Verordening op het landelijk dekenberaad toezicht1

Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten,

Overwegende,

  • dat de Algemene Raad en de Raden van Toezicht op grond van artikel 26 Advocatenwet de verantwoordelijkheid dragen voor het toezien op de naleving van de plichten van advocaten als zodanig;

  • dat de deken belast is met toezicht en klachtbehandeling;

  • dat het gewenst is duidelijkheid te verschaffen wie op het gebied van toezicht welke taken en verantwoordelijkheden heeft;

  • dat het gewenst is een kader te bieden om het overleg tussen de dekens met betrekking tot het toezicht te optimaliseren;

Gelet op de artikelen 26, 28 en 46 van de Advocatenwet;

Gezien het voorstel met toelichting van de Algemene Raad;

Gelet op het advies van de Adviescommissie Regelgeving;

Stelt de navolgende verordening vast:

ARTIKEL I

Artikel 1 (definities)

advocaat:

de in Nederland ingeschreven advocaat, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet;

algemeen deken:

de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten bedoeld in artikel 18 van de Advocatenwet;

College van Afgevaardigden:

het College van Afgevaardigden bedoeld in artikel 19 van de Advocatenwet;

deken:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement bedoeld in artikel 22 van de Advocatenwet;

Raad van Toezicht:

de Raad van Toezicht bedoeld in artikel 22 van de Advocatenwet;

samenwerkingsverband:

het samenwerkingsverband bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Samenwerkingsverordening 1993;

secretaris:

de secretaris van de Algemene Raad bedoeld in artikel 34 van de Advocatenwet.

Artikel 2 (landelijk dekenberaad toezicht)

  • 1. Er is een landelijk dekenberaad toezicht bestaande uit de dekens. Tevens heeft de algemeen deken zitting in het landelijk dekenberaad toezicht, hij heeft geen stemrecht.

  • 2. Het landelijk dekenberaad toezicht kiest uit zijn midden een voorzitter.

  • 3. Bij ontstentenis of verhindering van een van de in het eerste lid genoemde personen kan een vervanger in zijn plaats een vergadering van deze organisatie bijwonen.

  • 4. Het landelijk dekenberaad toezicht wordt bij de uitoefening van zijn werkzaamheden ondersteund door het bureau van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Artikel 3 (taken en bevoegdheden dekenberaad)

Het landelijk dekenberaad toezicht:

  • a. heeft tot taak het harmoniseren van het toezicht en de klachtbehandeling door de dekens;

  • b. is bevoegd tot het doen van aanbevelingen en het opstellen van richtlijnen aan de dekens en de Raden van Toezicht met betrekking tot:

    • de uitoefening van het toezicht;

    • de wijze van aanwending van toezichtbevoegdheden, waaronder de sanctionering;

    • de klachtbehandeling en het registreren en bewaken van de doorlooptijden van klachtbehandeling en

    • de bereikbaarheid van de lokale bureaus en de wijze van verslaglegging;

  • c. wisselt toezichtinformatie uit die niet herleidbaar is tot afzonderlijke personen en

  • d. signaleert ontwikkelingen die voor het uitoefenen van het toezicht relevant kunnen zijn.

Artikel 4 (organisatie dekenberaad)

  • 1. De vergadering van het landelijk dekenberaad toezicht wordt bijeengeroepen door de voorzitter.

  • 2. Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid en zijn slechts rechtsgeldig indien ten minste tweederde van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is.

  • 3. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter de beslissende stem.

Artikel 5 (inzet deskundigen)

  • 1. Bij het uitoefenen van het toezicht kan de deken beschikken over een deskundige die namens de deken onderzoek doet bij de advocaat of het samenwerkingsverband waarbinnen de advocaat werkzaam is.

  • 2. Het landelijk dekenberaad toezicht bepaalt op welke deskundigheidsgebieden een of meer deskundigen beschikbaar moeten zijn, welke eisen gesteld worden aan een deskundige en onder welke omstandigheden een deskundige ingezet kan worden. Deze organisatie stelt een lijst vast met beschikbare deskundigen.

  • 3. De deken afzonderlijk beslist over de inzet van een deskundigen in een specifiek geval. De deskundige handelt als hulppersoon van de deken en valt mitsdien onder diens verlengd afgeleid beroepsgeheim en verschoningsrecht.

  • 4. De kosten voor de inzet van een deskundige zijn voor rekening van de advocaat die voorwerp van onderzoek is of van het samenwerkingsverband waarbinnen de advocaat werkzaam is. Indien een deskundige geen tekortkomingen van betekenis constateert of wanneer de advocaat of het samenwerkingsverband waarbinnen de advocaat werkzaam is niet in staat is een deel van de kosten te dragen, zijn de redelijkerwijs voor het onderzoek gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van het landelijk dekenberaad toezicht.

Artikel 6 (verantwoording)

  • 1. Het landelijk dekenberaad toezicht rapporteert halfjaarlijks aan het College van Afgevaardigden over de uitoefening van de taken bedoeld in artikel 3, of zoveel vaker voor zover dit relevant is voor een behoorlijke uitoefening van de praktijk van advocaten.

  • 2. Indien een of meer van de in artikel 3, onder b, genoemde aanbevelingen en richtlijnen niet worden opgevolgd door een deken respectievelijk een Raad van Toezicht, wordt dit door het desbetreffende orgaan binnen vier weken na ontvangst van die aanbeveling of richtlijn gemotiveerd medegedeeld aan de secretaris.

  • 3. De secretaris informeert onverwijld het landelijk dekenberaad toezicht en het College van Afgevaardigden over mededelingen gedaan op grond van het vorige lid.

Artikel 7 (jaarplan en jaarverslag)

  • 1. Het landelijk dekenberaad toezicht stelt in het laatste kwartaal van elk kalenderjaar een jaarplan vast voor het komende jaar waarin de speerpunten voor het toezichtbeleid worden geformuleerd. Het jaarplan wordt binnen twee weken na vaststelling openbaar gemaakt.

  • 2. Het landelijk dekenberaad toezicht stelt in het eerste kwartaal van elk kalenderjaar een jaarverslag vast. In dit jaarverslag zijn de resultaten van toezicht opgenomen, met daarin tenminste een overzicht van de hoeveelheid onderzoeken die zijn uitgevoerd, de onderwerpen waarop die onderzoeken zien en de resultaten van die onderzoeken. Deze informatie mag niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen. Het jaarverslag wordt binnen twee weken na vaststelling verzonden aan het College van Afgevaardigden en wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

ARTIKEL II

A

Artikel 12 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘van de Algemene Raad’.

2. In tweede lid vervalt telkens ‘van de Algemene Raad’ en wordt ‘een accountant en/of een andere advocaat aanwijzen. Hij bedingt daarbij dienst geheimhouding.’ vervangen door: een of meer deskundigen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening op het landelijk dekenberaad toezicht, aanwijzen.

3. In het derde lid vervalt de eerste en de tweede volzin.

B

Artikel 5 van de Verordening op de vakbekwaamheid wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin wordt ‘de secretaris’ vervangen door: de namens de deken optredende secretaris.

2. In vierde volzin wordt ‘een andere advocaat aanwijzen en bedingt daarbij diens geheimhouding.’ vervangen door: een of meer deskundigen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening op het landelijk dekenberaad toezicht, aanwijzen.

ARTIKEL III

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2012 en wordt geëvalueerd een jaar na inwerkingtreding.

TOELICHTING

Algemeen

De discussie over het toezicht op advocaten is van alle tijden. Vanaf 2009 is de discussie in een stroomversnelling geraakt, enerzijds door het advies van mr. A.W.H. Docters van Leeuwen1 en anderzijds doordat er vanuit de politiek steeds meer aandacht voor kwam.2

In juli 2011 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn plannen voor het toezicht op de advocatuur ter consultatie rondgestuurd. De Orde heeft bij brief van 18 november 2011 gereageerd op de plannen van de staatssecretaris.

De Algemene Raad is er van overtuigd dat de visies en ambities die voortvloeien uit het advies van de heer Docters van Leeuwen en die de Orde doende is in te voeren, een betere oplossing bieden voor de doelen die de staatssecretaris met de herziening van het toezicht op advocaten beoogt te bereiken. De Algemene Raad is er eveneens van overtuigd dat het toezichtvoorstel dat de Orde voorstaat leidt tot effectiever en efficiënter toezicht en tot een veel groter probleemoplossend vermogen. Om die reden is de Raad gekomen met een alternatief wetsvoorstel dat het toezicht op een zodanige wijze organiseert dat het recht doet aan de rol en de positie van de advocatuur en tegelijkertijd voor de maatschappij verifieerbaar deugdelijk, objectief en integer is. Dit alternatieve wetsvoorstel is eind 2011 naar de staatssecretaris verstuurd.

De kern van dit alternatieve wetsvoorstel is dat het toezicht en de klachtbehandeling door de deken worden uitgeoefend, dat de dekens in het te formaliseren ‘dekenberaad’ een bijdrage leveren aan de harmonisatie van de toezichtuitoefening door onder meer het doen van aanbevelingen.

Om op korte termijn de reeds in gang gezette veranderingen in het toezicht verder te kunnen ontwikkelen komt de Algemene Raad met een verordening. Door deze verordening krijgt het dekenberaad een formele status door middel van de instelling van het landelijk dekenberaad toezicht (hierna: dekenberaad).

Nut en noodzaak regeling bij verordening

Vooraf heeft de Algemene Raad zich de vraag gesteld of het noodzakelijk is om het overleg tussen de dekens bij verordening te regelen. De Algemene Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Ten eerste omdat de Algemene Raad er van overtuigd is dat hiermee een bijdrage kan worden geleverd aan het harmoniseren van het toezicht en de klachtbehandeling. Een tweede reden voor een regeling bij verordening is dat de Algemene Raad in afwachting van een wettelijke regeling wil starten met de opvolging van het advies van Docters van Leeuwen en de commissie Huydecoper. Het is de Algemene Raad ernst om de voorgestelde verbeteringen zo snel mogelijk door te voeren.

Vooropgesteld wordt dat de Algemene Raad het wenselijk vindt het reeds bestaande overleg tussen de dekens te institutionaliseren. De initiatieven van de dekens tot harmonisering van de toepassing van het beleid en van het toezicht krijgt daarmee een formele status en meer zeggingskracht. Tegelijkertijd wordt een krachtig signaal afgegeven dat het versterken van het toezicht en de klachtbehandeling door de lokale deken een van de belangrijkste speerpunten is van het beleid van de Orde.

Financiële gevolgen

De kosten van het toezicht dat wordt uitgeoefend door de lokale deken komen voor rekening van de plaatselijke Orde. Het is niet ondenkbaar dat de versterking van het toezicht dat reeds is ingezet en met deze verordening verder wordt vormgegeven een verzwaring van de financiële lasten voor de lokale Orden met zich brengt. De kosten die het landelijk dekenberaad toezicht maakt en die betrekking hebben op de organisatie en ondersteuning van die organisatie komen voor vooralsnog voor rekening van de Nederlandse Orde van Advocaten. In de begroting van de Nederlandse Orde van Advocaten zal daarvoor een aparte post worden opgenomen.

Ingewonnen advies

De Algemene Raad heeft de Adviescommissie Regelgeving en de Raad van Advies om advies gevraagd over (een eerdere versie van) de conceptverordening. De Adviescommissie Regelgeving heeft eind februari aan de Algemene Raad advies uitgebracht en komt tot een positief advies. Wel heeft de Adviescommissie een aantal kanttekeningen geplaatst die grotendeels door de Algemene Raad zijn overgenomen. Een belangrijk aandachtspunt voor de Adviescommissie is de verhouding tussen bevoegdheden van het dekenberaad en de bevoegdheden van de Raden van Toezicht. De Algemene Raad heeft dit in de toelichting verder verduidelijkt. Ook stond de vraag open of het dekenberaad een bestuursorgaan is in de zin van de Awb en beleidsregels kan vaststellen. De adviescommissie concludeert dat het nieuw op te richten dekenberaad geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb. Mede op basis van het advies van de Adviescommissie komt de Algemene Raad tot de voorliggende verordening waarin het dekenberaad wordt opgericht en waarbij het dekenberaad tot taak krijgt om de toezichtuitoefening te harmoniseren en aanbevelingen kan geven en richtlijnen kan opstellen met betrekking tot de uitoefening van het toezicht en de toepassing van de bevoegdheden. De Raad van Advies heeft medio mei advies uitgebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 1

In dit artikel zijn alle relevante definities genoemd.

Artikel 2

Het reeds bestaande informele dekenberaad wordt ten gevolge van deze verordening geformaliseerd door middel van de instelling van het dekenberaad.

Met de instelling van het dekenberaad wordt gevolg gegeven aan de aanbevelingen uit de rapporten van Docters van Leeuwen en de commissie Huydecoper. In beide adviezen wordt gesproken over de oprichting van een overlegstructuur voor de dekens, een zogenoemd dekenberaad. De Algemene Raad kiest er met deze verordening een dekenberaad op te richten dat aanbevelingen kan geven en richtlijnen kan opstellen die zien op het toezicht en de klachtbehandeling door de deken en de Raad van Toezicht. Het dekenberaad krijgt de bevoegdheid aanbevelingen te doen met betrekking tot de uitoefening van het toezicht (zie toelichting artikel 3). Nadrukkelijk stelt de Algemene Raad dat het dekenberaad geen bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is en derhalve alleen een organisatie is die de organen, waaronder in het bijzonder de deken, genoemd in de Advocatenwet kan adviseren. Het formeel wettelijk kader biedt vooralsnog helaas geen ruimte om het dekenberaad als bestuursorgaan te kwalificeren. Bevoegdheden die de Algemene Raad graag bij het dekenberaad zou willen neerleggen (zoals het vaststellen van beleidsregels) is vooralsnog niet mogelijk. Op het moment dat de Advocatenwet het stellen van beleidsregels mogelijk maakt zal deze verordening daarop worden aangepast.

Het dekenberaad bestaat uit de lokale dekens. Daarnaast heeft de algemeen deken zitting in het dekenberaad. Omdat het dekenberaad aanbevelingen kan geven die zien op het lokale toezicht heeft de algemeen deken geen stemrecht. Hij kan wel adviseren over wat er in het dekenberaad wordt besproken. Na de herziening van de gerechtelijke kaart is de omvang van het dekenberaad elf personen (tien lokale dekens en de algemeen deken). Om de continuïteit van het dekenberaad te waarborgen wordt voorzien in een regeling waarbij de deken bij ontstentenis of verhindering kan worden vervangen door een plaatsvervanger. Vaak betreft het de waarnemend deken. De organisatie voorziet zelf in zijn voorzitter en wordt ondersteund door medewerkers van het bureau van de Nederlandse Orde van Advocaten. De medewerkers van het bureau van de Orde voeren het secretariaat van het dekenberaad.

Artikel 3

Dit artikel regelt de taken en bevoegdheden van het landelijk dekenberaad toezicht. Met de instelling van deze organisatie worden de informele bijeenkomsten waarbij de dekens een keer per maand bij elkaar komen om overleg te hebben over hun werkzaamheden verder geformaliseerd. Zoals bij de toelichting op artikel 2 reeds is opgemerkt is het dekenberaad geen bestuursorgaan in de zin van de Awb. Het dekenberaad krijgt onder meer tot taak om het toezicht en de klachtbehandeling door de deken te harmoniseren en de bevoegdheid om aanbevelingen te doen en richtlijnen op te stellen op het gebied van de uitoefening van het toezicht, de aanwending van de toezichtbevoegdheden en de klachtafhandeling. Het overleg tussen de dekens is ook bedoeld om bepaalde ontwikkelingen of trends met elkaar te kunnen uitwisselen. Ook kan een deken besluiten een bepaalde casus ter bespreking voor te leggen aan het dekenberaad met als doel de mogelijke dilemma’s te bespreken of terugkoppeling te ontvangen op het eigen handelen. In verband met haar taken kan het dekenberaad aanbevelingen doen of richtlijnen geven aan de organen genoemd in de Advocatenwet over hoe te handelen in bepaalde gevallen. Het dekenberaad doet aanbevelingen en stelt richtlijnen op met betrekking tot de uitoefening van het toezicht, de wijze van aanwending van de toezichtbevoegdheden, de wijze van klachtafhandeling alsmede de doorlooptijden en de bereikbaarheid van de bureaus en de verslaglegging. Deze aanbevelingen en richtlijnen worden openbaar gemaakt. Met dit alles wordt beoogd enerzijds de rechtsongelijkheid in het kader van het toezicht op te heffen en anderzijds de transparantie van het toezicht en het tuchtrecht te vergroten. Ook krijgt het dekenberaad de taak toezichtinformatie uit te wisselen en ontwikkelingen op het gebied van het toezicht te signaleren. Deze informatie mag niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen; hieronder vallen in ieder geval de rechtzoekende en de advocaat c.q. het kantoor die in individuele zaaks- of cliëntendossiers worden genoemd.

Krachtens artikel 26 van de Advocatenwet hebben de Algemene Raad en de Raden van Toezicht de taak gekregen om toe te zien op de naleving van plichten van advocaten als zodanig. De deken is toezichthouder; hij heeft een aantal zelfstandige toezichthoudende taken, waaronder de controle op de naleving van verordeningen en het indienen van ambtshalve klachten. Tevens behandelt de deken klachten over advocaten. Een belangrijk aandachtspunt in deze verordening is de verhouding tussen het dekenberaad en de Raden van Toezicht. Op grond van de Advocatenwet is de Raad van Toezicht ook belast met een aantal toezichthoudende taken. Het is de Raad van Toezicht die de verantwoordelijkheid hiervoor draagt. Dit gezegd hebbende is het de deken die als voorzitter van de Raad van Toezicht het meeste toezichttaken uitoefent en ook ambtshalve kan klagen. In de ogen van de Algemene Raad ligt het, gelet op de wens om te komen tot harmonisatie, op de weg van de deken om de toezichtuitoefening door de eigen Raad van Toezicht gelijkluidend te laten zijn aan dat van de andere Raden van Toezicht. Doel daarvan is het toezicht door zowel de deken als de Raad van Toezicht te harmoniseren. Deze harmonisatie kan in de ogen van de Algemene Raad het beste geregeld worden via het dekenberaad. Na inwerkingtreding van de verordening zal de praktijk uitwijzen op welke wijze het dekenberaad invulling geeft aan haar taak en hoe zich dit verhoudt tot de Raden van Toezicht. Dit zal tevens een belangrijk aandachtspunt zijn bij de evaluatie van de verordening.

De deken is toezichthouder. Hij oefent het toezicht uit op advocaten die in zijn arrondissement kantoor houden. Docters van Leeuwen concludeerde in zijn rapport dat de rol van de deken bij het toezicht op advocaten belangrijk is en moet worden behouden. Wel moet deze rol worden versterkt. Een onderdeel van deze versterking is het tegengaan van de rechtsongelijkheid binnen de advocatuur. Docters van Leeuwen concludeerde ook dat de lokale dekens en de landelijke deken niet tot nauwelijks met elkaar praten over het beleid, de maatregelen en de sanctionering. Een advocaat in het ene arrondissement wordt voor dezelfde overtreding anders aangepakt dan een advocaat in het andere arrondissement. Dat is een onwenselijke situatie. Mede als gevolg van het rapport van Docters van Leeuwen is deze situatie al sterk verbeterd. De dekens komen regelmatig (een keer per maand) bij elkaar om de diverse toezichtaangelegenheden te bespreken en het toezicht en de handhaving te harmoniseren.

Het dekenberaad krijgt de bevoegdheid om aanbevelingen te doen en richtlijnen op te stellen teneinde het toezicht en de klachtbehandeling te harmoniseren. Met deze aanbevelingen wordt beoogd dat in heel Nederland het toezicht op dezelfde wijze en binnen dezelfde kaders door de dekens wordt uitgeoefend.

Artikel 4

Het dekenberaad vergadert zo vaak als men dat nodig acht, waarbij de vergaderingen formeel bijeen worden geroepen door de voorzitter. Alleen de deken of diens plaatsvervanger heeft stemrecht. De algemeen deken heeft geen stemrecht. Beslissingen van het dekenberaad worden genomen bij meerderheid van stemmen en zijn slechts rechtsgeldig indien tweederde van het aantal leden aanwezig is. Hiermee meent de Algemene Raad de zeggingskracht van de beslissingen voldoende gewicht mee te geven en tegelijkertijd ruimte laten voor afwijkende geluiden. Daarnaast kan het dekenberaad beslissen om bepaalde personen of deskundigen uit te nodigen in een vergadering om toelichting te geven op een bepaald onderwerp. Deze personen, bijvoorbeeld een adjunct-secretaris of een deskundige op een bepaald deskundigheidsgebied, zijn toehoorder en hebben geen stemrecht. Het kan voorkomen dat een deken een specifieke casus wil bespreken of dat bij de behandeling van een aanbeveling een specifieke casus aan bod komt. Het dekenberaad kan dan beslissen in beslotenheid te vergaderen zonder aanwezigheid van een toehoorder.

Artikel 5

De deken kan zich bij de uitoefening van het toezicht laten bijstaan door deskundigen. Dat is nu onder meer geregeld in artikel 12 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit (Vafi) en op grond van artikel 5 van de Verordening op de vakbekwaamheid (Vov). Op grond van artikel 12, tweede lid Vafi, is de vliegende brigade opgericht. Dit is een team bestaande uit een advocaat en een accountant die op afroep voor de deken beschikbaar zijn om namens de deken onderzoek te doen. De inzet van de vliegende brigades is voornamelijk ingegeven vanuit financieel oogpunt en wordt vaak gezien als ultiem middel. Naast financiële expertise kan ook andere expertise nodig zijn, bijvoorbeeld op specifiek juridisch of organisatorisch gebied, en waarbij de inzet van die expertise laagdrempelig is. Nu hebben de dekens vaak een eigen lijstje met personen die voor onderzoeken ingeschakeld kunnen worden.

Met het oog op de verdere professionalisering en harmonisering van het toezicht is het wenselijk om een centrale lijst met deskundigen op te stellen die door een deken gevraagd kan worden om namens hem onderzoeken te verrichten. Het ligt voor de hand deze centrale lijst onder de verantwoordelijkheid van het dekenberaad te laten vallen. Het dekenberaad bepaalt welke expertises gewenst zijn en welke eisen gesteld moeten aan de deskundigen. Het dekenberaad stelt ook de kaders vast waarbinnen een deskundige ingezet kan worden, maar kan niet beslissen in een specifiek geval een deskundige in te schakelen. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat het de deken is die beslist over de inzet van een specifieke deskundige in een specifieke casus. De deskundige handelt als hulppersoon van de deken en beschikt daarmee over een van de deken afgeleid beroepsgeheim en verschoningsrecht.3 Bij het inschakelen van een deskundige kan de deken afwijken van de lijst, bijvoorbeeld in het geval de gevraagde expertise (onder meer in de opstartfase) niet op de lijst staat.

De Algemene Raad kiest er voor om bij de inzet van deskundigen het huidige systeem van financiering te vooralsnog te handhaven (zie artikel 60d, vierde en vijfde lid, Advocatenwet en artikel 12, derde lid, Vafi). De Algemene Raad zal op het moment dat de deken over het gewenste bestuursrechtelijk toezichtinstrumentarium beschikt nader bezien of het huidige systeem van de financiering van onderzoeken verandering behoeft. Het vierde lid is gebaseerd op het huidige artikel 12, derde lid, Vafi. De kosten van een onderzoek zijn voor rekening van de advocaat tenzij. De tenzij geldt voor het moment dat een deskundige geen tekortkomingen van betekenis constateert of wanneer de advocaat of het samenwerkingsverband waarbinnen de advocaat werkzaam is niet in staat is een deel van de kosten te dragen. In dergelijke gevallen komen de kosten van het onderzoek door de deskundige geheel of gedeeltelijk voor rekening van de Orde. In de begroting voor 2012, en ook al in eerdere begrotingen, is een aparte post opgenomen ter dekking van deze kosten. Het dekenberaad zal in overleg met de Algemene Raad bepalen in hoeverre deze kosten in de toekomst ook toereikend zullen zijn.

Artikel 6

Het toezicht op advocaten moet worden ingericht op een wijze die recht doet aan de bijzondere rol en positie van advocaten en tegelijkertijd door de maatschappij verifieerbaar deugdelijk, objectief en integer is. Dat neemt niet weg dat het de verantwoordelijkheid is van zowel de Algemene Raad, de Raden van Toezicht als het dekenberaad om te laten zien wat het toezicht op advocaten inhoudt en wat de resultaten zijn. Om dit in te bedden in de structuren van de Orde wordt een halfjaarlijkse rapportageverplichting voor het dekenberaad geïntroduceerd. Het dekenberaad rapporteert aan het College van Afgevaardigden over de uitoefening van de taken als bedoeld in artikel 3. Het College van Afgevaardigden kan de rapportage dan gebruiken bij het vormen van een eigen oordeel over het functioneren van het toezichtsysteem als zodanig. Daarnaast kan het dekenberaad het College van Afgevaardigden informeren wanneer dit relevant is voor een behoorlijke uitoefening van de praktijk. Bij het uitoefenen van het toezicht kan de deken geconfronteerd worden met regelgeving die overbodig is geworden of aangepast of verduidelijkt moet worden. Het dekenberaad informeert daarover het College van Afgevaardigden, die op basis van de verkregen informatie de betreffende regelgeving kan aanpassen.

Tevens wordt geïntroduceerd dat wanneer de deken respectievelijk de Raad van Toezicht een aanbeveling van het dekenberaad niet wil volgen, hiervan mededeling gedaan dient te worden aan de secretaris van de Algemene Raad. De secretaris informeert vervolgens het dekenberaad en het College van Afgevaardigden. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke aanbevelingen het dekenberaad doet en welke deken respectievelijk Raad van Toezicht een of meerdere aanbevelingen niet opvolgt. Dit komt de transparantie van het toezicht ten goede.

Artikel 7

Het dekenberaad heeft krachtens artikel 3 van deze verordening tot taak om onder meer het toezicht en de klachtbehandeling te harmoniseren en aanbevelingen te doen op het gebied van de uitoefening van het toezicht door de deken, de aanwending van de toezichtbevoegdheden en de klachtafhandeling. Dit artikel verplicht het dekenberaad om jaarlijks een jaarplan vast te stellen waarin de speerpunten voor het toezichtbeleid worden genoemd. Hiermee wordt vooraf duidelijk waar het toezicht zich het komende jaar op zal richten. Uiteraard kan een deken of een Raad van Toezicht los van de speerpunten in het jaarplan toezichtonderzoeken starten. In het jaarplan zal ook aandacht besteed worden aan de bekostiging van het toezicht en van het dekenberaad. In de eerste plaats ligt de verantwoordelijk voor de bekostiging van het toezicht bij de Raad van Toezicht. Dat neemt niet weg dat het organiseren van het toezicht en van het dekenberaad kosten met zich mee brengen. Ook kunnen aan de inzet van deskundigen op grond van artikel 5 van deze verordening kosten verbonden zijn. De Algemene Raad vindt het wenselijk dat inzichtelijk wordt welke kosten hier mee gemoeid zijn. Hier ligt een rol voor het dekenberaad. Het ligt dan ook in de rede dat het dekenberaad een begroting opstelt waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke kosten met het toezicht en het dekenberaad gemoeid zijn. Daarbij speelt de vraag hoe hoog de kosten zijn en wie de kosten voor zijn rekening neemt, de Raad van Toezicht of de Algemene Raad. In de begroting van de Nederlandse Orde van Advocaten zal een aparte post worden opgenomen voor de kosten die betrekking hebben op de organisatie van het dekenberaad en ondersteuning.

Naast een jaarplan dient het dekenberaad ook een jaarverslag vast. In dit jaarverslag zijn de resultaten van toezicht opgenomen. Het spreekt voor zich dat dit jaarverslag geen informatie mag bevatten die herleidbaar zou zijn tot afzonderlijke personen; hieronder vallen in ieder geval de rechtzoekende en de advocaat c.q. het kantoor die in individuele zaaks- of cliëntendossiers worden genoemd. Het jaarverslag wordt gezonden aan het College van Afgevaardigden en algemeen verkrijgbaar gesteld. Dit komt de transparantie van het toezicht ten goede.

Artikel II

Met invoering van de Verordening op het landelijk dekenberaad toezicht is de aanwijzing van en de financiering van deskundige gewijzigd. Met wijziging van het tweede en derde lid van artikel 12 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit wordt deze verordening aangepast aan de nieuwe systematiek. Hetzelfde geldt voor de wijziging van artikel 5 van de Verordening op de vakbekwaamheid.

Artikel III

De verordening treedt in werking op 1 juli 2012. Na een jaar zal de verordening worden geëvalueerd, waarbij onder meer aandacht besteed wordt aan de verhouding tussen de werkzaamheden van het dekenberaad en de Raden van Toezicht, maar ook naar de werkzaamheden van het dekenberaad. De evaluatie wordt besproken met het College van Afgevaardigden.


X Noot
1

Verordening van 27 juni 2012, inwerkingtreding 1 juli 2012, Stcrt. 2012.

X Noot
1

A.W.H. Docters van Leeuwen, Het bestaande is geen alternatief. Een verkenning naar verbeteringen in het toezicht op de advocatuur (Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, maart 2010).

X Noot
2

Zie onder meer de vergaderingen van het College van Afgevaardigden van 1 april, 23 augustus, 22 september en 9 november 2011.

X Noot
3

Zie in dit verband ook het advies van F.A.W. Bannier e.a. Heeft de lokale deken een geheimhoudingsplicht en een verschoningsrecht? (Amsterdam/Maastricht, mei 2008).

Naar boven