Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatscourant 2012, 14416 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatscourant 2012, 14416 | Overig |
Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting: COKZ),
gelet op artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371) en artikel 2 van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet,
heeft in zijn vergadering van 25 mei 2012 het navolgende reglement vastgesteld:
In dit reglement wordt verstaan onder:
het bestuur van de stichting;
degene, die een overtreding van een voorschrift als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet, begaat;.
algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet;
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
de secretaris van het tuchtgerecht, dan wel bij diens ontstentenis of verhindering de adjunct-secretaris;
de statuten van de stichting;
Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;
tuchtgerecht als bedoeld in artikel 2 van het reglement;
bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit gestelde regel met betrekking tot producten, ten aanzien waarvan toezicht en/of keuring aan de stichting is opgedragen;
de voorzitter van het tuchtgerecht, dan wel bij diens ontstentenis of verhindering de vice-voorzitter;
Nederlandse Controle Autoriteit Eieren, dienstonderdeel van de stichting, inzake controle en toezicht op eieren en pluimveevlees.
1. Het tuchtgerecht van de stichting, als bedoeld in artikel 18 van de statuten van de stchting, is belast met tuchtrechtspraak terzake van overtredingen van voorschriften.
2. Het tuchtgerecht is gevestigd te Leusden.
1. Het tuchtgerecht is samengesteld uit een lid-voorzitter, een lid-vice-voorzitter en ten minste zes andere leden. Het wordt bijgestaan door een secretaris, die geen lid is van het tuchtgerecht.
2. De voorzitter, de vice-voorzitter en de secretaris voldoen aan de vereisten voor benoeming zoals vermeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
3. Het tuchtgerecht wordt zodanig samengesteld dat ten aanzien van alle productgroepen deskundigheid aanwezig is.
4. De samenstelling waarin het tuchtgerecht zitting houdt is zodanig dat de fungerend voorzitter, overige leden en secretaris geen enkele band hebben met de ondernemingen en of personen wiens zaak voorligt. De in het eerste lid bedoelde personen mogen niet zijn leden van het bestuur of van een door dit bestuur benoemde commissie dan wel enigerlei functie bij de stichting bekleden.
5. Het bestuur benoemt de in het eerste lid bedoelde personen, alsmede secretaris, voor vier jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.
6. De benoeming van de voorzitter en de vice-voorzitter behoeft de goedkeuring van de Minister.
1. Echtgenoten, bloedverwanten of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, kunnen niet tezamen zijn voorzitter, vice-voorzitter, lid of secretaris van het tuchtgerecht.
2. Indien een huwelijk mocht worden aangegaan na de benoeming zal de jongst benoemde als gevolg daarvan zijn functie niet kunnen behouden.
3. Indien zwagerschap mocht ontstaan na de benoeming, zal degene die haar veroorzaakt als gevolg daarvan zijn functie verliezen, tenzij de Minister en de Minister van Veiligheid en Justitie goedkeuren dat hij zijn functie behoudt.
Zwagerschap houdt op door de ontbinding van het huwelijk dat haar veroorzaakte.
1. De voorzitter, de vice-voorzitter, de overige leden en de secretaris van het tuchtgerecht kunnen tussentijds op eigen verzoek door het bestuur worden ontslagen.
2. Het bestuur is bevoegd hen bij een met redenen omkleed besluit te ontslaan of op non-actief te stellen in de gevallen, bedoeld in artikel 46f van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
3. Dit besluit wordt bij aangetekend schrijven aan de betrokkene medegedeeld.
4. Tegen een besluit als bedoeld in het tweede lid staat beroep open bij de Minister. Dit beroep dient binnen 30 dagen na verzending van het in het derde lid bedoelde aangetekend schrijven te worden ingesteld.
1. De kosten van het tuchtgerecht komen ten laste van de stichting.
2. De leden en de secretaris van het tuchtgerecht ontvangen een door het bestuur vast te stellen vacatiegeld voor het bijwonen van een zitting; voorts ontvangen zij vergoeding van gemaakte reis- en verblijfkosten.
3. Het bestuur kan aan de voorzitter, de vice-voorzitter en de secretaris een verdere vergoeding voor hun werkzaamheden toekennen.
4. De kosten van partijen zoals ten aanzien van raadslieden, vertegenwoordigers, getuigen, deskundigen en tolken, alsmede alle overige kosten komen voor rekening van de partij aan wiens zijde deze kosten vallen.
1. Het tuchtgerecht houdt zitting in de plaats waarin het is gevestigd.
2. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de voorzitter bepalen dat het tuchtgerecht zitting houdt buiten de plaats waar het is gevestigd.
3. Het tuchtgerecht houdt zitting met drie leden, de voorzitter daaronder begrepen. Het wordt zowel ter zitting als in raadkamer door de secretaris bijgestaan.
4. De voorzitter bepaalt in welke personele samenstelling het tuchtgerecht zitting houdt en welk lid een voor een zitting aangewezen lid bij diens ontstentenis of verhindering zal vervangen.
5. Indien een voor een zitting aangewezen lid verhinderd is de zitting bij te wonen, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan de fungerend secretaris, die alsdan het als vervanger aangewezen lid oproept.
1. Het tuchtgerecht kan aan een betrokkene die een voorschrift heeft overtreden een of meer van de in artikel 13, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet opgenomen maatregelen opleggen, te weten:
a. berisping; deze bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot de betrokkene in verband met de begane overtreding;
b. geldboete van ten minste € 3,– en ten hoogste een bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de waarde van de goederen, met betrekking tot welke een overtreding is begaan, of de waarde van het wederrechtelijk genoten voordeel dat geheel of gedeeltelijk door middel van de overtreding is verkregen, hoger is dan een kwart van de geldboete van de derde categorie, kan een geldboete worden opgelegd van ten hoogste de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De geldboete kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
c. het stellen van de betrokkene onder verscherpte controle op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren;
d. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene.
2. In gevallen waarin het tuchtgerecht besluit tot de in het eerste lid onder c. of d. genoemde maatregelen, stelt het tevens het geschatte bedrag van de daaraan verbonden kosten vast, welk bedrag door de betrokkene moet worden voldaan. Wordt openbaarmaking van de tuchtbeschikking gelast, dan bepaalt het tuchtgerecht tevens de wijze waarop deze dient te geschieden. De kosten van openbaarmaking worden in de uitspraak op een bepaald bedrag geschat.
1. Indien een feit, dat tuchtrechtelijk kan worden afgedaan, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap, wordt de tuchtrechtelijke vervolging ingesteld en worden
maatregelen genomen tegen:
a. die rechtspersoon of die vennootschap,
b. hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, of
c. beiden.
2. Een feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap, indien het begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon of de vennootschap, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.
3. Indien een tuchtrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon of een vennootschap, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, door één dezer.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing bij de tuchtrechtelijke vervolging van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap of doelvermogen.
1. Een zaak wordt binnen vier maanden na constatering van de ten laste gelegde overtreding door of namens het bestuur bij het tuchtgerecht aanhangig gemaakt door middel van een schriftelijke verklaring, inhoudende:
– een korte omschrijving van de ten laste gelegde overtreding met vermelding van de relevante feiten;
– naam en adres van de betrokkene(n).
2. De schriftelijke verklaring kan vergezeld gaan van een voorstel van of namens het bestuur met betrekking tot de op te leggen tuchtmaatregel.
3. Tezamen met de in het vorige lid bedoelde schriftelijke verklaring dienen alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan het tuchtgerecht te worden overgelegd.
4. Het tuchtgerecht neemt een zaak niet in behandeling indien de Officier van Justitie na overleg, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet, heeft beslist dat de overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan.
5. Het overleg als bedoeld in het vierde lid wordt door de directeur van de stichting gevoerd.
6. De directeur of diens plaatsvervanger is, voor zover het bestuur niet anders bepaalt, bevoegd ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel te handelen namens het bestuur.
1. Indien naar het oordeel van de voorzitter geen tuchtmaatregel of geen andere tuchtmaatregel dan een berisping of een geldboete van ten hoogste € 225,– dient te worden opgelegd, kan de voorzitter de zaak zonder zitting afdoen. De voorzittersbeschikking wordt op schrift gesteld. Artikel 23, lid 7, van dit reglement is van overeenkomstige toepassing.
2. Tegen de voorzittersbeschikking, bedoeld in het eerste lid, kan de betrokkene of degene die namens het bestuur de zaak aanhangig heeft gemaakt binnen zes weken na verzending van de beschikking verzet doen. In dat geval vervalt de voorzittersbeschikking en wordt de zaak overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 23 van dit reglement behandeld.
3. De termijnen van artikel 12, eerste lid, vangen in dat geval aan vanaf de datum waarop de secretaris het verzoek heeft ontvangen.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 11, wordt de betrokkene binnen een termijn van ten hoogste acht weken nadat een zaak tegen hem bij het tuchtgerecht aanhangig is gemaakt, bij aangetekende brief opgeroepen om op een door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen. De oproeping wordt tenminste twee weken voor de dag der zitting aan hem toegezonden en vermeldt de plaats van de zitting. Met inachtneming van dezelfde termijn wordt ook het bestuur of degene die de zaak namens het bestuur aanhangig heeft gemaakt ter zitting opgeroepen.
2. De oproeping aan de betrokkene gaat vergezeld van een afschrift van de in artikel 10, eerste lid, bedoelde verklaring en van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, voorzover deze stukken nog niet in zijn bezit zijn.
3. De oproeping aan de betrokkene houdt in:
a. indien getuigen en deskundigen ter zitting zijn opgeroepen, de namen, het beroep en de woonplaats van deze personen;
b. de mededeling, dat de betrokkene bevoegd is getuigen en deskundigen ter zitting mede te brengen;
c. de mededeling, dat de betrokkene bevoegd is zich ter zitting door een raadsman te doen bijstaan.
1. De zittingen van het tuchtgerecht zijn openbaar, tenzij naar het oordeel van de voorzitter dringende redenen zich daartegen verzetten.
2. Tenzij het tuchtgerecht beslist dat de betrokkene in persoon moet verschijnen, kan hij zich ter zitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk gemachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.
3. Het tuchtgerecht kan weigeren bepaalde personen, die niet zijn advocaat, als gemachtigde toe te laten. Alsdan wordt de zaak tot een volgende zitting aangehouden.
4. Het tuchtgerecht stelt bij aangetekende brief de betrokkene met de aanhouding en de reden daarvan in kennis en roept hem tevens op om op de voor de zaak bepaalde nadere zitting in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat of andere schriftelijke gemachtigde te verschijnen.
5. De betrokkene kan zich te allen tijde door een raadsman doen bijstaan. Het tuchtgerecht kan weigeren bepaalde personen, die niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt het tuchtgerecht op verzoek van de betrokkene de zaak tot een volgende zitting aan.
Tegen de betrokkene, die niet is verschenen of, ingeval zijn persoonlijke verschijning niet is gelast, zich niet heeft laten vertegenwoordigen, wordt verstek verleend. De behandeling wordt daarna voortgezet.
1. Een lid van het tuchtgerecht kan zich verschonen en kan worden gewraakt, indien te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid van het tuchtgerecht schade zou kunnen lijden.
2. De wraking dient te worden voorgedragen, terstond nadat de behandeling van de zaak is geopend. Redenen van wraking worden alle tegelijk voorgedragen.
3. Over verschoning of wraking wordt ten spoedigste door het tuchtgerecht beslist. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.
4. M.b.t. wraking resp. verschoning zijn de artikelen 513 tot en met 515 resp. de artikelen 517, tweede en derde lid tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
1. Het tuchtgerecht is bevoegd ambtshalve of op verzoek van de betrokkene getuigen bij aangetekend schrijven op te roepen. Iedereen die als getuige is opgeroepen, is verplicht voor het tuchtgerecht te verschijnen.
2. Indien de getuige niet op de oproeping verschijnt, kan het tuchtgerecht de Officier van Justitie bij de rechtbank binnen welks rechtsgebied het tuchtgerecht is gevestigd, verzoeken de getuige ter zitting van het tuchtgerecht te dagvaarden, en daarbij een bevel tot medebrenging te voegen.
3. Met betrekking tot het horen van getuigen en het recht van verschoning van getuigen zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
4. De voorzitter van het tuchtgerecht kan een getuige de eed of belofte doen afleggen dat hij de waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
1. Het tuchtgerecht kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene een of meer deskundigen benoemen, zonodig met opdracht een onderzoek in te stellen en daarvan verslag uit te brengen.
2. Ten aanzien van deskundigen en hun verhoor zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
3. Het tuchtgerecht roept deskundigen, die het wil horen, bij aangetekend schrijven op.
4. De voorzitter kan een deskundige de eed of belofte doen afleggen dat hij zijn taak naar geweten zal vervullen.
5. Het tuchtgerecht kan de deskundige geheimhouding opleggen.
1. Door het tuchtgerecht opgeroepen en verschenen getuigen en deskundigen, niet zijnde functionarissen van de stichting, ontvangen een vergoeding overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven strafzaken.
1. Het tuchtgerecht kan de behandeling ter zitting schorsen onder opgaaf van redenen.
2. Indien bij schorsing geen tijdstip voor hervatting van de behandeling is bepaald, doet de secretaris zo spoedig mogelijk bij aangetekende brief aan de betrokkene en aan degene, die de zaak aanhangig heeft gemaakt, mededeling van het daarvoor op zo kort mogelijke termijn vastgestelde tijdstip. Het tijdstip van hervatting kan niet liggen binnen 6 dagen na de datum van die mededeling.
3. De in het tweede lid bedoelde mededeling gaat vergezeld van een afschrift van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, voor zover niet reeds toegezonden ingevolge artikel 11, tweede lid, van dit reglement.
1. Het is aan de voorzitter en de andere leden verboden buiten de zitting:
a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen bekend te maken;
b. de gevoelens te openbaren, welke in de raadkamer over aanhangige zaken zijn geuit;
c. over een voor hen aanhangige zaak of over een zaak die naar zij weten, zouden kunnen weten of vermoeden voor hen aanhangig zal worden, zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met de betrokkene of zijn raadsman of van dezen enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk aan te nemen.
2. De in het eerste lid omschreven verbodsbepalingen gelden mede voor de secretaris voor zover de aard van zijn werkzaamheden niet anders vordert.
3. De geheimhoudingsplicht geldt ook na beëindiging van de functie.
1. Meerdere overtredingen van de voorschriften, door dezelfde betrokkene begaan, kunnen tegelijkertijd tuchtrechtelijk worden afgedaan.
2. Het tuchtgerecht kan zaken tegen verschillende betrokkenen met betrekking tot soortgelijke overtreding(en) ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde zaken splitsen.
3. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting.
4. Overtredingen van de voorschriften, door twee of meer betrokkenen begaan, kunnen -indien de betrokkenen daartegen geen bezwaar hebben- tegelijkertijd tuchtrechtelijk worden afgedaan.
1. De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting wanneer het tuchtgerecht van oordeel is dat het is voltooid.
2. Voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, hebben de betrokkene en degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt het recht voor het laatst het woord te voeren.
3. Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten deelt de voorzitter mee wanneer uitspraak zal worden gedaan.
1. Het tuchtgerecht beraadslaagt en beslist in raadkamer, zo mogelijk in aansluiting aan de behandeling ter zitting.
2. Het tuchtgerecht doet schriftelijk uitspraak.
3. De uitspraak houdt in de beslissing omtrent het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel(en), de gronden en de voorschriften waarop zij berust.
4. Het tuchtgerecht spreekt de beslissing, bedoeld in het tweede lid, in het openbaar uit.
5. In afwijking van het eerste lid kan het tuchtgerecht na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen.
6. Van de mondelinge uitspraak wordt door de secretaris een proces-verbaal opgemaakt.
7. De uitspraak wordt onderwijld aan de betrokkene en degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt toegezonden.
Tegen de bij verstek gegeven uitspraak kan de betrokkene binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet doen. In dat geval wordt de zaak overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 23 van dit reglement behandeld. Indien de betrokkene wederom niet ter zitting verschijnt, wordt in afwijking van artikel 14 niet opnieuw verstek verleend.
1. Op gezamenlijk verzoek van eigenaar van het bedrijf waar de maatregel is opgelegd en degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt kan het tuchtgerecht besluiten om de sanctie van het verscherpt toezicht op te heffen.
2. De artikelen 12, 13, 16 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beslissing van artikel 21 lid 4 ziet op het toe- of afwijzen van het verzoek.
3. Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen hoger beroep open.
1. De betrokkene dan wel degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt kan binnen zes weken na de verzending van de uitspraak van het tuchtgerecht hoger beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven, tenzij tegen die uitspraak verzet kan of kon worden gedaan.
2. Degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt kan voorts hoger beroep instellen tegen een uitspraak bij verstek, tenzij de betrokkene verzet doet. Het hoger beroep kan worden ingesteld binnen zes weken nadat de termijn voor het doen van verzet ongebruikt is verstreken.
3. Met betrekking tot het hoger beroep zijn verder de artikelen 32 tot en met 41 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat onder ‘de voorzitter van het bedrijfslichaam’ en ‘het bedrijfslichaam’ telkens moet worden gestaan: de ‘controle-instelling’.
De tenuitvoerlegging van uitspraken van het tuchtgerecht en van het College van beroep voor het bedrijfsleven geschiedt op last van het bestuur. Van tenuitvoerlegging kan niet worden afgezien tenzij met goedkeuring van de voorzitter van het College van beroep voor het bedrijfsleven.
Wanneer het bestuur een uitspraak waarbij een geldboete voorwaardelijk is opgelegd, ten uitvoer wil leggen omdat de voorwaarde is overtreden, kan het bestuur bij de in artikel 10 bedoelde verklaring bij het aanhangig maken van die overtreding een verzoek voegen om vast te stellen dat de voorwaarde is overtreden.
Een tuchtbeschikking wordt niet ten uitvoer gelegd zolang daartegen beroep openstaat of op een ingesteld beroep nog niet is beslist.
1. Het Tuchtreglement COKZ wordt ingetrokken.
2. Dit reglement wordt aangehaald als Tuchtreglement COKZ 2012.
3. Dit reglement treedt eerst in werking na goedkeuring door de Minister en de Minister van Veiligheid en Justitie.
4. Het reglement treedt in werking met ingang van 1 juli 2012 en zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
5. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
Vastgesteld door het bestuur in de vergadering van 25 mei 2012
Het reglement is goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij brief d.d. 25 juni 2012, kenmerk 277916, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie
Gelet op artikel 3, eerste lid, van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet is door de stichting COKZ, hierna genoemd ‘het COKZ’, een tuchtgerecht ingesteld. Het Tuchtgerecht COKZ is belast met de tuchtrechtspraak ten aanzien van overtredingen van de bij of krachtens het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten en het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 gestelde regels ten aanzien van kaas (Goudse, Edammer en Commissiekaas) resp. een aantal kaassoorten met Europese bescherming (BOB, BGA en GTS) en zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen, alsmede de handelsnormen m.b.t. eieren, pluimvee en vlees van pluimvee.
Op grond van artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet en artikel 2 van het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet heeft het COKZ een Tuchtreglement vastgesteld. In het reglement worden de samenstelling en bevoegdheden van het met de tuchtrechtspraak belaste tuchtgerecht geregeld alsook de rechtsgang van het tuchtrechtelijke geding. Daarbij zijn de bepalingen uit het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet in acht worden genomen.
In artikel 13 van de Landbouwkwaliteitswet is een aantal artikelen van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisaties 2004 van overeenkomstige toepassing verklaard. Het betreft de artikelen De artikelen 1, onderdeel b, 3 tot en met 6, 21 tot en met 25, 27 tot en met 41, 42 en 44.
In de vergadering van 25 mei 2012 heeft het bestuur van het COKZ besloten het oude reglement te vervangen door het nieuwe ‘Tuchtreglement COKZ 2012’.
Het vaststellen van een nieuw tuchtreglement houdt verband met:
1. de aanpassing van het reglement op de bepalingen uit de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Artikel 13, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet verklaart een aantal artikelen uit de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 van overeenkomstige toepassing. Hoewel die artikelen onverkort gelden en formeel gezien niet in een reglement hoeven te worden opgenomen, is er ten behoeve van de overzichtelijkheid en leesbaarheid voor gekozen in het reglement de inhoud van de relevante wetsbepalingen op te nemen.
2. de samenvoeging van de tuchtgerechten van Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) en van Stichting COKZ, dit naar aanleiding van de overdracht per 1 juli 2012 van de taken van Stichting CPE naar Stichting COKZ.
In artikel 1 zijn de definities opgenomen van enkele in het reglement gebruikte begrippen.
In de artikelen 2 tot en met 9 zijn de bepalingen opgenomen, waarin de taak, de bevoegdheid en de samenstelling van het tuchtgerecht zijn beschreven.
In de artikelen 10 t/m 23 van het tuchtreglement is bepaald hoe het tuchtgeding in eerste aanleg plaatsvindt.
De artikelen 24 t/m 26 betreffen het instellen van verzet en beroep
De artikelen 27 t/m 29 handelen over de tenuitvoerlegging van uitspraken van het tuchtgerecht en van het College van beroep voor het bedrijfsleven.
Artikelen 30 is de slotbepaling van het tuchtreglement en bepaalt onder meer dat het tot 1 juli 2012 geldende tuchtreglement COKZ wordt ingetrokken.
Opgemerkt wordt dat in geval van discrepanties tussen het reglement en de van toepassing zijnde artikelen uit de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisaties 2004 en het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet de tekst van de wettelijke bepalingen doorslaggevend is.
Het nieuwe tuchtreglement treedt in werking op 1 juli 2012.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-14416.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.