De ratio van artikel 9, zesde lid vormde de mogelijkheid voor de Algemene Raad tot
het uitvoeren van een preventieve toets, waarbij met name wordt gekeken of relevante
gegevens omtrent de buitenlandse vennootschap voor het publiek toegankelijk zijn in
een mate die vergelijkbaar is met de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van dergelijke
gegevens van Nederlandse vennootschappen. Deze toets werd ingegeven door het feit
dat de verklaring van geen bezwaar zoals vereist voor Nederlandse BV/NV’s, niet werd
gevraagd van buitenlandse vennootschappen. Sinds de inwerkingtreding per 1 mei 1997
van de Verordening op de praktijkrechtspersoon van 27 november 1996 heeft een aantal
ontwikkelingen op het gebied van wetgeving plaatsgevonden, die aanleiding geven tot
aanpassing van de huidige verordening.
In dat kader kunnen worden genoemd de wet van 17 december 1997, houdende regels met
betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende
kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel in Nederland
verrichten en geen werkelijke band hebben met de staat naar welks recht zij zijn opgericht,
de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen. Volgens deze wet zijn bestuurders van dergelijke vennootschappen verplicht de vennootschap
in te schrijven in het Handelsregister. Dit geldt echter niet voor de vennootschappen
waarop het recht van een der lidstaten van de EU of van een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de EER van 2 mei 1992 toepasselijk is.
Met de inwerkingtreding per 1 juli 2011 van de Wet op de controle op rechtspersonen is het preventieve ministeriële toezicht, dat tot uitdrukking kwam in de verklaring van geen bezwaar komen te vervallen. In plaats van genoemde verklaring is een systeem geïntroduceerd
van doorlopende controle op rechtspersonen. Zodra er iets verandert in de situatie
van de rechtspersoon, bijvoorbeeld een overname, vindt een toetsing van overheidswege
plaats. Als een verhoogd risico op misbruik is geconstateerd, worden toezichthoudende
instanties en opsporingsdiensten geïnformeerd.
Bij wet van 22 maart 2007, houdende regels omtrent een basisregister van ondernemingen
en rechtspersonen (Handelsregisterwet 2007) worden de in artikel 5 van die wet genoemde ondernemingen ingeschreven in het Handelsregister,
alsmede de in artikel 6 opgenomen rechtspersonen.
Volgens genoemde artikelen zijn een Europese naamloze vennootschap, een Europees economisch
samenwerkingsverband, een Europese commanditaire vennootschap en een Europese coöperatieve
vennootschap, die volgens hun statuten hun zetel in Nederland hebben, verplicht tot
inschrijving in het Handelsregister.
Tot inschrijving in het Handelsregister zijn evenzeer verplicht de onderneming die
toebehoort aan een van voornoemde Europese entiteiten die volgens haar statuten haar
zetel in Nederland heeft of een onderneming die toebehoort aan een buitenlandse rechtspersoon
die een hoofdvestiging in Nederland heeft of in Nederland wordt vertegenwoordigd door
een gevolmachtigde handelsagent.
Met deze wettelijke bepalingen is het doel van artikel 9, zesde lid bereikt en is
in het kader van deze verordening overbodig geworden.
Nadere beschouwing van de tekst van het zesde lid leert dat genoemde gegevensverstrekking
dient om de Algemene Raad in staat te stellen te beoordelen of zal worden voldaan
aan de Orderegelgeving. Ook in die zin behoort het zesde lid te vervallen. Immers
toezicht op de naleving van de regelgeving is opgedragen aan de raden van toezicht.