Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA

Het bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten maakt, gelet op artikel 26, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, onderstaande verordening bekend, welke door de ledenvergadering van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten op 28 juni 2012 is vastgesteld.

De ledenvergadering van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten,

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

Stelt de volgende verordening vast:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

aan assurance verwante opdracht:

de aan assurance verwante opdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode;

accountant:

de Accountant-Administratieconsulent;

openbaar accountant:

de openbaar accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

intern accountant:

de intern accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

overheidsaccountant:

de overheidsaccountant, bedoeld in de Verordening gedragscode met uitzondering van de overheidsaccountant die werkzaam is bij de belastingdienst en belast is met de controle van door belastingplichtigen ingeleverde aangiften en de overheidsaccountant die aan deze controle direct leiding geeft;

dagelijks beleidsbepaler:

de openbaar accountant, bedoeld in artikel B1-291.2 van de Verordening gedragscode, dan wel de intern of overheidsaccountant, bedoeld in artikel B2-291.2 van de Verordening gedragscode;

accountantsafdeling:

de accountantsafdeling, bedoeld in de Verordening gedragscode;

accountantspraktijk:

de accountantspraktijk, bedoeld in de Verordening gedragscode;

assuranceopdracht:

de assuranceopdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode, met uitzondering van de opdracht tot het uitvoeren van een wettelijke controle als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

AFM:

de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

bestuur:

het bestuur van de NOvAA;

incidentenonderzoek:

een onderzoek naar vermeende tekortkomingen in de beroepsuitoefening met uitzondering van de uitvoering van een wettelijke controle;

koepelorganisatie:

een organisatie waarvan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling lid is of waarbij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling is aangesloten en welke organisatie bevoegd is aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling bindende regels voor de kwaliteitsbeheersing op te leggen, te toetsen en de naleving daarvan af te dwingen;

NOvAA:

de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

Raad:

de individuele personen die op grond van artikel 3, eerste lid van de Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s zijn of zullen worden benoemd als lid van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s;

thematisch onderzoek:

een onderzoek naar een bepaald aspect van de uitvoering van assurance- of aan assurance verwante opdrachten;

toetsing:

de beoordeling van de opzet en werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling;

hertoetsing:

de toetsing waarbij mede wordt beoordeeld of de accountantspraktijk of de accountantsafdeling in voldoende mate opvolging heeft gegeven aan het goedgekeurde verbeterplan om de kwaliteit van de beroepsuitoefening in overeenstemming te brengen met het bij en krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bepaalde;

stelsel van kwaliteitsbeheersing:

het totaal van ter zake van assurance- en aan assurance verwante opdrachten door de accountantspraktijk of de accountantsafdeling getroffen maatregelen en ingestelde procedures ter zake van:

  • 1°. de interne beheersing van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling met betrekking tot kwaliteit;

  • 2°. het interne onderzoek naar de naleving van de in de Verordening gedragscode opgenomen fundamentele beginselen door de bij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen; en

  • 3°. het interne onderzoek ten aanzien van assurance- en aan assurance verwante opdrachten naar de kwaliteit van de door de bij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen uitgevoerde werkzaamheden;

systeem van kwaliteitsborging:

de door een organisatie getroffen maatregelen en ingestelde procedures ten aanzien van het onderzoek naar de opzet en de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de bij de organisatie aangesloten accountants, accountantspraktijken of accountantsafdelingen;

toetsingsteam:

het team dat door het bestuur voor een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek wordt samengesteld en belast is met de uitvoering van de toetsing of het onderzoek bij een accountantspraktijk of accountantsafdeling;

verbeterplan:

een op de in artikel 13, vierde en vijfde lid, bedoelde aanwijzingen en aanbevelingen gebaseerd document, waarin op planmatige en gestructureerde wijze wordt aangegeven welke maatregelen worden getroffen ter correctie van de geconstateerde tekortkomingen van de opzet en werking van het in artikel 3 bedoelde stelsel van kwaliteitsbeheersing;

voorzitter:

de voorzitter van de NOvAA;

wettelijke controle:

de wettelijke controle, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

Artikel 2

  • 1. Het bestuur verleent, voor zover dat zich verdraagt met afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor de uitoefening van de in deze verordening aan hem verstrekte bevoegdheden mandaat, volmacht en machtiging aan de Raad.

  • 2. Namens het bestuur kan de Raad binnen het gestelde in het eerste lid ondermandaat verlenen.

  • 3. Over de inrichting en samenstelling van de Raad worden bij verordening nadere regels gesteld.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN

Artikel 3

De openbaar accountant en intern of overheidsaccountant draagt er zorg voor dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

Artikel 4

De accountant verleent medewerking aan een toetsing een hertoetsing, een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek en stelt alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek.

Artikel 5

  • 1. De voorzitter kan zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de accountantskamer brengen indien hem bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die grond kunnen opleveren tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel, althans tot gegrondverklaring van de klacht.

  • 2. Indien bij een accountantspraktijk of accountantsafdeling meerdere accountants werkzaam zijn of aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling meerdere accountants verbonden zijn, bepaalt de voorzitter voor de toepassing van het eerste lid, tegen welke accountant of accountants hij een klacht aanhangig maakt.

Artikel 6

  • 1. Het bestuur is belast met de selectie en opleiding van de toetsers.

  • 2. Voor de (her)toetsing van een accountantspraktijk of accountantsafdeling wijst het bestuur toetsers aan die voldoen aan nader door het bestuur te stellen eisen.

  • 3. Voor het uitvoeren van een thematisch onderzoek of incidentenonderzoek wijst het bestuur personen aan die over de specifieke kwalificaties beschikken om deze onderzoeken uit te voeren.

HOOFDSTUK 3 TOETSINGEN

Artikel 7

Een accountantspraktijk of accountantsafdeling wordt, om de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een openbaar accountant, intern accountant of overheidsaccountant te kunnen beoordelen ten minste eenmaal in de zes jaar aan een toetsing onderworpen.

Artikel 8

  • 1. Teneinde inzicht te krijgen in de specifieke situatie van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling wordt er door het bestuur aan de accountantspraktijk of aan de accountantsafdeling een jaarlijkse monitoringvragenlijst gestuurd. De dagelijks beleidsbepaler zorgt ervoor dat deze vragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door de accountantspraktijk of de accountantsafdeling ingevuld wordt geretourneerd.

  • 2. Het bestuur kan een accountantspraktijk of accountantsafdeling op basis van risico-indicatoren aan een nader onderzoek onderwerpen.

Artikel 9

  • 1. Een toetsing van een accountantspraktijk houdt een onderzoek in waarbij wordt nagegaan of het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk, niet betrekking hebbend op het verrichten van wettelijke controles door accountantsorganisaties welke beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, in opzet en werking voldoet aan het bij en krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bepaalde.

  • 2. Een toetsing van een accountantsafdeling houdt een onderzoek in waarbij wordt nagegaan of het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsafdeling in opzet en werking voldoet aan het bij en krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bepaalde.

  • 3. De toetsing kan omvatten assuranceopdrachten met uitzondering van wettelijke controles verricht door accountantsorganisaties welke beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, aan assurance verwante opdrachten en overige opdrachten binnen de accountantspraktijk of de accountantsafdeling waar de accountant optreedt.

  • 4. De reikwijdte van de toetsing wordt bepaald door het bestuur.

Artikel 10

  • 1. De toetsing wordt uitgevoerd aan de hand van door het bestuur vastgestelde toetsingsprogramma's.

  • 2. Het bestuur maakt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toetsingsprogramma's bekend aan de leden van de NOvAA.

Artikel 11

  • 1. Het bestuur stelt vast welke accountantspraktijken en accountantsafdelingen in een bepaald jaar in aanmerking komen voor een toetsing.

  • 2. Het bestuur stelt ten behoeve van elke toetsing of hertoetsing een toetsingsteam samen.

  • 3. Het toetsingsteam is belast met de uitvoering van de toetsing of de hertoetsing van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling.

  • 4. Bij het samenstellen van het toetsingsteam wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling en met mogelijke feiten en omstandigheden waardoor de objectiviteit van de toetsers zou kunnen worden aangetast.

Artikel 12

  • 1. Het bestuur maakt de datum waarop de (her)toetsing zal plaatsvinden ten minste zes weken van tevoren bekend.

  • 2. Indien een accountantspraktijk of een accountantsafdeling aannemelijk maakt dat een (her)toetsing op de datum welke op grond van het eerste lid bekend is gemaakt, niet mogelijk is, kan het bestuur een andere datum bekend maken waarop de (her)toetsing zal plaatsvinden.

  • 3. Indien het tweede lid toepassing vindt, kan het bestuur in overleg met een accountantspraktijk of een accountantsafdeling afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn van zes weken.

  • 4. Het bestuur doet mededeling van de samenstelling van het toetsingsteam, alsmede van de termijn waarbinnen een verzoek als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel kan worden ingediend.

  • 5. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn aan het bestuur schriftelijk verzoeken elk van de toetsers die de (her)toetsing uitvoert te wraken op grond van objectieve feiten en omstandigheden waardoor gerede twijfel is ontstaan met betrekking tot de objectiviteit van de toetser.

  • 6. Indien het bestuur van oordeel is dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de objectiviteit van de toetser aangetast zou kunnen worden of de schijn wordt gewekt dat de objectiviteit van de toetsers aangetast zou kunnen worden, wijzigt het de samenstelling van het toetsingsteam.

Artikel 13

  • 1. Het toetsingsteam bespreekt direct na afloop van de (her)toetsing met de accountantspraktijk of de accountantsafdeling de bevindingen van het toetsingsteam op hoofdlijnen.

  • 2. Het toetsingsteam stelt binnen een door het bestuur te stellen termijn na de eindbespreking een concept toetsingsverslag samen.

  • 3. Het toetsingsverslag als bedoeld in het tweede lid omvat naast de bevindingen van het toetsingsteam tevens een gemotiveerd voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid of artikel 15, vierde lid.

  • 4. Het toetsingsteam kan bij het voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel a of artikel 15, vierde lid, onderdeel a, aanbevelingen doen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.

  • 5. Bij een voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel b, doet het toetsingsteam tevens een voorstel voor aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.

  • 6. Bij een voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel c of artikel 15, vierde lid, onderdeel b, doet het toetsingsteam tevens een voorstel voor aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing en motiveert de ernst van de geconstateerde tekortkomingen.

  • 7. Het toetsingsteam draagt zorg voor de verzending van het concept toetsingsverslag binnen een door het bestuur te stellen termijn aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling.

  • 8. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn schriftelijk commentaar op het concept toetsingsverslag, bedoeld in het tweede lid, aan het toetsingsteam zenden dat na verwerking van het commentaar het toetsingsverslag definitief maakt en aan de accountantspraktijk of accountantsafdeling en aan het bestuur zendt.

  • 9. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn schriftelijk commentaar op het definitieve toetsingsverslag, bedoeld het achtste lid, aan het bestuur zenden.

Artikel 14

Indien zich over de wijze van uitvoering van de (her)toetsing een meningsverschil voordoet tussen de aan toetsing onderworpen accountantspraktijk of accountantsafdeling en het toetsingsteam, doet het bestuur op verzoek van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling of het toetsingsteam een bindende uitspraak.

Artikel 15

  • 1. Het bestuur beperkt zich tot een marginale toetsing van het definitieve toetsingsverslag en stelt naar aanleiding hiervan en het eventuele commentaar als bedoeld in artikel 13, negende lid, een eindoordeel vast, al dan niet voorzien van aanbevelingen of aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van geconstateerde tekortkomingen, dat hij binnen zes weken na afloop van de in artikel 13, negende lid, bedoelde termijn ter kennis brengt van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling. Het bestuur kan gemotiveerd afwijken van het voorstel van het toetsingsteam.

  • 2. Het bestuur kan de in het eerste lid genoemde termijn van zes weken verlengen.

  • 3. Een eindoordeel na een toetsing kan als volgt luiden:

    • a. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

    • b. het stelsel van kwaliteitsbeheersing behoeft verbetering en voldoet in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

    • c. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

  • 4. Een eindoordeel na een hertoetsing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan als volgt luiden:

    • a. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

    • b. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

  • 5. In het geval aan een accountantspraktijk of de accountantsafdeling een eindoordeel als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt gegeven, dan dient de accountantspraktijk of de accountantsafdeling binnen een door het bestuur te stellen termijn een door het bestuur goed te keuren verbeterplan in.

  • 6. Het bestuur stelt een termijn waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing dient te worden aangepast en moet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

  • 7. Het bestuur kan volstaan met een gedeeltelijke goedkeuring van het verbeterplan. Het bestuur vermeldt daarbij op welke onderdelen het verbeterplan tekort schiet.

  • 8. Voor het beoordelen en goedkeuren van het in het verbeterplan, bedoeld in het vijfde lid, wordt een tarief in rekening gebracht waarvan de hoogte in de Verordening tarieven kwaliteitstoetsing NOvAA is vastgesteld.

  • 9. De tijd welke het bestuur besteedt aan de beoordeling van een verbeterplan, schort niet de termijn op bedoeld in het zesde lid.

  • 10. In het geval een eindoordeel luidt als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, kan de voorzitter een tuchtrechtelijk procedure aanhangig te maken bij de Accountantskamer.

Artikel 16

  • 1. Na een eindoordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel b, vindt een hertoetsing plaats.

  • 2. De hertoetsing vindt plaats na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 15, zesde lid.

  • 3. In het geval aan een accountantspraktijk of een accountantsafdeling na een hertoetsing een eindoordeel is gegeven als bedoeld in artikel 15, vierde lid, onderdeel b, kan de voorzitter een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken bij de Accountantskamer.

Artikel 17

Indien de getoetste accountantspraktijk, accountantsafdeling of individuele accountant de inhoud van het toetsingsverslag of het eindoordeel openbaar maakt,

  • a. neemt hij het bepaalde in artikel A-150.2 van de Verordening gedragscode in acht en;

  • b. vermeldt hij de datum waarop de meest recente (her)toetsing heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 4 THEMATISCH ONDERZOEK

Artikel 18

  • 1. Het bestuur kan bij accountantspraktijken en accountantsafdelingen een thematisch onderzoek uitvoeren.

  • 2. Bij de uitvoering van een thematisch onderzoek bepaalt het bestuur in elk geval:

    • a. het onderwerp van het thematisch onderzoek;

    • b. de periode waarin het thematisch onderzoek wordt verricht;

    • c. de wijze waarop en de vorm waarin het thematisch onderzoek wordt verricht;

    • d. aan wie de uitvoering van het themaonderzoek wordt opgedragen;

    • e. bij welke accountantspraktijk of accountantsafdeling een thematisch onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 19

  • 1. Het bestuur stelt naar aanleiding van het thematisch onderzoek een verslag vast.

  • 2. Het bestuur kan het verslag, bedoeld in het eerst lid, aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling verstrekken.

  • 3. Het bestuur kan een mededeling doen waarin de uitkomsten van het thematisch onderzoek zijn opgenomen. In de mededeling worden enkel geanonimiseerde gegevens opgenomen.

HOOFDSTUK 5 INCIDENTENONDERZOEK

Artikel 20

Het bestuur kan een incidentenonderzoek uitvoeren.

Artikel 21

Het bestuur bepaalt de wijze waarop en de vorm waarin het incidentenonderzoek plaatsvindt.

HOOFDSTUK 6 INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 22

  • 1. Indien een accountantspraktijk beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, meldt het bestuur het eindoordeel over een bij deze accountantspraktijk uitgevoerde (her)toetsing bij de AFM.

  • 2. Indien een accountantspraktijk beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, draagt het bestuur, indien een eindoordeel over een bij deze accountantspraktijk uitgevoerde toetsing of hertoetsing luidt als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 15, vierde lid, onderdeel b, het toetsingsdossier over aan de AFM.

Artikel 23

  • 1. Indien uit een thematisch onderzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, informatie blijkt die duidt op een ernstige overtreding van de bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties gestelde voorschriften door een accountantsorganisatie dan wel door een (mede) beleidsbepaler of een externe accountant van een accountantsorganisatie, verstrekt het bestuur deze informatie aan de AFM.

  • 2. Indien uit een incidentenonderzoek als bedoeld in artikel 20, informatie blijkt die duidt op een ernstige overtreding van de bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties gestelde voorschriften door een accountantsorganisatie dan wel door een (mede) beleidsbepaler of een externe accountant van een accountantsorganisatie, verstrekt het bestuur deze informatie aan de AFM.

HOOFDSTUK 7 VRIJSTELLINGEN EN ACCREDITATIE

Artikel 24

Het bestuur kan naar aanleiding van een daartoe door een accountantspraktijk of accountantsafdeling schriftelijk ingediend en gedocumenteerd verzoek besluiten tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing of vrijstelling van een themaonderzoek te verlenen.

Artikel 25

  • 1. Een verzoek tot tijdelijke vrijstelling of de verlenging daarvan wordt eerst in behandeling genomen nadat het tarief hiervoor, waarvan de hoogte in de Verordening tarieven kwaliteitstoetsing NOvAA is vastgesteld, door de desbetreffende accountantspraktijk of accountantsafdeling is voldaan.

  • 2. Een tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing wordt slechts verleend wanneer tijdelijk niet kan worden voldaan aan de normen, bedoeld in artikel 3 doordat:

    • a. de accountantspraktijk of de accountantsafdeling binnen afzienbare termijn ophoudt te bestaan;

    • b. een accountantspraktijk of accountantsafdeling als partij minder dan een jaar geleden betrokken is geweest, dan wel betrokken is bij een fusie met of een overname van of door een accountantspraktijk of accountantsafdeling van vergelijkbare omvang; of

    • c. de samenwerking tussen een aanzienlijk deel van de bij een accountantspraktijk of accountantafdeling werkzame accountants of de aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling verbonden accountants minder dan een jaar geleden is verbroken.

  • 3. Een tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing kan slechts worden verleend voor de duur van maximaal één jaar met de mogelijkheid tot verlenging voor de duur van maximaal één jaar.

  • 4. Het bestuur neemt een beslissing binnen acht weken na in behandeling nemen van het verzoek tot tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing.

  • 5. Het bestuur kan de in het vierde lid genoemde termijn verlengen met maximaal zes weken.

  • 6. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die lid zijn van of aangesloten zijn bij een koepelorganisatie waaraan een accreditatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, is verleend, zijn voor de duur van deze accreditatie vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 7. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die lid zijn van of aangesloten zijn bij een koepelorganisatie waarvoor een verzoek als bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingediend, zijn gedurende de periode waarin het bestuur op het verzoek nog geen beslissing heeft genomen, vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 8. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die een aanvraag hebben ingediend voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij een geaccrediteerde koepelorganisatie zijn, gedurende de periode waarin de koepelorganisatie op het verzoek nog geen beslissing heeft genomen, vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 9. Het zesde en zevende lid vinden geen toepassing in het geval de accountantspraktijk of de accountantsafdeling een aanvraag heeft ingediend voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij een koepelorganisatie nadat een accountantspraktijk of een accountantsafdeling is aangewezen voor een toetsing op grond van in artikel 11, eerste lid.

  • 10. Het achtste lid vindt geen toepassing in het geval de in dat lid bedoelde aanvraag is ingediend nadat een accountantspraktijk of een accountantsafdeling is aangewezen voor een toetsing op grond van artikel 11, eerste lid.

Artikel 26

  • 1. Koepelorganisaties kunnen het bestuur verzoeken hun systeem van kwaliteitsborging te accrediteren.

  • 2. Ten behoeve van deze accreditatie toetst het bestuur de opzet en werking van het systeem van kwaliteitsborging.

  • 3. De kosten van de behandeling van een verzoek tot accreditatie, waaronder mede wordt begrepen de toetsing van de opzet en werking van het systeem van kwaliteitsborging, komen voor rekening van de desbetreffende koepelorganisatie.

  • 4. De accreditatie wordt verleend voor de duur van drie jaar of zoveel korter als het bestuur beslist.

  • 5. Het bestuur neemt een besluit binnen zestien weken na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Het bestuur kan aan de accreditatie voorwaarden verbinden.

  • 7. De koepelorganisatie doet onverwijld mededeling aan het bestuur van wijzigingen in het geaccrediteerde systeem van kwaliteitsborging.

  • 8. Het bestuur bericht de koepelorganisatie welke gevolgen de wijzigingen hebben voor de accreditatie.

Artikel 27

  • 1. De kosten van een accreditatie als bedoeld in artikel 26, derde lid, worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de koepelorganisatie aan de toetsing hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief.

  • 2. Het tarief wordt door de ledenvergadering vastgesteld in de Verordening tarieven kwaliteitstoetsing NOvAA.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 28

Van vertrouwelijke gegevens in het kader van de toetsing verkregen, kan geen verder en ander gebruik worden gemaakt dan krachtens deze verordening is bepaald, tenzij bij wet anders is bepaald.

Artikel 29

In situaties die procedureel van aard zijn en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 30

  • 1. De kosten van een toetsing, een hertoetsing of een thematisch onderzoek komen voor rekening van de getoetste accountantspraktijk of de onderneming, instelling of de overheid en een daarmee gelijk te stellen dienst waartoe een getoetste accountantsafdeling behoort.

  • 2. De kosten van een toetsing, een hertoetsing of een thematisch onderzoek worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de accountantspraktijk of accountantsafdeling aan de toetsing, de hertoetsing of het thematisch onderzoek hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief.

  • 3. Het tarief wordt door de ledenvergadering vastgesteld in de Verordening tarieven kwaliteitstoetsing NOvAA.

Artikel 31

De Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 7 tot en met 9 vervallen.

B

In artikel 11, derde lid, wordt ‘in artikel 15, eerste lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing’ vervangen door: in artikel 25, eerste lid, van de Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA.

Artikel 32

De Verordening op de periodieke preventieve toetsing wordt ingetrokken.

Artikel 33

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de tweede dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot 1 juli 2012.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA.

HOOFDSTUK 9 OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 34

  • 1. De toetsing van een accountantspraktijk welke op grond van artikel 7, tweede lid, van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing reeds is aangewezen voor een toetsing wordt met inachtneming van de bepalingen uit de Verordening op de periodieke preventieve toetsing, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze verordening, afgerond door het bestuur.

  • 2. De hertoetsing van een accountantspraktijk welke op grond van artikel 12 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing reeds is aangewezen voor een hertoetsing wordt met inachtneming van de bepalingen uit de Verordening op de periodieke preventieve toetsing, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze verordening, afgerond door het bestuur.

TOELICHTING

Aanleiding voor een nieuwe verordening

Kwaliteitstoetsingen zijn een essentieel middel om de kwaliteit van accountantspraktijken te meten en waar nodig te verbeteren. Helaas laten de uitkomsten van de toetsingen de afgelopen jaren zien dat de kwaliteitsbeheersing van veel kantoren nog steeds te kort schiet. Tegelijkertijd neemt het aantal maatschappelijke organisaties dat op het werk van de accountant steunt in de veronderstelling dat de kwaliteit juist daar is gewaarborgd, eerder toe dan af. Om die reden hebben de besturen van NIVRA en NOvAA besloten de stelsels van kwaliteitstoetsing van zowel NIVRA als NOvAA te herzien en de ledenvergadering een nieuwe Verordening op de Kwaliteitstoetsing voor te leggen. Omdat de Wet op het Accountantsberoep nog niet in werking is getreden betreft het een tijdelijke regelingdie naar verwachting in december zal worden vervangen door een definitieve geheel geharmoniseerde regeling. Daarbij zullen ook de voorziene Raad voor Toezicht en de nieuwe tarieven worden geregeld.

Toetsingsuitkomsten vragen om een andere aanpak

Uit de in 2011 uitgevoerde kwaliteitstoetsingen blijkt dat de kwaliteitsbeheersing van een derde van de accountantspraktijken werkzaam in het MKB nog steeds te kort schiet. Het percentage accountantspraktijken dat bij een eerste toetsing een onvoldoende scoort, blijft structureel te hoog. Het wordt daarom wenselijk geacht de Verordening Kwaliteitsonderzoek van het NIVRA aan te scherpen en daarnaast de mogelijkheid te creëren om door middel van risicoanalyse tekortschietende accountantspraktijken eerder te signaleren en passende maatregelen te laten treffen. Daarnaast is er de wens om de mogelijkheid te creëren de reikwijdte van de toetsingen uit te breiden met overige opdrachten, omdat het maatschappelijk verkeer ook daar kwaliteit van accountants verwacht. .

Convenant met AFM vereist aanpassing verordening

De besturen van NIVRA en NOvAA hebben met de Autoriteit Financiële Markten (AFM), die is belast met het toezicht op de uitvoering van wettelijke controles, overeenstemming bereikt over een vorm van samenwerking tussen beide beroepsorganisaties en de AFM bij het toezicht op de wettelijke controles bij de accountantspraktijken die geen wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB’s) uitvoeren. De AFM zal in het kader van het toezicht op deze accountantspraktijken mede gebruik gaan maken van de uitkomsten van de door de beroepsorganisaties uitgevoerde kwaliteitstoetsingen. Dit betekent dat de bestaande toetsingsverordeningen moeten worden aangepast: de reikwijdte van de toetsingen moet worden uitgebreid met wettelijke controles bij niet OOB’s en afspraken ter zake van de samenwerking moeten worden verankerd in een nieuwe toetsingsverordening.

De voorbereidingen van de toetsingen die in 2013 plaatsvinden, starten al dit najaar. Met name

de verplichting voor alle accountantspraktijken om jaarlijks een monitoringvragenlijst in te vullen, vraagt om een verordening die tijdig (per 1 juli 2012) in werking treedt.

Wijzigingen ten opzichte van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing betreffen:

  • de reikwijdte van de toetsingen wordt uitgebreid met wettelijke controles bij niet-OOB’s;

  • ook de interne en overheidsaccountants vallen onder de nieuwe Verordening op de Kwaliteitstoetsing. Bij het NIVRA was dit al het geval;

  • tuchtacties worden niet langer door de Raad van Toezicht namens het bestuur aangespannen, maar door het bestuur (casu quo de voorzitter) zelf. De Raad brengt daartoe wel een advies uit aan het bestuur;

  • bij de oordelen over de uitgevoerde toetsingen is de mogelijkheid gecreëerd om in gevallen van zeer ernstige schendingen van beroepsregels direct een klacht in te dienen bij de Accountantskamer;

  • er wordt informatie-uitwisseling met de AFM mogelijk gemaakt over de toetsingsuitkomsten van kantoren met een Wta-vergunning;

  • er wordt een jaarlijkse verplichte monitoring geïntroduceerd die de mogelijkheid creëert om door middel van risicoanalyse tekortschietende accountantspraktijken en -afdelingen eerder aan een onderzoek te onderwerpen en passende maatregelen te laten nemen;

  • in de verordening wordt de mogelijkheid gecreëerd om de reikwijdte van de toetsingen zo nodig uit te breiden met andere opdrachten dan de assuranceopdrachten en aan assurance verwante opdrachten.

Gevolgen voor lopende toetsingen en inwerkingtreding

De nieuwe Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA zal inwerking moeten treden op 1 juli 2012, maar nog geen gevolgen hebben op de in 2012 lopende toetsingen. Deze zullen onder de oude verordeningen worden afgewikkeld.

Met twee gelijkluidende Verordeningen op de kwaliteitstoetsing worden het College Kwaliteitsonderzoek respectievelijk de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s tot de formele fusiedatum belast met de uitvoering van de nieuwe Verordening op de kwaliteitstoetsing. Raad en College kunnen daarmee de voorbereidingen treffen voor een tijdige start van het toezicht door de nieuwe Raad voor Toezicht per 1 januari 2013.

Algemene overwegingen bij de verordening

De NOvAA is op grond van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten verantwoordelijk voor de bevordering van een goede beroepsuitoefening van de Accountants-Administratieconsulenten. Aan deze verantwoordelijkheid wordt onder meer uitvoering gegeven door de toetsing van de kwaliteit van door of namens een accountantspraktijk of accountantsafdeling uitgevoerde opdrachten.

De kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling en van de accountant die daarbij werkzaam is of daaraan is verbonden, is niet altijd voor iedereen op eenvoudige wijze vast te stellen. De opdrachtgever of de werkgever zal veelal door onvoldoende kennis en daardoor onvoldoende inzicht in de wijze van beroepsuitoefening moeite hebben zich een goed beeld van deze kwaliteit te vormen.

Naast de verplichtingen tegenover de opdrachtgever of de werkgever heeft met name de accountantspraktijk en de accountant die daarbij werkzaam is of daaraan is verbonden ook verplichtingen jegens het maatschappelijk verkeer dat vertrouwt op een hoogwaardige kwaliteit van de beroepsuitoefening. Voor afnemers en gebruikers van de werkzaamheden van een accountantspraktijk, zoals aandeelhouders, bestuurders, werknemers, financiers en de overheid, is het zo mogelijk nog moeilijker na te gaan op welk kwaliteitsniveau de accountantspraktijk en de openbaar accountant opereren.

Ook voor de afnemers en gebruikers van accountantswerkzaamheden verricht door accountantsafdelingen waarin interne accountants of overheidsaccountants werkzaam zijn dan wel daaraan verbonden zijn, geldt dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van groot belang is.

Om al deze redenen acht het bestuur effectief en efficiënt toezicht op de naleving van de geldende normen voor de uitoefening van het accountantsberoep van zeer groot belang.

Met de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing, in werking getreden op 1 januari 2003, werd met dit toezicht een aanvang gemaakt. Opgedane ervaringen op het gebied van de toetsing maakten enkele wijzigingen in de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing noodzakelijk.

Een aantal ontwikkelingen maken het noodzakelijk om het stelsel van kwaliteitstoetsing te herzien. Er zijn drie aanleidingen waarom aanpassing van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing moet plaatsvinden.

  • 1. De samenwerking met de AFM ter zake van de toetsing van wettelijke controles bij niet OOB-kantoren dient uitwerking te krijgen in een nieuwe toetsingsverordening. De samenwerking met de AFM krijgt de vorm van een convenant.

  • 2. In het kader van de fusie dienen de toetsingskaders van NIVRA en NOvAA gelijkgeschakeld te worden om een tijdige start van het nieuwe toezicht mogelijk te maken. Met name een tijdige start van een mede op risico gerichte benadering van de toetsingen door alle accountantspraktijken te verplichten jaarlijks een monitoringvragenlijst in te vullen, vraagt om een verordening die tijdig (per 1 juli 2012) in werking treedt.

  • 3. De resultaten van de door de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s en het College Kwaliteitsonderzoek uitgevoerde toetsingen geven aanleiding de NIVRA-verordening aan te scherpen en monitoring van de NOvAA-kantoren alvast mogelijk te maken. Daarnaast is er de wens om de mogelijkheid te creëren de reikwijdte van de toetsingen uit te breiden met overige opdrachten.

In deze Verordening op de kwaliteitstoetsing NOvAA is het toetsingskader voor AA’s en RA’s gelijkgeschakeld en aangepast aan de nieuwe omstandigheden.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definities van de in de verordening gebruikte begrippen.

Artikel 2

In dit artikel is bepaald dat het bestuur aan De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s mandaat, volmacht en machtiging verleent voor de bevoegdheden welke in deze verordening zijn genoemd. Het artikel zelf vormt niet de mandaat- en volmacht verlening. Het bestuur dient daarvoor een afzonderlijk besluit te nemen.

Artikel 3

Met dit artikel wordt aan de openbaar accountant en de intern of overheidsaccountant opgedragen er zorg voor te dragen dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. Doel van dit artikel is het waarborgen dat iedere accountant zich ervan verzekert dat hij/zij binnen een kwaliteitssysteem fungeert.

Artikel 4

Dit artikel verplicht de accountant mee te werken aan een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek en een incidentenonderzoek en verplicht hem tevens alle informatie ter beschikking te stellen die nodig is voor de uitvoering van de genoemde toetsingen.

Artikel 5

De voorzitter van de NOvAA neemt in de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) een bijzondere positie in. Op grond van artikel 23, vierde lid van de Wtra wordt geen griffierecht geheven indien door hem een klaagschrift wordt ingediend bij de Accountantskamer. Daarom wordt in artikel 5 aan de voorzitter de bevoegdheid toegekend een klacht bij de Accountantskamer in te dienen. De toekenning van deze bevoegdheid is verder in overeenstemming met artikel met artikel 23 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. Daarin is bepaald dat de voorzitter de NOvAA in en buiten rechte vertegenwoordigt.

Artikel 6

Dit artikel belast het bestuur met de selectie en opleiding van de toetsers. De toetsers dienen te voldoen aan nader door het bestuur te stellen eisen. Voor de uitvoering van een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek wordt het niet strikt noodzakelijk geacht dat de persoon die het onderzoek uitvoert accountant is.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt de periodiciteit van de toetsingen op ten minste eenmaal in de zes jaar. Het is daarmee derhalve niet uitgesloten dat in een periode van zes jaar meer dan een toetsing plaatsvindt. Dat kan aan de orde zijn bij thema-onderzoek of anderszins in gevallen waar een verhoogd risico aanleiding is voor een meer frequente toetsing.

Artikel 8

Dit artikel vormt de grondslag voor een (mede) op risico gerichte benadering van de toetsingen, door accountantspraktijken en accountantsafdelingen te verplichten jaarlijks een monitoringvragenlijst in te vullen. Een accountantspraktijk of accountantsafdeling kan op basis van risico-indicatoren aan een nader onderzoek worden onderworpen.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt het normenkader dat wordt betrokken bij de toetsing van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling en de reikwijdte van de toetsing. Anders dan onder de Verordening op de periodieke preventieve toetsing het geval is, kan nu ook een accountantsorganisatie worden getoetst. Wettelijke controles die betrekking hebben op organisaties van openbaar belang worden echter van toetsingen op grond van deze verordening uitgesloten. Dergelijke onderzoeken blijven ook na inwerkingtreding van het convenant met de AFM voorbehouden aan de AFM.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat de toetsingen worden uitgevoerd aan de hand van toetsingsprogramma’s welke worden vastgesteld door het bestuur en van tevoren bekend zullen worden gemaakt.

Artikel 11

Dit artikel bepaalt dat het bestuur vaststelt welke accountantspraktijken en afdelingen in een jaar in aanmerking komen voor een toetsing. Verder bepaalt dat het toetsingsteam belast is met de uitvoering van de toetsing. Met de aanduiding ‘toetsingsteam’ wordt tot uitdrukking gebracht dat een toetsing door ten minste twee toetsers wordt uitgevoerd. Bij de samenstelling van het toetsingsteam wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling.

Artikel 12

Dit artikel bepaalt dat de datum waarop een toetsing is gepland, ten minste zes weken van tevoren aan de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling bekend wordt gemaakt. Ook bepaalt dit artikel dat de samenstelling van het toetsingsteam voor de toetsingsdatum bekend wordt gemaakt. Dit is van belang omdat er aanleiding kan bestaan voor de toetsen accountantpraktijk of accountantsafdeling om één of meerdere toetsers te wraken. Onder omstandigheden kan het bijvoorbeeld zo zijn dat een accountantspraktijk niet getoetst wenst te worden door een openbaar accountant die is verbonden aan of werkzaam is bij een accountantspraktijk die in dezelfde regio dezelfde markt bedient.

Artikel 13

Dit artikel regelt de totstandkoming van het toetsingsverslag. Dit verslag wordt in concept opgesteld door de toetsers nadat zij eerst op hoofdlijnen de bevindingen met de accountantspraktijk of accountantsafdeling hebben besproken. De getoetste accountantspraktijk of accountantsafdeling kan op dit conceptverslag schriftelijk commentaar leveren. Met de verwerking van dit commentaar maakt het toetsingsteam het toetsingsverslag definitief. Op dit definitieve verslag kan de accountantspraktijk of accountantsafdeling nog een laatste keer reageren.

In het toetsingsverslag nemen de toetsers een voorstel voor een eindoordeel op. Ook als het voorstel van de toetsers luidt dat een ‘voldoende’ eindoordeel moet worden gegeven, kunnen zij in het conceptverslag toch aanbevelingen doen voor verbeteringen van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. In het geval het voorstel luidt dat een ‘ voldoet niet en behoeft verbetering’ eindoordeel moet worden gegeven, nemen de toetsers in het voorstel aanwijzingen op voor maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Diezelfde aanwijzingen dient het toetsingsteam op te nemen als het voorstel luidt om een ‘voldoet niet’ eindoordeel te geven. Daarnaast motiveert het toetsingsteam bij zo’n voorstel de ernst van de geconstateerde tekortkomingen.

Artikel 14

In het geval zich over de uitvoering van een toetsing een meningsverschil voordoet tussen de toetsers en de accountantspraktijk of accountantsafdeling, dan doet het bestuur een bindende uitspraak in het geschil. Het toetsingsteam of de accountantspraktijk of de accountantsafdeling richt daartoe een verzoek aan het bestuur.

Artikel 15 en 16

Dit artikel regelt de totstandkoming van een eindoordeel. In de eerste plaatst bepaalt dit artikel dat het bestuur zich beperkt tot een marginale toetsing van het definitieve toetsingsverslag. Op basis van deze marginale toetsing en het commentaar van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling op het definitieve toetsingsverslag wordt een eindoordeel vastgesteld. Het eindoordeel kan zijn voorzien van aanwijzingen of aanbevelingen.

Een eindoordeel na een toetsing kan als volgt luiden:

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing behoeft verbetering en voldoet in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

In het geval een eindoordeel luidt dat het stelsel verbetering behoeft en niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden, dan is de desbetreffende accountantspraktijk of accountantsafdeling gehouden een verbeterplan in te dienen. Dit verbeterplan dient te worden goedgekeurd. Daarnaast stelt het bestuur een termijn binnen welke het stelsel van kwaliteitsbeheersing in overeenstemming gebracht dient te zijn met de eisen die aan het stelsel van kwaliteitsbeheersing gesteld mogen worden. Met een hertoetsing na afloop van de termijn waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing moet zijn aangepast, wordt geverifieerd of het stelsel van kwaliteitsbeheersing daadwerkelijk in overeenstemming is gebracht met de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Indien de uitkomst van een hertoetsing is dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet, dan zal in beginsel een advies aan het bestuur worden uitgebracht om een tuchtactie tegen de verantwoordelijke accountant(s) aanhangig te maken.

In het geval het eindoordeel enkel luidt dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet, dan is er sprake van zeer ernstige tekortkoming van het stelsel. In beginsel is dan de indiening van een klacht bij de Accountantskamer door de voorzitter de aangewezen weg. In dergelijke gevallen volgt geen verbetertraject in de vorm van een verbeterplan, hetgeen overigens niet betekent dat de accountantspraktijk zich niet dient te verbeteren. De accountantspraktijk kwalificeert als een risico en zal dus extra worden gemonitord en zo nodig weer snel worden getoetst. De verordening legt de indiening van een tuchtklacht niet als verplichting op. Er zijn immers omstandigheden denkbaar waarin het niet opportuun is om zonder meer over te gaan tot de indiening van een tuchtklacht.

Artikel 17

In het geval een accountantspraktijk of een accountantsafdeling of een individuele accountant aanleiding ziet om het eindoordeel of het toetsingsverslag openbaar te maken, dan dienen de regels uit de Verordening gedragscode ten aanzien van reclame in acht te worden genomen. Bij de openbaarmaking dient de datum te worden vermeld waarop de meest recente toetsing of hertoetsing plaatsvond. Op die wijze kan het maatschappelijk verkeer zich een oordeel vormen over de actualiteit van het eindoordeel of het toetsingsverslag.

Artikel 18 en 19

Deze artikelen bepalen dat het bestuur aan de hand van een vooraf vastgesteld thema onderzoeken uit kunnen voeren bij accountantspraktijken of accountantsafdelingen. In het geval het bestuur besluit tot een themaonderzoek, dient het een aantal zaken vooraf vast te stellen. Zo stelt het bestuur onder andere vast bij welke accountantspraktijken of accountantsafdelingen een themaonderzoek wordt uitgevoerd. Naar aanleiding van een uitgevoerd themaonderzoek stelt het bestuur een verslag vast. Het bestuur kan over het verslag een mededeling doen. In zo’n mededeling worden alleen geanonimiseerde gegevens opgenomen.

Artikel 20 en 21

Signalen uit het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld uit de pers, kunnen aanleiding vormen om nader onderzoek te verrichten naar een individuele accountant, een accountantspraktijk of een accountantsafdeling. Een signaal uit het maatschappelijk verkeer zal in de regel niet voldoende zijn om een klacht bij de Accountantskamer in te dienen. Een incidentenonderzoek moet uitwijzen of de indiening van een klacht is aangewezen en, zo dat het geval is, daarvoor de grondslag vormen.

Artikel 22 en 23

Deze artikelen regelen de gevallen waarin informatie over een accountantsorganisatie wordt verstrekt aan de AFM.

Artikel 24 en 25

Er kunnen zich omstandigheden voordoen onder welke het niet opportuun is om een toetsing uit te voeren bij een accountantspraktijk of een accountantsafdeling. De omstandigheden waaronder tijdelijk wordt afgezien van een toetsing, zijn opgenomen in het eerste lid van artikel 24. Een voorbeeld van een omstandigheid waaronder tijdelijk wordt afgezien van een toetsing, is die waarbij het aannemelijk is dat een accountantspraktijk binnen afzienbare tijd ophoudt te bestaan. Een tijdelijke vrijstelling wordt verleend voor ten hoogste een jaar. Wel is het mogelijk de vrijstelling met een jaar te verlengen.

Accountantspraktijken of accountantsafdelingen kunnen ook in aanmerking komen voor een kwaliteitstoetsing door het NIVRA of de SRA. Een toetsing door het NIVRA is bijvoorbeeld aan de orde als aan de accountantspraktijk (tevens) een RA is verbonden of een RA bij de accountantspraktijk werkzaam is. Een toetsing door de SRA is bijvoorbeeld aan de orde als de accountantspraktijk lid is van de SRA. Om dubbele toetsingen te voorkomen, werkt de NOvAA samen met het NIVRA en de SRA. De stelsels van kwaliteitsborging van het NIVRA en de SRA zijn daarvoor geaccrediteerd door de NOvAA. De accreditatie beoogt dubbele toetsingen te voorkomen. De verordening bepaalt dat accountantspraktijken of accountantsafdelingen zijn vrijgesteld van toetsingen zolang zij (tevens) binnen het bereik van toetsingen door het NIVRA of de SRA vallen. Met dit artikel is niet uitgesloten dat ook de stelsels van kwaliteitsborging van andere organisaties dan het NIVRA of de SRA wordt geaccrediteerd.

Artikel 26

Dit artikel regelt de accreditatie door de NOvAA van stelsels van kwaliteitsborging van koepelorganisaties. Thans zijn de stelsels van kwaliteitsborging van het NIVRA en de SRA door de NOvAA al geaccrediteerd.

Artikel 27

Artikel 27 bepaalt dat de kosten van een accreditatie worden gedragen door de koepelorganisatie. De kosten worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de koepelorganisatie aan de toetsing hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief. Dit tarief wordt vastgesteld in een aparte verordening.

Artikel 28

Dit artikel regelt de geheimhouding van de gegevens welke zijn verkregen in het kader van een toetsing. Van deze gegevens kan geen ander gebruik worden gemaakt dan is bepaald in deze verordening, tenzij bij wet anders is bepaald.

Artikel 29

Dit artikel bepaalt dat het bestuur beslissingbevoegdheid is in geschillen die procedureel van aard zijn.

Artikel 30

Met de invoering van de Wet tuchtrechtspraak accountants is per 25 augustus 2008 in de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten een wettelijke grondslag opgenomen om de kosten van kwaliteitsonderzoeken door te berekenen. Artikel 30 bepaalt dat de kosten van een toetsing of een hertoetsing worden gedragen door de getoetste accountantspraktijk of accountantsafdeling. De kosten worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de getoetste accountantspraktijk of accountantsafdeling aan de toetsing hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief. Dit tarief wordt vastgesteld in een aparte verordening. Thema-onderzoek wordt beschouwd als een vorm van kwaliteitstoetsing en valt derhalve onder de reikwijdte van artikel 30. De kosten van incidentenonderzoek worden niet doorberekend.

Artikel 31 en 32

Deze verordening is van kracht totdat de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (NBA) een verordening op de kwaliteitstoetsingen heeft vastgesteld. Deze verordening heeft daarom een tijdelijk karakter omdat de wet die de instelling van de NBA – en daarmee de fusie tussen NOvAA en NIVRA – regelt, binnen afzienbare tijd wordt verwacht. Vooralsnog is er daarom voor gekozen om de regelingen met betrekking tot de samenstelling van de Raad te laten staan in de huidige Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s. De desbetreffende artikelen blijven daarom gehandhaafd in de Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s. Alle overige artikelen uit deze verordening kunnen wel vervallen. De Verordening op de periodieke preventieve toetsing wordt in zijn geheel ingetrokken.

Artikel 33

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de citeertitel van de verordening.

Artikel 34

Dit artikel regelt het overgangsrecht voor de gevallen waarin een accountantspraktijk al is aangewezen voor een toetsing of een hertoetsing. In zulke gevallen wordt de toetsing afgerond op basis van de bepalingen in de Verordening op de periodieke preventieve toetsing.

Naar boven