TOELICHTING
Algemeen
Sinds 10 oktober 2010 maken de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba binnen
het Koninkrijk deel uit van het land Nederland. Zij vormen Caribisch Nederland. Vanaf
die datum worden ook op deze eilanden, onder verantwoordelijkheid van de Inspectie
Leefomgeving en Transport (voorheen Inspectie Verkeer en Waterstaat), havenstaatinspecties
uitgevoerd op schepen die varen onder buitenlandse vlag.
In het Europese deel van Nederland vinden de havenstaatcontroles plaats op grond van
de Wet havenstaatcontrole in het kader van het Paris Memorandum of Understanding on
Port State Control. In Caribisch Nederland is dit anders. Daar vinden deze plaats
in het kader van het Caribbean Memorandum of Understanding on Port State Control en
is de nationale wettelijke basis gelegen in de Schepenwet (voor veiligheidsgerelateerde
eisen) en de Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES (voor milieugerelateerde
eisen). Inhoudelijk zijn de werkwijzen bij de inspecties in Europees en Caribisch
Nederland nagenoeg gelijk.
Instellen tarief voor Caribisch Nederland
Op basis van artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet havenstaatcontrole zijn
voor Europees Nederland in de Regeling tarieven scheepvaart 2005 tarieven opgenomen
ter dekking van (1) de kosten van de inspectie die tot aanhouding heeft geleid, (2)
de kosten van de herinspectie die tot de opheffing van de aanhouding heeft geleid
en (3) alle (overige) kosten in verband met de aanhouding in de haven.
De Schepenwet (artikel 72) en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen BES (artikel
41) bieden de mogelijkheid om in Caribisch Nederland soortgelijke kosten in rekening
te brengen. Tot op heden zijn daarvoor echter geen tarieven vastgesteld. De onderhavige
regeling stelt die tarieven vast en brengt daarmee de situatie in Caribisch Nederland
in overeenstemming met de situatie in het Europese deel van Nederland.
Het tarief dient ter dekking van de kosten van:
-
• de inspectie die tot de aanhouding heeft geleid;
-
• de herinspectie die tot de opheffing van de aanhouding heeft geleid; en
-
• de overige kosten in verband met de aanhouding.
Zoals hierboven gesteld, het instellen van een tarief maakt gebruik van de mogelijkheid
daartoe geboden door de Schepenwet respectievelijk de Wet voorkoming van verontreiniging
door schepen BES. Verder sluit het aan bij de op grond van richtlijn nr 2009/16/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de havenstaatcontrole
(PbEU L 131) in het Europees deel van Nederland geldende verplichting om tarieven
in te stellen voor de desbetreffende werkzaamheden. Hoewel deze verplichting niet
geldt voor Caribisch Nederland zijn werkzaamheden die door de betrokken ambtenaren
worden uitgevoerd identiek en bestaat er daarom geen reden om onderscheid te maken
tussen het Europese deel van Nederland en Caribisch Nederland.
Financiële sturing
Door middel van deze regeling wordt een instrument van financiële sturing toegevoegd
aan de bestaande mogelijkheid van het aanhouden van substandaard schepen. Hiermee
wordt het mogelijk het getoonde ongewenst gedrag (het niet voldoen aan veiligheidseisen)
van een selecte groep reders financieel te belasten.
Het tarief wordt ingesteld met als doel enkel de kosten door te berekenen van werkzaamheden
die voortkomen uit de onderzoeken die in het kader van de havenstaatcontrole gedaan
worden, indien die tot aanhouding van het schip hebben geleid. Dit is ingegeven door
het feit dat niet elk onderzoek in het kader van havenstaatcontrole zal leiden tot
(voortdurende) aanhouding. Door enkel de kosten in rekening te brengen indien de werkzaamheden
hebben geleid tot aanhouding, wordt enkel de selecte groep reders getroffen die met
substandaard schepen werkt. Bovendien zijn de onderzoeken die leiden tot aanhouding
van substandaard schepen veelal ingrijpender dan wanneer het schip in goede staat
blijkt te zijn en daarmee zijn de kosten veelal hoger.
Daarnaast wordt met deze regeling tegenwicht geboden aan het financieel profijt dat
deze reders beogen te behalen door met substandaard schepen te werken. Immers de kosten
die gemaakt dienen te worden voor het voldoen aan veiligheidseisen worden niet gemaakt.
Dit leidt ertoe dat de betreffende reder diensten kan aanbieden voor een lagere prijs.
Hierdoor ontstaat oneerlijke concurrentie die behalve bij overheidsinterventie in
stand blijft. De enkele aanhouding, en de eventuele nadelige financiële gevolgen die
daarmee samenhangen (buiten de doorberekening van de kosten), blijken in de praktijk
niet te volstaan als sturingsmiddel om alle reders met schepen te laten werken die
voldoen aan de gestelde veiligheidseisen.
De met de instelling van de tarieven te verwachten verbeterde naleving zal tevens
resulteren in een betere bescherming van het mariene milieu doordat naar verwachting
substandaard schepen eerder uit de vaart genomen zullen worden wanneer deze in minder
havens terecht kunnen.
Hoogte tarief
Voor het vaststellen van de hoogte van het tarief is aangesloten bij het tarief voor
het Europese deel van Nederland. In Caribisch Nederland zal een deel van de inspecties
worden uitgevoerd door lokaal personeel waarvan de kosten lager zijn dan in het Europese
deel van Nederland en een deel door vanuit het Europese deel van Nederland gedetacheerde
inspecteurs waarvan de kosten hoger zijn dan in het Europese deel van Nederland. Gemiddeld
genomen wordt uitgegaan van gelijke kosten. Ook de werkzaamheden zijn gelijk aan die
in het Europese deel van Nederland: gemiddeld vier manuur voor de eerste inspectie,
vier manuur voor de herinspectie en twee manuur voor de administratieve afhandeling,
overleg met vlaggenstaat, met havenautoriteiten, etc.
Vooral (maar niet uitsluitend) op Sint Eustatius komt het vaak voor dat de geïnspecteerde
schepen niet in de haven liggen, maar voor de kust ten anker of aan de boeien. In
dat geval moet de inspecteur zich met een gehuurd schip over water naar het schip
laten vervoeren. In voorkomende gevallen zal ter dekking van de kosten van dit vervoer
een aanvullend tarief per scheepsbezoek in rekening worden gebracht. Meestal zal er
sprake zijn van twee scheepsbezoeken.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Havenstaat inspecties worden alleen uitgevoerd op niet in Nederland geregistreerde
schepen. Het tarief is dan ook alleen van toepassing op buitenlandse schepen; er zijn
derhalve geen bedrijfseffecten voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Ditzelfde geldt ten aanzien van met de aanhouding gepaard gaande administratieve lasten.
Vaste verandermomenten
De onderhavige regeling voldoet aan het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.