoed.

Artikel 9

  • 1. De Raad neemt een geschil slechts in behandeling:

    • a. indien de derde heeft laten weten zich aan de uitspraak van de Raad te zullen onderwerpen;

    • b. indien het geschil niet reeds aan een bevoegde rechter is voorgelegd;

    • c. indien eiser het depot gestort heeft;

    • d. indien eiser hem een gemotiveerd verzoekschrift heeft doen toekomen, waaruit de inhoud van het geschil duidelijk blijkt.

  • 2. De voorzitter beslist op voordracht van de secretaris omtrent het in behandeling nemen van een geschil.

Artikel 10

  • 1. De secretaris stelt partijen in kennis van het in behandeling nemen van het geschil, met opgave van de leden van de Raad.

  • 2. De Raad houdt zitting met de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter en twee of vier leden, hierna te noemen de Kamer.

  • 3. De oproeping van partijen en getuigen geschiedt per aangetekende verzending.

Artikel 11

  • 1. Op verzoek van partijen, kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Kamer schade zou kunnen lijden.

  • 2. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Tijdens de zitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3. Een herhaald verzoek om wraking van hetzelfde lid wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.

  • 4. Geschiedt het verzoek ter zitting, dan wordt de zitting geschorst.

  • 5. Het verzoek om wraking wordt zo spoedig mogelijk behandeld door een kamer waarin het lid wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft.

Artikel 12

  • 1. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, kan elk van de leden die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.

  • 2. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Tijdens de terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3. Geschiedt het verzoek ter terechtzitting, dan wordt de terechtzitting geschorst.

  • 4. Het verzoek om verschoning wordt zo spoedig mogelijk behandeld door een kamer waarin het lid dat om verschoning heeft verzocht, geen zitting heeft.

Artikel 13

  • 1. De betrokken partijen kunnen – tenzij de Kamer beveelt, dat zij in persoon verschijnen – zich ter zitting doen vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigde. Partijen kunnen zich door een raadsman doen bijstaan.

  • 2. De Kamer kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. Bij zodanige weigering houdt de Raad de zaak tot een volgende zitting aan.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van advocaten.

  • 4. De Kamer zal van schriftelijke stukken of van mondelinge verklaringen alleen gebruik maken voor zover zij partijen in de gelegenheid heeft gesteld van die stukken kennis te nemen en het afleggen van de mondelinge verklaringen bij te wonen.

  • 5. De zakelijke inhoud van de mededelingen van partijen en van door derden afgelegde mondelinge verklaringen wordt door de secretaris op schrift gesteld. Aan een ter zitting niet verschenen partij wordt het proces-verbaal van de zitting toegezonden.

Artikel 14

  • 1. Leden van de NOvAA die als getuige zijn opgeroepen, zijn verplicht voor de Kamer te verschijnen en op de hun gestelde vragen te antwoorden.

  • 2. Leden van de NOvAA die als getuige optreden kunnen de Kamer verzoeken van de verplichting tot antwoorden te worden verschoond. Dit verzoek dient met redenen te zijn omkleed. Het verzoek om verschoning wordt zo spoedig mogelijk behandeld.

  • 3. Het bestuur van de NOvAA wordt in kennis gesteld indien een lid dat als getuige is opgeroepen:

    • a) niet is verschenen;

    • b) zonder toestemming van de Kamer weigert te antwoorden op de hem gestelde vragen.

Artikel 15

Indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen te geven, stukken over te leggen of weigert antwoord te geven op vragen van de Kamer, kan de Kamer daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Artikel 16

  • 1. Het geschil kan slechts worden ingetrokken met toestemming van de wederpartij.

  • 2. De intrekking van het geschil wordt schriftelijk door de secretaris aan partijen bevestigd.

Artikel 17

Alle beslissingen van de Kamer worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 18

  • 1. Indien naar het oordeel van de voorzitter het geringe belang van het geschil onmiddellijke schriftelijke afdoening rechtvaardigt, kan de Kamer, indien partijen daarmee instemmen, de zaak zonder zitting afdoen.

  • 2. Indien de zaak zonder zitting wordt afgedaan geeft de Raad aan de eiser gelegenheid voor repliek te concluderen. Hierna kan de verweerder voor dupliek concluderen.

Artikel 19

De Kamer is bevoegd op verzoek een voorlopige voorziening te treffen, die hem nodig of nuttig voorkomt.

Artikel 20

  • 1. Indien de Kamer van oordeel is dat het geschil in staat van wijzen is, dan stelt hij zijn uitspraak vast.

  • 2. De uitspraak van de Raad wordt op schrift gesteld en ondertekend door zijn voorzitter en secretaris. De uitspraak moet gedagtekend en met redenen omkleed zijn en de samenstelling van de Raad vermelden.

  • 3. Van de uitspraak wordt een afschrift, aangetekend en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de Raad, aan partijen toegezonden.

Artikel 21

  • 1. De Kamer bepaalt door welke partij de kosten van de procedure worden gedragen. Ook kan hij besluiten om de kosten voor rekening van beide partijen te laten.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van de kosten stelt de Kamer vast in hoeverre zij kunnen worden voldaan uit het depot, bedoeld in artikel 8.

Artikel 22

Zodra de Raad bij de behandeling van een geschil zijn einduitspraak heeft gedaan, zenden de leden van de Kamer de in hun bezit zijnde stukken, die op dit geschil betrekking hebben,

aan de secretaris. Deze draagt zorg, dat de stukken in het archief van de Raad worden bewaard of, voor zover zij overtollig zijn, worden vernietigd.

Artikel 23

De Verordening op de Raad voor Geschillen van 18 juni 2001 (Stcrt. 2001, 152) wordt als volgt gewijzigd.

Enig artikel

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Het bestuur benoemt de leden van de Raad voor een zittingsduur van maximaal vier jaar. Herbenoeming is eenmalig mogelijk.

  • 2. Jaarlijks treedt een deel van de leden van de Raad af volgens een door het bestuur van de NOvAA vastgesteld rooster. Het rooster wordt zodanig ingericht dat voor zover mogelijk jaarlijks hetzelfde aantal leden van de Raad aftreedt.

  • 3. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters zijn terstond herbenoembaar.

  • 4. Indien tussentijds een vacature ontstaat, benoemt het bestuur een nieuw lid. Hij die is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd volgens het rooster had moeten aftreden.

  • 5. Het lid van de Raad dat ingevolge de bepalingen van dit artikel moet aftreden, behoudt zijn functie met betrekking tot die zaken aan de behandeling waarvan hij heeft deelgenomen, maar die op het tijdstip van aftreden nog niet zijn afgedaan.

Artikel 24

  • 1. De Verordening op de Raad voor Geschillen van 18 juni 2001 (Stcrt. 2001, 152) wordt ingetrokken.

  • 2. Op geschillen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven ten aanzien van de bevoegdheid en de rechtsvordering de bepalingen van toepassing, geldende ten tijde van de ontvangst van het verzoekschrift.

Artikel 25

Ten aanzien van de benoemingen die voor de eerste maal na inwerkingtreding van deze verordening plaatsvinden, kan van het bepaalde in artikel 2, vijfde lid worden afgeweken.

Artikel 26

De artikelen van deze verordening treden in werking op een bij bestuursbesluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

TOELICHTING

De Verordening op de Raad voor Geschillen 2012 vervangt de Verordening op de Raad voor Geschillen. Tot de inwerkingtreding van deze verordening bestaan er twee afzonderlijke Raden voor Geschillen: één voor AA’s en één voor RA’s. Met deze verordening wordt een gezamenlijke Raad voor Geschillen opgericht.

Geschillen kunnen worden ingegeven door onvrede over de kwaliteit van de beroepsuitoefening, onvrede over de wijze waarop men bejegend is, onvrede over een te hoge declaratie en een wens om schadevergoeding.

De Accountantskamer is bevoegd om – in eerste instantie – kennis te nemen van klachten die zien op de kwaliteit van de beroepsuitoefening (tuchtrecht). De Klachtencommissie neemt kennis van klachten die zien op de wijze waarop men bejegend is (klachtrecht). De Raad voor Geschillen neemt o.a. kennis van geschillen aangaande declaraties, het vergoeden van schade of het achterhouden van stukken. Partijen hebben uiteraard ook de mogelijkheid om dit soort geschillen aan de civiele rechter voor te leggen.

Artikel 1

De bevoegdheid tot het instellen van een Raad voor Geschillen is gebaseerd op artikel 24, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants.

Artikel 2

In dit artikel wordt de samenstelling van de Raad voor Geschillen geregeld. De benoeming van de leden van de Raad voor Geschillen is voor een periode van vier jaar en geschiedt door besturen van NIVRA en NOvAA.

Artikel 3

Dit artikel is opgenomen om de objectieve onpartijdigheid (onafhankelijkheid van partijen) te waarborgen. Een lid heeft geen nauwe persoonlijke of zakelijke banden met één of beide partijen of een of meer van de medeleden van de Raad. Hij heeft geen rechtstreeks persoonlijk of zakelijk belang bij de afloop van het geding.

In de toelichting bij artikel 11 wordt nader ingegaan op de onpartijdigheid van de Raad voor Geschillen.

Artikel 4

Om te voorkomen dat de in de Raad voor Geschillen opgebouwde kennis en ervaring door het gelijktijdig aftreden van alle leden grotendeels verloren gaat is in artikel 24 bepaald dat voor leden van de Raad voor Geschillen die voor de eerste maal benoemd worden kan worden afgeweken van de normale zittingsduur van vier jaar.

In verband met een efficiënte afhandeling van een klacht is bepaald dat indien een lid van de Raad voor Geschillen aftreedt in verband met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd of het verstrijken van zijn benoemingsperiode, dit lid op verzoek van de voorzitter zijn functie kan behouden met betrekking tot die zaken aan welker behandeling hij heeft deelgenomen. Op deze wijze hoeft een zaak niet overgedragen te worden aan een ander lid, hetgeen tijd- en kostenbesparend werkt.

Artikel 5

Dit artikel regelt de toegang tot de Raad voor Geschillen. De (plaatsvervangend) secretaris is – zonodig – behulpzaam bij het adresseren van het geschil. Dit zal veelal noodzakelijk zijn in gevallen waarbij de accountant bij een ander kantoor in dienst is getreden. De (plaatsvervangend) secretaris kan daartoe inlichtingen inwinnen bij het NIVRA of de NOvAA.

Indien een lid van de NOvAA een geschil aanhangig maakt dan is hij gehouden om zich aan de uitspraak van de Raad voor Geschillen te onderwerpen. Indien een derde de klacht aanhangig maakt dan wordt dit ten aanzien van de AA verondersteld (de derde dient te verklaren dat hij zich onderwerpt aan de uitspraak). De AA kan er echter voor kiezen om het geschil aan de volgens de wet bevoegde rechter voor te leggen.

Artikel 6

Dit artikel ziet op de geheimhouding met betrekking tot geschillen die aanhangig zijn bij de Raad voor Geschillen.

Artikel 7

Dit artikel biedt de Raad de mogelijkheid om nadere informatie/bewijsstukken in te winnen.

Artikel 8

Dit artikel regelt het depot. De hoogte van het depot wordt per geschil vastgesteld aan de hand van een door de voorzitter van de Raad vastgestelde staffel.

Artikel 9

Dit artikel regelt de vereisten voor het in behandeling nemen van een geschil.

Artikel 10

In de kennisgeving worden partijen in gelegenheid gesteld om eventuele bezwaren tegen de leden van de Raad voor Geschillen kenbaar te maken.

Wanneer vaststaat welke leden van de Raad aan de verdere behandeling van het geschil kunnen deelnemen, stelt de voorzitter de Kamer samen, die als Raad voor Geschillen het geschil zal behandelen.

Indien de voorzitter van de Raad van oordeel is dat het geschil door vijf in plaats van door drie leden dient te worden behandeld, of indien partijen behandeling door vijf leden verzoeken en de voorzitter dit verzoek voor inwilliging vatbaar acht, wijst hij uit de Raad vijf leden (zichzelf of een plaatsvervangend voorzitter hieronder begrepen) aan die alsdan de Kamer zullen vormen.

Artikel 11

Een fundamenteel beginsel van het procesrecht is dat van onpartijdigheid. Onpartijdigheid wordt ook wel aangeduid als onafhankelijkheid ten opzichte van partijen en vergt objectiviteit, afwezigheid van vooringenomenheid en een zekere afstandelijkheid van de leden bij de behandeling. Ter voorkoming van partijdige geschilbeslechting bestaat er de mogelijkheid tot wraking.

Bij een wrakingsverzoek zal de Raad voor Geschillen moeten onderzoeken of sprake is van feiten en omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid bij een lid objectief gerechtvaardigd is (objectieve onpartijdigheid). Anderzijds zal naar de persoonlijke instelling van het betrokken lid ten aanzien van de zaak gekeken moeten worden (subjectieve onpartijdigheid). Benadrukt wordt dat ook de schijn van partijdigheid van het lid moet worden vermeden.

Subjectieve onpartijdigheid van de leden wordt verondersteld en het tegendeel moet door de wrakende partij worden bewezen. Van objectieve onpartijdigheid is daarentegen al geen sprake als er schijn van partijdigheid bestaat.

Een wrakingsverzoek dient onderbouwd te worden met feiten of omstandigheden die de partijdigheid van de Kamer aannemelijk maakt.

Artikel 12

Bij het beoordelen van een verschoningsverzoek zal een overeenkomstige maatstaf worden aangelegd als bij een wrakingsverzoek. Ter illustratie de volgende overwegingen van de Rechtbank ’s-Gravenhage in haar uitspraak van 23 juli 2010:

  • ‘2. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.

  • 3. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.’

Artikel 13

In dit artikel wordt – onder meer – de juridische vertegenwoordiging en -bijstand geregeld. In een aantal gevallen kan een gemachtigde/raadsman worden geweigerd. Te denken is in de eerste plaats aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid. Ook kan gedacht worden aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren. De Raad mag van zijn bevoegdheid in geen geval gebruik maken om zich van een bekwame en daardoor “lastige” tegenstander te ontdoen. Verwacht mag worden dat de Raad zich van zijn verantwoordelijkheid in dezen terdege bewust zal zijn en slechts in het uiterste geval tot weigering over zal gaan.

Artikel 14

Artikel 14 regelt de verplichtingen van AA’s die als getuigen zijn opgeroepen.

Artikel 15

Artikel 15 regelt de verplichting van partijen te voldoen aan instructies en verzoeken van de Raad.

Artikel 16

Artikel 16 regelt de intrekking van een geschil.

Artikel 17

Dit artikel regelt de stemmingen binnen de Kamer.

Artikel 18

In dit artikel is een vereenvoudigde procedure voor geschillen van relatief gering belang opgenomen. De vereenvoudigde afdoening wordt gekenmerkt door het achterwege laten van de behandeling ter zitting. Een dergelijke procedure is efficiënt, kostenbesparend en draagt tevens bij aan een snelle afhandeling van geschillen.

Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is gezocht naar een evenwichtige begrenzing van de procedure. Dit heeft geresulteerd in de bepaling dat indien naar het oordeel van de voorzitter verder onderzoek niet nodig is, de Raad het geschil vereenvoudigd kan afdoen, indien partijen daarmee instemmen.

Artikel 19

De beslissing om een voorlopige voorziening te treffen, loopt op geen enkele wijze vooruit op het uiteindelijke oordeel van de Raad ten aanzien van de zaak zelf. Het verzoek laat het recht van een partij onverlet om de rechter te verzoeken een maatregel ter bewaring van recht te treffen dan wel zich te wenden tot de president van de rechtbank in kort geding.

Artikel 20

Dit artikel regelt de uitspraak in het geschil.

Artikel 21

Dit artikel regelt de kostenveroordeling.

Artikel 22

Dit artikel regelt een zorgvuldige bewaring van de stukken.

Artikel 23

Dit artikel wijzigt de Verordening op de Raad voor Geschillen van 18 juni 2001 (Stcrt. 2001, 152). Deze verordening wordt ingetrokken op het moment dat de gezamenlijke Raad voor Geschillen operationeel is. In de overgangsperiode zullen er nieuwe leden voor de Raad voor Geschillen van de NOvAA moeten worden benoemd. Aangezien het niet voor de hand ligt dat er kandidaten zullen worden gevonden voor een periode van (maximaal) zes maanden, is ervoor gekozen om herbenoeming mogelijk te maken.

Artikel 24

Dit artikel regelt de intrekking van de Verordening op de Raad voor Geschillen en het overgangsrecht.

Artikel 25

Dit artikel regelt een afwijkende benoemingsduur voor de leden van de Raad, zodat niet alle leden gelijktijdig aftreden. Aldus wordt voorkomen dat de in de Raad opgebouwde kennis en ervaring door het gelijktijdig aftreden van alle leden grotendeels verloren gaat.

Artikel 26

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Het optuigen van de gezamenlijke Raad voor Geschillen zal enige tijd in beslag gaan nemen. Om te voorkomen dat partijen met het voorleggen van hun geschil moeten wachten op het operationeel worden van de gezamenlijke Raad is ervoor gekozen om de Raad voor Geschillen van de NOvAA naadloos over te laten gaan in de gezamenlijke Raad. De besturen van NIVRA en NOvAA zullen de verordening door middel van een bestuursbesluit in werking laten treden wanneer de gezamenlijke Raad operationeel is.

Naar boven