ARTIKEL I
De Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel i door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In artikel 2.2 wordt ‘het gebruik van de openbare telefoondienst op een vaste locatie’
vervangen door: de aansluiting op het openbare elektronische communicatienetwerk op
een vaste locatie en het gebruik van de openbare telefoondienst over die aansluiting.
C
Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘openbare telefoondiensten op een vaste locatie’ vervangen
door: de openbare telefoondienst via het openbare elektronische communicatienetwerk
op een vaste locatie.
2. Aan het eerste lid wordt na ‘bepaalde categorieën nummers’ toegevoegd: en de mogelijkheid
tot het afnemen van Premium SMS-diensten of Premium MMS-diensten.
D
In artikel 2.5 wordt ‘openbare telefoondiensten op een vaste locatie’ vervangen door:
de aansluiting op het openbare elektronische communicatienetwerk op een vaste locatie
en de openbare telefoondienst over die aansluiting.
E
Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.5a
De aanbieder van de openbare telefoondienst via het openbare elektronische communicatienetwerk
op een vaste locatie die krachtens artikel 9.2 van de wet is aangewezen biedt de mogelijkheid
om een abonnement af te sluiten waarbij ongeacht de hoeveelheid gebelde minuten naar
binnenlandse niet-betaalnummers niet meer dan een bij de abonnee bekend bedrag per
maand in rekening wordt gebracht.
F
Artikel 2.6 komt te luiden:
Artikel 2.6
-
1. Het grensbedrag, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, onderdeel a, van het besluit,
bedraagt € 20.000.000.
-
2. Het minimum, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, bedraagt
€ 2.000.000.
G
Na artikel 4.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.6
De op grond van artikel 11.10, tweede lid, van de wet te verstrekken locatiegegevens
wijken in ten hoogste 15% van de gevallen meer dan 5000 meter af van de werkelijke
locatie van het oproepende netwerkaansluitpunt.
ARTIKEL II
In artikel 44, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, en tweede lid, van de Regeling aanvraag-
en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz wordt ‘artikel 15, zesde lid’
telkens vervangen door: artikel 15, zevende lid.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
ARTIKEL IV
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling implementatie herziene Universeledienstrichtlijn.
TOELICHTING
1. Algemeen
In combinatie met de Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de
herziene telecommunicatierichtlijnen en het Besluit implementatie herziene telecommunicatierichtlijnen
wordt met deze wijziging van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
(hierna: RUDE) de bij Richtlijn 2009/136/EG (Richtlijn burgerrechten) herziene Richtlijn
2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische
communicatienetwerken en -diensten (hierna: Universeledienstrichtlijn) geïmplementeerd.
Ten eerste wordt in deze wijzigingsregeling de gewijzigde bijlage 1, deel A, van de
Universeledienstrichtlijn geïmplementeerd. Artikel 10 van de herziene Universeledienstrichtlijn
schrijft voor dat de aanbieder die is aangewezen om de universele dienst te verzorgen,
aan de abonnees een aantal faciliteiten en diensten aanbiedt. Deze diensten en faciliteiten
dienen ertoe bij te dragen dat abonnees hun uitgaven kunnen controleren en beheersen.
Deze faciliteiten zijn opgesomd in bijlage I, deel A, van de Universeledienstrichtlijn
en als gevolg van de herziene Universele dienstenrichtlijn is deze bijlage uitgebreid
met een aantal kostenbeheersende maatregelen, waaronder de mogelijkheid tot kosteloze
blokkering van Premium SMS- en MMS-diensten.
Daarnaast worden eisen gesteld aan de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van locatiegegevens
die op grond van artikel 11.10, eerste lid, van de wet moeten worden doorgegeven bij
een oproep naar alarmnummer 112. De verplichting om locatiegegevens door te geven
die aan deze eisen voldoen, geldt alleen voor mobiele oproepen. Aanbieders van mobiele
telefoniediensten en -netwerken geven momenteel de locatie door van het radiozendapparaat
(de antenne) waarmee het toestel waarmee wordt gebeld verbinding maakt. Omdat het
‘bereik’ van een antenne doorgaans niet meer dan 5000 meter is, kan hieruit worden
afgeleid dat de beller zich op niet meer dan 5000 meter van die locatie bevindt. Gezien
de directe inwerkingtreding van artikel 4.6 RUDE met het oog op implementatie van
de gewijzigde Universeledienstrichtlijn, wordt in eerste instantie nog aangesloten
bij deze huidige praktijk van aanlevering van locatiegegevens. Mogelijk zullen in
de toekomst hogere eisen aan de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de door te geven
locatiegegevens worden gesteld.
Tot slot bevat de regeling enkele redactionele wijzigingen die voortvloeien uit de
Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen
en het Besluit implementatie herziene telecommunicatierichtlijnen.
Uitvoerbaarheidstoets
Het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatieautoriteit heeft op 9 mei
2012 de resultaten van de uitvoeringstoets op de ontwerpregeling gemeld. Het college
acht de regeling uitvoerbaar, controleerbaar en handhaafbaar, maar vraagt daarbij
wel om verduidelijking ten aanzien van het bij onderdeel G ingevoegde artikel 4.6.
Hierop is de toelichting op dit artikel uitgebreid.
Het college stelt daarnaast vragen over de manier waarop en de mate waarin zij de
norm vastgelegd in artikel 4.6 moet handhaven. OPTA beslist als zelfstandig bestuursorgaan
zelf over de wijze waarop getoetst wordt, en de prioriteiten die aan de handhaving
van de verschillende door OPTA te handhaven normen wordt gegeven. Zoals in de artikelsgewijze
toelichting wordt uitgelegd legt artikel 4.6 de door het college beschreven huidige
praktijk vast en valt dan ook niet te verwachten dat dit leidt tot verzwaring van
het takenpakket en daarmee tot hogere uitvoeringslasten.
Consultatie
Er zijn in totaal zes reacties binnengekomen naar aanleiding van de consultatie, waarvan
vijf reacties op de internetconsultatie.
Een partij wijst erop dat het aanbieden van een kosteloze blokkering van Premium SMS-diensten
in artikel 2.4 overbodig is omdat dit al geregeld is in artikel 3.9 van het RUDE.
Artikel 3.9 is alleen van toepassing op consumenten. De richtlijn heeft echter een
breder toepassingsbereik en schrijft voor dat de aangewezen aanbieder deze kosteloze
blokkade ook aan abonnees, niet zijnde consumenten, moet aanbieden. Wel is de suggestie
van deze partij overgenomen om de terminologie van artikel 2.4 in lijn te brengen
met artikel 3.9.
Ten aanzien van artikel 2.4 wordt voorts verzocht om in artikel 3.2 van het RUDE op
te nemen dat de abonnee wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot blokkade van Premium
SMS- en MMS-diensten.
Deze suggestie is niet overgenomen omdat dit verder gaat dan hetgeen artikel 10 van
de gewijzigde Universeledienstrichtlijn verplicht. Bovendien is op grond van het zevende
lid, onderdeel b van artikel 3.10 van het RUDE de aanbieder verplicht de consument
te informeren over de kosteloze blokkade van Premium SMS-diensten. Als hieraan niet
wordt voldaan mag de consument niet worden afgesloten indien die consument niet betaalt
voor een Premium SMS-dienst.
Een partij doet de suggestie om in artikel 3.10 van het Rude op te nemen dat de afname
van meerdere Premium SMS-diensten in een maand wordt aangemerkt als één rechtshandeling.
Deze suggestie is niet overgenomen omdat dit verder strekt dan hetgeen de gewijzigde
Universele dienstrichtlijn voorschrijft. Bovendien is dit niet nodig omdat in artikel
3.9 een ruime definitie van ‘klacht’ is opgenomen die meerdere Premium SMS-diensten
kunnen betreffen.
Een partij merkt op dat de invulling van het onderdeel kostenbeheersing van de openbare
telefoondienst in artikel 2.5a (kosteloze waarschuwing bij het overschrijden van een
door de abonnee bepaald bedrag) wat betreft het door de abonnee te bepalen bedrag
verder gaat dan de bepaling in de richtlijn en in zijn algemeenheid niet proportioneel
is gelet op de hoge kosten (enkele miljoenen euro’s) die gemaakt zouden moeten worden
om een dergelijke faciliteit te kunnen realiseren op het huidige netwerk. Hieraan
is tegemoet gekomen door aanpassing van artikel 2.5a. De aanbieder moet op grond van
de nieuwe bepaling de mogelijkheid bieden om een abonnement af te nemen waarbij per
maand niet meer dan een bij de abonnee bekend bedrag in rekening wordt gebracht, ongeacht
hoeveel en wanneer de abonnee binnen Nederland belt. Betaalnummers en buitenlandse
nummers mogen wel apart in rekening worden gebracht. De aangewezen aanbieder, op dit
moment KPN op grond van artikel 20.1 van de Telecommunicatiewet, biedt momenteel deze
mogelijkheid al in de vorm van abonnement Belvrij. Dit abonnement biedt de abonnee
een goede manier om zijn telefoonkosten te beheersen.
Ten aanzien van artikel 4.6 merkt een partij op dat de mate van nauwkeurigheid en
betrouwbaarheid die is gekozen geen verbetering of verandering oplevert ten opzichte
van de huidige situatie. Er is op dit moment inderdaad voor gekozen om de feitelijke
situatie als uitgangspunt te nemen voor het bepalen van de norm. Hier is voor gekozen
omdat de regeling direct na publicatie in werking treedt om de gewijzigde Universeledienstrichtlijn
zo snel mogelijk om te zetten in Nederlandse wetgeving. Dit neemt niet weg dat deze
norm op een later moment nog kan worden aangescherpt. Mogelijk kunnen in de toekomst
hogere eisen aan de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de door te geven locatiegegevens
worden gesteld. Om aan scherpere eisen te kunnen voldoen hebben de aanbieders dan
wel enige voorbereidingstijd nodig, die voor de inwerkingtredingsdatum van de huidige
regeling niet beschikbaar is.
Een andere partij wijst erop dat volgens haar de norm zoals die is geconsulteerd te
krap is geformuleerd om de huidige situatie te kunnen vatten. Ook stellen twee partijen
dat de geconsulteerde norm geen ruimte laat voor eventuele toekomstige uitbreiding
met netwerken in andere (lage) frequentiebanden. De norm is vanwege deze valide argumenten
opgerekt. Dat wil zeggen dat in plaats van de toegestane afwijking van 10% nu is gekozen
voor een toegestane afwijking van 15% op de norm van 5000 meter.
2. Artikelen
Artikel 1, onderdelen B tot en met D en artikel 2 - Redactionele wijzigingen
In deze onderdelen is een aantal redactionele wijzigingen in bestaande bepalingen
van de RUDE opgenomen die verband houden met de gewijzigde terminologie in artikel
9.1 van de wet, en wordt daarnaast een verkeerde verwijzing in de Regeling aanvraag-
en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz gecorrigeerd.
Daarnaast wordt artikel 2.4 RUDE in lijn met de gewijzigde bijlage A bij de Universeledienstrichtlijn
uitgebreid met het recht voor de abonnee op kosteloze blokkering van de mogelijkheid
om Premium SMS- en MMS-diensten af te nemen door de aangewezen aanbieder van de openbare
telefoondienst. Artikel 3.9 RUDE geeft consumenten die een abonnement hebben bij ongeacht
welke aanbieder van openbare telefonie dit recht al. Artikel 2.4 wordt desondanks
met deze verplichting aangevuld omdat de richtlijn voorschrijft dat de aangewezen
aanbieder van de openbare telefoondienst deze blokkering ook kosteloos moet aanbieden
aan abonnees, niet zijnde consumenten.
Onderdeel E – Kostenbeheersende maatregel
Overeenkomstig de uitbreiding van bijlage A bij de Universeledienstrichtlijn wordt
in artikel 2.5a bepaald dat de aangewezen aanbieder van de openbare telefoondienst
een abonnement moet aanbieden die de abonnee meer controle geeft over de hoogte van
de telefoonrekening. De aanbieder moet naast de abonnementen waarbij ten hoogste de
in artikel 2.1 genoemde tarieven worden gerekend, een abonnement aanbieden waarbij
de abonnee ongeacht hoeveel en wanneer hij belt binnen Nederland (betaalnummers en
buitenlande nummers uitgezonderd) een vast bedrag in rekening wordt gebracht. De hoogte
van dit vaste bedrag per maand moet vooraf bij de abonnee bekend zijn.
Onderdeel F – Omzetgrenzen bijdrage universele dienst
In artikel 2.6 van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
(hierna: RUDE) wordt het grensbedrag en het minimum, bedoeld in artikel 2.13 van het
besluit, vastgesteld. Deze bedragen hebben te maken met de berekening van de bijdrage
die aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten of -netwerken, en aanbieders
van bijbehorende faciliteiten, op grond van artikel 9.5 van de wet betalen aan OPTA
als er een aanbieder van een universele dienst is aangewezen die daarvoor op grond
van artikel 9.4 van de wet een vergoeding krijgt. Deze vergoeding wordt gefinancierd
uit de bijdragen van de aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten
en -netwerken en bijbehorende faciliteiten
Alleen aanbieders die in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop
de te betalen vergoeding betrekking heeft, in Nederland een hogere omzet realiseert
uit het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten of -netwerken of
bijbehorende faciliteiten dan het in artikel 2.6 RUDE bepaalde minimum (€2.000.000)
zijn aan het college een bijdrage verschuldigd. In artikel 2.13 van het Besluit universele
dienstverlening en eindgebruikersbelangen is bepaald hoe het totaalbedrag van de vergoeding
aan de universeledienstverlener wordt verdeeld over de bijdrageplichtige aanbieders.
Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen aanbieders met een omzet boven en onder
het in artikel 2.6 van de regeling bepaalde grensbedrag (€ 20.000.000).
Onderdeel G – Nauwkeurigheid en betrouwbaarheid locatiegegevens
Op grond van artikel 11.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet moeten aanbieders
van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten die locatiegegevens
kunnen verwerken, bij elke elektronische communicatie met een alarmnummer voor publieke
diensten de locatiegegevens met betrekking tot de oproep doorgeven aan de beheerder
van het alarmnummer. De locatiegegevens worden gebruikt door de alarmcentrale om zo
snel mogelijk de juiste regionale hulpdiensten in te schakelen, zodat de gevraagde
hulp zo spoedig mogelijk kan worden verleend. Het is daarom van belang voor de alarmcentrale
dat de locatiegegevens voldoen aan minimale nauwkeurigheids- en betrouwbaarseisen.
In artikel 4.6 RUDE wordt de minimale nauwkeurigheid bepaald van de locatiegegevens
die de aanbieder moet doorgeven bij alle mobiele oproepen naar 112, ongeacht het soort
netwerk waarop deze oproep wordt afgewikkeld. Artikel 4.6 ziet alleen op mobiele oproepen.
Voor oproepen via het vaste telefoonnetwerk wordt al nauwkeurigere informatie verstrekt
op grond van artikel 11.10, eerste lid, onderdeel b, van de wet. De norm richt zich
tot de afzonderlijke aanbieders..De locatiegegevens hoeven alleen verstrekt te worden
als de aanbieder locatiegegevens kan verwerken. Voor bijvoorbeeld aanbieders van nomadische
VOIP-telefonie is dit in de regel niet mogelijk.
Volgens artikel 4.6 RUDE mag de doorgegeven locatie niet meer dan 5000 meter afwijken
van de werkelijke locatie van het oproepende netwerkaansluitpunt (met andere woorden:
de locatie van de telefoon waarmee wordt gebeld). Voor aanbieders van mobiele telefonie
komt deze 5000 meter veelal overeen met de afmetingen van de grootste cellen van het netwerk
voor mobiele telefonie waarmee de telefoon toegang krijgt tot het openbare communicatienetwerk
(een cel is het geografisch gebied dat wordt bediend door een basisstation). Deze
grootste cellen bevinden zich vooral in meer landelijke gebied. In stedelijke gebieden,
waar veelal kleine cellen zijn, zal de nauwkeurigheid vaak aanzienlijk groter zijn.
De betrouwbaarheid van de aanname dat uit de doorgegeven locatie van de antenne kan
worden afgeleid dat de beller zich binnen 5000 meter van de doorgegeven locatie bevindt
is niet voor 100% te garanderen. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat de locatiegegevens die
worden doorgegeven worden gebaseerd op de locatie van de antenne die de oproep naar
112 verzorgt. Dat zal meestal de antenne zijn die het dichtst bij de beller staat,
en die antenne zal meestal geen groter gebied bedienen dan in een straal van 5000
meter om de antenne heen. Er zijn echter situaties waarin bijvoorbeeld een antenne
een groter gebied dan een gebied met een straal van 5000 meter bedient of waarin de
dichtstbijzijnde antenne de oproep niet kan verwerken (vanwege fysieke obstakels of
omdat deze antenne overbelast is door een groot aantal bellers).
Daarom is gekozen voor een betrouwbaarheid van 85%: in minstens 85% van de gevallen
wijken de locatiegegevens niet meer dan 5000 meter af van de daadwerkelijke locatie
van de beller (het oproepende netwerkaansluitpunt). Zo wordt rekening gehouden met
het feit dat de nauwkeurigheid kan variëren. Dit geeft aanbieders echter niet de bevoegdheid
om voor bepaalde groepen bellers standaard geen locatiegegevens door te geven. Als
de aanbieder locatiegegevens kan verwerken moet hij sowieso locatiegegevens aanleveren.
3. Implementatietabel
Lid van artikel 1 van de Richtlijn burger-rechten
|
Gewijzigde artikel in Universele-dienst-richtlijn
|
Bepaling in implementatie-regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien
niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft
|
Omschrijving beleidsruimte
|
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte
|
17
|
Artikel 26, vijfde lid
|
Artikel 4.6 Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
|
Invulling van de nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidscriteria
|
Ivm de korte inwerkingtredings-termijn is voorlopig aangesloten bij de bestaande praktijk
|
28
|
Artikel 10, tweede lid, junctio Bijlage I, deel A, b
|
Artikelen 1.1 en 2.4 Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
|
N.v.t.
|
N.v.t.
|
|
Artikel 10, tweede en derde lid, junctio Bijlage I, deel A, f
|
N.v.t.
|
Op grond van artikel 10, derde lid, wordt een faciliteit van bijlage I, deel A, niet
opgelegd indien deze faciliteit op ruime
schaal beschikbaar is.
|
De faciliteit in onderdeel f (tariefadvies) wordt niet opgelegd. Tariefadvies is in
Nederland reeds op ruime schaal beschikbaar.
|
|
Artikel 10, tweede en derde lid, junctio Bijlage I, deel A, g
|
Artikel 2.5a Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen
|
Invulling van andere kostenbeheersende instrumenten
|
Het aanbieden van een abonnement waarbij ongeacht de hoeveelheid gebelde minuten naar
binnenlandse niet-betaalnummers niet meer dan een bij de abonnee bekend bedrag per
maand in rekening wordt gebracht is een adequaat instrument om de kosten van de openbare
telefoondienst te beheersen.
|
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.