De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op richtlijn nr. 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november
2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten
met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten en de artikelen
2.3a, tweede lid en vierde lid, 2.3b, tweede lid, en 2.11a van het Besluit universele
dienstverlening en eindgebruikersbelangen;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Doel en aanleiding
Deze regeling wijzigt de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
(hierna: de regeling) en strekt ter vervolmaking van de implementatie van Richtlijn
2009/136/EG van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de
universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken
en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie
en verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming
(PbEG L 337) (hierna: Richtlijn burgerrechten).
Artikel 7 van de Universeledienstrichtlijn, over de toegang tot de universele dienst
voor eindgebruikers met een fysieke beperking, is bij deze herziening aangescherpt.
Deze wijziging is in de Telecommunicatiewet geïmplementeerd door de universele dienst
in artikel 9.1 aan te vullen met een bepaling dat er voor eindgebruikers met een fysieke
beperking diensten of voorzieningen aanwezig moeten zijn om gelijkwaardige toegang
tot de openbare telefoondienst, telefoongidsen en abonnee-informatiedienst te realiseren.
In het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: het besluit)
is de aard van deze diensten bepaald. De diensten om gelijkwaardige toegang te realiseren
voor doven en slechthorenden en eindgebruikers met een spraakbeperking bestaat uit
een bemiddelingsdienst. De bemiddelingsdienst is een dienst die een eindgebruiker
met een auditieve of spraakbeperking in staat stelt om te bellen naar en gebeld te
worden door elke andere eindgebruiker. In het besluit zijn ook bepalingen opgenomen
over de betaalbaarheid en kwaliteit van deze diensten. Daarnaast kunnen bij ministeriële
regeling nadere regels worden gesteld aan de kwaliteit van deze diensten.
2. Eisen aan de bemiddelingsdienst
In de regeling worden eisen opgenomen over de toegankelijkheid van de bemiddelingsdienst,
waaronder de te bemiddelen gesprekken, de openingstijden en de wachttijd voor aanvang
van een door de dienst te bemiddelen gesprek.
Daarnaast wordt in deze wijziging bepaald welke standaarden de bemiddelingsdienst
moet ondersteunen. Er bestaan namelijk verschillende standaarden voor tekst- en beeldtelefonie.
Om interoperabiliteit tussen tekst- en beeldtelefoons te bevorderen ondersteunt de
bemiddelingsdienst de signaleringsstandaard SIP met de mediastandaarden beschreven
in de ETSI TS 126 114 specificatie. Omdat in deze standaard een aantal mediaformaten
tegelijk gestandaardiseerd wordt, en het daarmee mogelijk wordt om tekst, spraak en
beeld te combineren, wordt soms gesproken over ‘total conversation’. De verwijzing
naar ETSI TS 126 114 heeft overigens niet tot doel een strikte IP Multimedia Subsystem
(IMS) oplossing af te dwingen, maar te verzekeren dat interoperabiliteit mogelijk
is met de in deze specificatie genoemde signalerings-, tekst-, audio- en videostandaarden.
Naast de SIP-standaard voor het opzetten van communicatiesessies (RFC 3261) zijn dit
standaarden voor het behandelen van real time text (ITU-T T.140, ETSI TS 126 114 protocollen
voor datatransport, zoals RFC4103), video (H.264 en MPEG-4, optioneel H.263) en geluid
(encoding van DTMF, optioneel AMR speech codec, optioneel ITU-T G711 of G722). De
bemiddelingsdienst moet de nieuwste versie van de in ETSI beschreven standaarden en
mediaformaten kunnen ondersteunen. Daarnaast moet de bemiddelingsdienst oproepen met
oudere versies van de in ETSI TS 126 114 beschreven SIP standaarden en mediaformaten
kunnen ondersteunen (backward compatibility). Als naderhand reparaties in de standaarden
uitkomen, moeten de nieuwe versies ook worden ondersteund.
Eindgebruikers hebben eindapparatuur en software nodig om te kunnen tekst- en/of beeldtelefoneren
op basis van de in ETSI TS 126 114 opties voor signalering en één of meerdere mediastandaarden.
De eindapparatuur (PC’s, mobiele telefoons) is vaak algemeen beschikbaar (niet speciaal
voor doven en slechthorenden ontwikkeld en betaalbaar), maar de software (nog) niet.
Wanneer deze software niet verkrijgbaar is voor individuele eindgebruikers (bijvoorbeeld
via een mobiele provider of via een provider van een tekst- of beeldtelefoniedienst),
moet de bemiddelingsdienst de juiste software voor het bellen vanaf een vaste telefoon,
een PC of een geschikte mobiele telefoon beschikbaar stellen. De bemiddelingsdienst
kan voor deze software redelijke kosten in rekening brengen. Wanneer de software al
in gebruik is of via andere aanbieders eenvoudig verkrijgbaar is, is de bemiddelingsdienst
niet verplicht om eindgebruikers van software te voorzien.
De aanbieder van de bemiddelingsdienst is verantwoordelijk voor de koppeling met aanbieders
van tekst- en beeldtelefonie die voldoen aan de in ETSI TS 126 114 gestelde eisen.
Andere aanbieders van tekst en beeldtelefonie zijn zelf verantwoordelijk voor koppeling
met de bemiddelingsdienst, bijvoorbeeld door middel van een gateway.
Kwaliteit van de bemiddeling
Bij de bemiddeling van een gesprek moeten de gesproken woorden direct, zonder onnodige
vertraging en zonder verlies van informatie of toonzetting worden omgezet tekst en/of
gebarentaal en vice versa, zodat een vloeiende dialoog ontstaat tussen de gesprekspartners.
Om voeling te houden met de gebruiksvriendelijkheid van de dienst onder de gebruikers
ligt het voor de hand dat de aanbieder van de bemiddelingsdienst overleg voert met
de gebruikersgroep of klanttevredenheidsonderzoeken uitvoert.
Informatieverstrekking
De aanbieder die op grond van artikel 9.2 is aangewezen verstrekt informatie (bijvoorbeeld
op zijn website) over de reikwijdte van de bemiddelingsdienst en de wijze waarop gebruik
kan worden gemaakt van de dienst. Hieronder valt uiteraard ook het telefoonnummer
of de website waarop de bemiddelingsdienst wordt aangeboden. De informatie moet goed
toegankelijk zijn voor doven en slechthorenden die gebruik maken van gebarentaal,
bijvoorbeeld door middel van een instructiefilm waarin de werking in gebarentaal wordt
uitgelegd. Daarnaast moet het mogelijk zijn om telefonisch of per e-mail vragen te
stellen over technische problemen.
3. Regeldrukeffecten
De wijzigingen in de regeling hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten
en nalevingskosten van burgers en bedrijven. In de nota van toelichting bij de wijziging
van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen is aangegeven
dat indien de kosten voor het uitvoeren van de bemiddelingsdienst een onredelijke
last vormen voor de aangewezen aanbieder, deze kosten omgeslagen worden over de aanbieders
van elektronische communicatiediensten naar rato van omzet. In dit geval zijn het
geen nalevingskosten meer, maar een heffing van de overheid.
De hoogte van de heffing wordt bepaald door de hoogte van het laagste bod op het uitvoeren
van de bemiddelingsdienst. Om de kosten te reduceren is ervoor gekozen om de bemiddeling
voor beeldtelefonie en teksttelefonie gecombineerd aan te laten bieden door één aanbieder.
Andere maatregelen om de kosten te reduceren zijn de beperktere openingstijden van
de beeldbemiddelingsdienst en alleen ondersteuning van de standaarden voor tekst-
en beeldtelefonie binnen de ETSI TS 126 114 te verplichten (in plaats van ondersteuning
van alle mogelijke standaarden van tekst- en beeldtelefonie te verplichten).
4. Inwerkingtreding in verband met implementatie
Deze regeling treedt zo snel mogelijk in werking, te weten gelijktijdig met de inwerkingtreding
van de wijziging van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
waarin de grondslag voor deze regeling wordt geschapen. Het besluit treedt niet in
werking op een vast verandermoment, omdat het dient ter implementatie van het herziene
artikel 7 van de Universeledienstrichtlijn.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.