Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 2006

De directeur-generaal Belastingdienst,

Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;

Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;

In overeenstemming met de secretaris-generaal;

Besluit:

Artikel 1: Algemene leiding

  • 1. Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).

  • 2. De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

  • 2. De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid:

    • de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),

    • de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),

    • de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),

    • de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).

    Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.

  • 3. De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.

Artikel 3: Budgethouderschap

In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.

Artikel 4: Mandaat primair proces DGBEL

  • 1. De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.

  • 2. De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.

  • 3. Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.

  • 4. De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

    De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

Artikel 5: Mandaat bedrijfsvoering

  • 1. De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.

  • 2. Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;

    • b. vaststellen van de formatie;

    • c. bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR);

    • d. (tijdelijke) plaatsing in het buitenland;

    • e. bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties;

    • f. disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR);

    • g. schadeloosstelling (artikel 69 ARAR);

    • h. reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR);

    • i. vertrekregelingen;

    • j. ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).

  • 3. Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.

  • 4. Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. vaststelling feitelijk opgedragen functie;

    • b. (verlengde) aanstellingsbesluiten;

    • c. ver- en herplaatsing;

    • d. aanstelling in vaste dienst;

    • e. tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;

    • f. wijziging van salarisschaal;

    • g. incidentele beloning voor bijzondere prestaties;

    • h. korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid;

    • i. toekenning gratificatie bij ambtsjubileum;

    • j. ontslag.

  • 5. De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt:

    De Minister van Financiën,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.

  • 6. De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt:

    De Minister van Financiën,

    namens deze,

    de (functie DB lid) Belastingdienst,

    voor deze,

    (handtekening)

    gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.

Artikel 6: Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.

Artikel 7: Beperking mandaat

Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.

Artikel 8: Verantwoordelijkheden

De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.

Artikel 9: Intrekking andere regelingen

Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006-5031M, wordt ingetrokken.

Artikel 10: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.

Artikel 11: Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.

14 juni 2012

De Directeur-Generaal Belastingdienst, P.W.A. Veld.

BIJLAGE 1

DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt.

De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken.

DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon.

Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden.

Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst.

Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’.

Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.

Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeur-generaal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.

1. Cluster Uitvoeringsbeleid

Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:

  • de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;

  • het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën;

  • de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;

  • advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst;

  • contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties;

  • algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.

2. Cluster Fiscaliteit

Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:

  • de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;

  • de behandeling van fiscale cassatiezaken;

  • internationale fiscale aangelegenheden.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.

3. Cluster Bedrijf

Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:

  • de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);

  • het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;

  • de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD;

  • het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;

  • systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);

  • behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;

  • de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.

4. Cluster IV-beleid

Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:

  • het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;

  • het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing;

  • het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, mede-ontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid;

  • een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.

De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.

5. Samenwerking en afstemming

Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.

6. Aansturing

De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.

Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.

TOELICHTING

Algemeen

Dit Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel) volgt uit het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën dat door de minister is vastgesteld. In dat overkoepelende besluit is de hoofdstructuur van het ministerie met bijbehorende taken en verantwoordelijkheden vastgelegd en zijn mandaten aan de ambtelijke leiding toegekend. In het besluit klinkt de sturingsfilosofie door die de Bestuursraad in overeenstemming met de minister heeft vastgelegd in de Gedragscode Begrotingsuitvoering en Financieel Beheer. In die filosofie zijn een grote mate van eigen verantwoordelijkheid voor medewerkers, een regelluw departement en een professionele werkcultuur centrale waarden. In die sfeer zijn in het organisatie- en mandaatbesluit dan ook ruime bevoegdheden aan de ambtelijke leiding gegeven. Deze weinig geclausuleerde mandaten stellen de ambtelijke leiding in staat om, gebruikmakend van de eigen professionaliteit, invulling te geven aan de hen toekomende verantwoordelijkheden. Tegelijk staat ook een gedegen planning- en controlcyclus in het organisatie- en mandaatbesluit centraal, waarbij de ambtelijke leiding verantwoording aflegt over het gebruik van het aan hen toegekende mandaat.

In het organisatie- en mandaatbesluit draagt de minister de plaatsvervangend secretaris-generaal (PSG) en de directeuren-generaal (DG’s) op een organisatie- en mandaatbesluit voor hun eigen organisatieonderdeel vast te stellen. In deze organisatie- en mandaatbesluiten stellen de PSG en DG’s de organisatie onder het directieniveau vast (voor DGBel niet van toepassing) en werken zij de aan hun directoraat-generaal toegekende hoofdtaken verder uit over de directies en afdelingen (voor DGBel: clusters). Ook worden in die besluiten de mandaten aan directeuren respectievelijk leden van het MT Belastingdienst en daaronder ressorterende functionarissen toegekend. De organisatie- en mandaatbesluiten van de PSG en DG’s vervangen daarmee de bestaande organisatie- en mandaatbesluiten. Deze gaan allemaal op in het DG-besluit, afgezien van tijdelijke directies die hun eigen organisatie- en mandaatbesluit behouden.

Dit besluit begint met het vaststellen van de structuur en taken van het DGBel. Deze structuur is gekozen om de dg te ondersteunen in zijn eindverantwoordelijkheid voor de gehele Belastingdienst. Naast de verantwoordelijkheid voor DGBel, waarin de dg wordt bijgestaan door de aspect verantwoordelijke DB-leden, is de dg ook eindverantwoordelijke voor de uitvoerende en facilitaire onderdelen van de Belastingdienst. Hierin wordt de dg bijgestaan door het managementteam (mt) Belastingdienst.

Belastingdienstbrede besluiten neemt de dg gehoord hebbend het mt Belastingdienst.

Het MT Belastingdienst wordt gevormd door de directeur-generaal Belastingdienst (DG) en de overige leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Deze leden zijn:

  • de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),

  • de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),

  • de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),

  • de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).

Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zijn zij hierin mede koers- en beleidsbepalend.

In het MT-Belastingdienst hebben naast de leden van het DB ook de directeuren zitting die vanuit de andere dienstonderdelen leiding geven aan het primaire proces:

  • de directeur B/Toeslagen,

  • de directeur B/Centrale Administratie,

  • de directeur B/Belastingtelefoon,

  • en de directeur B/FIOD.

In het overleg van het MT Belastingdienst zijn de facilitaire dienstonderdelen B/CFD en B/CKC niet rechtstreeks vertegenwoordigd maar door de CFO en de CHRO. De directeuren van B/CAO en B/CIE zijn vertegenwoordigd door de CIO.

Deze directeuren van de onderdelen B/CFD, B/CKC, B/COA en B/CIE worden evenwel, wat hun bevoegdheden betreft, gelijkgesteld met de leden van het MT Belastingdienst.

Het aspect verantwoordelijke leden van het Dagelijks Bestuur sturen vier clusters aan: Het cluster Bedrijf, Fiscaliteit, IV-Beleid en Uitvoeringsbeleid; zij treden op als inhoudelijk aanspreekpunt voor de clusters en worden daarbij bijgestaan door een -toegevoegd- adjunct directeur per cluster.

Daarbij is de CHRO ook verantwoordelijk manager voor de projectorganisatie DGBel.

In lijn met het departementsbrede mandaatbesluit zijn de aspect verantwoordelijke leden van het Dagelijks Bestuur verantwoordelijk voor het hele beleidsterrein, inclusief bijbehorende bedrijfsvoering. Om besluiten te kunnen nemen is budget nodig; het budgethouderschap wordt geregeld in artikel 3. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt in twee soorten mandaten: mandaten voor de primaire processen en mandaten voor de bedrijfsvoering. Met primaire processen wordt gedoeld op al hetgeen betrekking heeft op de vastgelegde taken (beleidsterreinen) van de betreffende clusters. De bedrijfsvoering is al hetgeen nodig is om die taken te kunnen uitvoeren. Wederom in lijn met het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit is het in dit besluit toegekende mandaat voor de primaire processen ruim: de aspect verantwoordelijke leden van het Dagelijks Bestuur zijn bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende het werkterrein van DGBel. Een aantal aangewezen (senior) functionarissen is bevoegd tot het nemen van alle beleidsbesluiten betreffende het aan hun cluster toegewezen werkterrein.

Ook ten aanzien van de bedrijfsvoering geldt een ruim mandaat. Afgezien van enkele besluiten die op grond van het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit aan de SG zijn voorbehouden en enkele in dit besluit vastgelegde besluiten die zijn voorbehouden aan de directeur-generaal Belastingdienst, zijn de aspect verantwoordelijke leden van het Dagelijks Bestuur bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het DGBel werkterrein. Uiteraard geldt voor beide submandaten dat een en ander geldt binnen eventueel door de minister of door de SG dan wel de directeur-generaal Belastingdienst of het MT Belastingdienst gegeven richtlijnen. Bovendien geldt dat mandaathouders zich er altijd van dienen te vergewissen of een bepaald besluit dermate – politiek – zwaarwegend is dat overleg met de mandaatgever nodig is alvorens van het mandaat gebruik wordt gemaakt. In die gevallen hebben mandaathouders dan ook overleg met de bewindspersoon die het aangaat en/of met de directeur of een lid van het DB Belastingdienst.

In het bij dit besluit horende mandaatregister (bijlage 2) worden parafen en handtekeningen van mandaathouders vastgelegd alsmede de concrete bevoegdheden van deze functionarissen.

Artikelgewijs

Artikel 1: Algemene leiding

Binnen het Dagelijks Bestuur Belastingdienst is sprake van toedeling van verschillende portefeuilles (concrete projecten, dossiers, aandachtsgebieden en optreden als eerste aanspreekpunt voor enkele clusters).

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

Onder bedrijfsvoering wordt verstaan de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen om de gestelde (beleids)doelstellingen te kunnen realiseren.

Artikel 3 Budgethouderschap

De dg wijst de budgethouders aan. De CFO uit het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor de toewijzing van de budgetten.

Budgethouders zijn verantwoordelijk voor een adequaat financieel beheer. Onder financieel beheer wordt verstaan:

  • Een ordelijke begrotingsvoorbereiding;

  • Een doelmatige en rechtmatige begrotingsuitvoering;

  • Een juiste, volledige en tijdige registratie van financiële transacties;

  • Een adequate opzet, goede werking en actuele beschrijving van de administratieve organisatie (bestuurlijke informatieverzorging).

Het financieel beheer moet voldoen aan wet- en regelgeving, o.a. aan het handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (HAFIR). Daarnaast moet het financieel beheer voldoen aan de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ. Deze kunnen de vorm hebben van aanschrijvingen (bijvoorbeeld aanschrijvingen voor de begroting, het jaarverslag en de concernrapportages).

Uitgaven doen en verplichtingen aangaan, zijn beperkt tot de functie behorende speelruimte. Naasthogere manager en functionaris bespreken deze ruimte en stellen hiervoor – specifieke – grenzen vast.

Artikel 4 Mandaat primair proces DGBel

Het mandaat dat aan de genoemde functionarissen is gegeven, is weinig geclausuleerd. Dat is in lijn met de gedragscode Begrotingsuitvoering en Financieel Beheer waarin een grote eigen verantwoordelijkheid voor het lijnmanagement wordt bepleit. De genoemde functionarissen hebben in het kader van de jaarplannen – en binnen eventueel gegeven richtlijnen door of namens de minister, secretaris-generaal en de algemene leiding van de Belastingdienst – mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden die behoren tot het beleidsterrein van het DGBel.

Artikel 5 Mandaat bedrijfsvoeringaangelegenheden

Artikel 5 regelt het mandaat voor bedrijfsvoeringaangelegenheden. Ook dit mandaat is weinig geclausuleerd. Wel zijn enige bevoegdheden voorbehouden aan de directeur-generaal Belastingdienst, tevens voorzitter van het MT Belastingdienst. Deze betreffen voornamelijk bevoegdheden inzake personele beslissingen ten aanzien van functionarissen vanaf schaal 15. Het gaat om beslissingen waarbij een extra zorgvuldigheidswaarborg dient te worden ingebouwd in de besluitvorming omdat deze beslissingen vaak invloed hebben op de gehele organisatie en om consistentie in de beslissingen te bevorderen. Deze voorbehouden betreffen zowel het nemen als het afdoen en ondertekenen van de genoemde besluiten. Dit laat onverlet dat de feitelijke benoeming geschiedt bij Koninklijk Besluit.

Uit praktische overwegingen zijn de voorzitter en de leden van het managementteam Personele en Financiële Diensten van de directie Bedrijfsvoering en Communicatie van het ministerie van Financiën gemandateerd om namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen de door hen genomen besluiten af te doen en te ondertekenen. Ten aanzien van enkele, in het vierde lid genoemde, besluiten geldt een voorbehoud. Deze besluiten mogen slechts worden afgedaan en ondertekend door de in het eerste lid gemandateerde functionarissen zelf.

Uit praktische overwegingen en uit het oogpunt van interne controle, kunnen budgethouders inkoopopdrachten laten afdoen en ondertekenen door functionarissen van de eenheid Facilitaire Diensten van de directie Bedrijfsvoering en Communicatie van het ministerie van Financiën.

Artikel 6 Mandaatregister

Om controle uit te kunnen oefenen op de uitoefening van de verleende mandaten, is een mandaatregister gecreëerd.

Artikel 8 Verantwoordelijkheden

Bij de uitoefening van het mandaat moet rekening worden gehouden met wet- en regelgeving. Ook kunnen de minister, de secretaris-generaal en de directeur-generaal Belastingdienst nog specifieke richtlijnen hebben gegeven. Daarnaast kan er nog sprake zijn van de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ.

Naar boven