TOELICHTING
Met deze regeling wordt de Uitvoeringsregeling visserij gewijzigd. Hiermee wordt het
recreatief gebruik van staand want mogelijk gemaakt in wateren in de visserijzone,
waar dit vissen van oudsher plaatsvond. Recreatief gebruik van staand want is in beginsel
verboden, maar met deze regeling wordt een vrijstelling gerealiseerd voor de gebieden
die zijn genoemd in bijlage 19 die tevens met deze regeling wordt ingevoegd bij de
Uitvoeringsregeling visserij.
Achtergrond
Over recreatief gebruik van staand want is meermalen op aangeven van de leden van
de fracties van de VVD en de PvdA in de Tweede Kamer gesproken. Met name dat in die
situaties waar het van oudsher bestaande gebruik van recreatief staand want uitgeoefend
werd aan de Noordzeekust (in de ‘Visserijzone’), ook daar de ruimte geboden zou dienen
te worden het opnieuw toe te staan. Ik heb de Tweede Kamer op 22 december vorig jaar
middels een brief geïnformeerd dat een beperkt toestaan van het recreatief staand
want ook langs de Noordzeekust niet hoeft te conflicteren met het Bruinvisbeschermingsplan.
Aangewezen gebieden
In bijlage 18 bij de Uitvoeringsregeling visserij, die met deze wijzigingsregeling
wordt toegevoegd, is bepaald voor welke wateren de vrijstelling geldt. In de eerste
plaats dat slechts die gemeenten waar sprake was van ‘historisch’, of ‘van oudsher
bestaand’ gebruik van het recreatief staand want, zich kunnen melden. Gemeenten hebben
in de procedure die leidde tot het tot stand komen van deze regeling kunnen aangeven
of daarvan sprake was in de wateren op hun grondgebied.
Voorwaarden bij de vrijstelling
Van de vrijstelling mag slechts gebruik worden gemaakt indien aan een aantal voorwaarden
wordt voldaan. Deze voorwaarden werden in de brief van 22 december opgesomd. Op onderdelen
wijken deze af van de criteria die gelden voor het recreatief gebruik van staand want
in de Waddenzee en in de Westerschelde, verschillen worden in het navolgende toegelicht.
Het gaat om de volgende criteria:
-
– Een maximum netlengte van 50 meter;
-
– Een maximum hoogte van 65 centimeter;
-
– Het net dient van een eenvoudig type te zijn (‘botwant’);
-
– Plaatsing tussen de hoogwater- en laagwaterlijn;
-
– Maximale sta-tijd is één etmaal, en
-
– één net per persoon; (dit is overigens géén verschil met Waddenzee en Westerschelde)
De maximum netlengte van 50 meter volgt uit het Bruinvisbeschermingsplan; dit verschilt
met de toegestane netlengtes in de Waddenzee en in de Westerschelde, waar afhankelijk
van de locatie 30 dan wel 100 meter is toegestaan op grond van historisch gebruik.
Met de maximum hoogte van 65 cm en van een eenvoudige type wordt het volgende bedoeld.
Het is enerzijds toegestaan dat het net bij laag water plat op de grond ligt, waarbij
het aan de bodem aan de uiteinden met ankers is bevestigd, maar het net kan anderzijds
ook gespannen worden tussen palen (stangen, stokken, e.d.). In dat laatste geval mag
het net dan ter plaatse van die bevestiging aan een paal maximaal 65 cm boven de grond
bevestigd zijn. Hierbij is een zekere bolling in het net mogelijk. De maximaal gestrekte
hoogte tussen de boven- en onderkant van het net (tussen de boven- en onderpees) is
110 cm. De minimale maaswijdte van het type net is 105 mm; dit houdt in dat er maximaal
10 mazen in verticale richting boven elkaar aanwezig kunnen zijn.
Het net dient ‘enkelwandig’ en van monofylament of multimonofylament materiaal te
zijn. ‘Enkelwandig’ wil zeggen dat niet meerdere lagen netten parallel tegen elkaar
bevestigd mogen zijn (leidend tot een kleinere effectieve maaswijdte, danwel verstrikking
veroorzakend). Monofylament of multimonofylament beoogt het vermijden van een zelfde
effect maar dan doordat slechts enkeldradig of tot één draad gewonden garen is toegestaan.
Nogmaals wordt er op gewezen dat er onderscheid bestaat tussen het type net voor de
Waddenzee en Westerschelde en dat (hierboven) langs de Noordzeekust. Dit onderscheid
is met name dat voor de Waddenzee en Westerschelde het net niet tot een hoogte van
65 cm mag reiken, maar bij droogvallen plat op de bodem moet liggen. Dit vermindert
het risico van invangen van laag over de grond scherende vogels.
Wat betreft de plaatsing tussen de hoog- en laagwaterlijn wordt aangegeven dat het
net niet dieper (geheel noch gedeeltelijk) geplaatst mag worden dan de laagwaterlijn.
Dit is een onderscheid met de situatie voor 2011 waar het in principe was toegestaan
om het op elke diepte te plaatsen die wadend was te bereiken.
Met de duiding van een maximale sta-tijd van één etmaal wordt in de praktische uitwerking
bedoeld dat een net minimaal één maal per etmaal moet worden geïnspecteerd. Dit dient
een tijdige constatering en melding van bijvangst van bruinvissen.
Overeenkomstig de vrijstelling die op grond van artikel 52a van de Uitvoeringsregeling
visserij geldt voor de Waddenzee en de Westerschelde moet voorafgaand aan de visserij
een melding zijn gedaan bij de gemeente waarin de recreatieve visserij plaatsvindt.
Evenals voor de visserij in de Waddenzee en de Westerschelde geldt een maximum van
één net per persoon.
Ten overvloede zij vermeld dat het aan boord hebben van staand want aan een niet geregistreerd
vissersvaartuig niet is toegestaan.
Registratie
Op grond van deze regeling is degene die recreatief gebruik maakt van staand want
gehouden bij gebruik van een degelijk net melding te maken van bruinvissen die met
dat net zijn gevangen. Gemeenten waarin de visserij ingevolge deze regeling mag plaatsvinden
zijn bereid gevonden deze meldingen te registreren, zodat deze voor beleids- en onderzoekdoeleinden
kunnen worden gebruikt.
Regeldruk
Op grond van het nieuwe artikel 52b, dat met deze wijzigingsregeling aan de Uitvoeringsregeling
Visserij wordt toegevoegd, is degene die voornemens is gebruik te maken van de vrijstelling,
bedoeld in dat artikel, gehouden zich te melden. De administratieve lasten die gepaard
gaan met die melding worden geschat op 125 uren; gebaseerd op een schatting van 750 personen,
vermenigvuldigd met de verwachte tijdsduur à 10 minuten per melding. De administratieve
lasten die gepaard gaan met het aangeven van een bruinvis-bijvangst wordt geschat
op 2 uur; gebaseerd op een schatting van 12 meldingen, vermenigvuldigd met de verwachte
tijdsduur à 10 minuten per aangifte. Hierbij zij aangetekend dat de huidige totaaltelling
van 127 uur in hoge mate onzeker is aangezien geen historische gegevens bekend zijn,
noch voor de toekomst realistische indicaties te geven zijn. De optie van een vrijstelling
zonder meldingsplicht brengt een zodanige verhoging van de handhavingslast met zich,
dat dit geen reëel alternatief is. Zonder een dergelijke verplichting is het voor
handhavers niet mogelijk na te gaan of het aantal netten per persoon is overschreden,
en aan wie het uitgezette net toebehoort. Het doorgeven van een bruinvisbijvangst
is met het oog op wetenschappelijke data, die thans niet voorhanden zijn. Dit is overgenomen
uit het Bruinvisbeschermingsplan.
Vaste verandermomenten
Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van mijn uitgangspunten
van vaste verandermomenten voor regelgeving waarbij de regelgeving op 1 januari, 1 april,
1 juli of 1 oktober inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien
plaatsvindt. Gelet op het feit dat de regeling voorziet in een uitbreiding van de
mogelijkheden voor het recreatief gebruik van staand want, waarbij de doelgroepen
gebaat zijn, wordt deze afwijking wenselijk geacht. Met de publicatie op een zo vroeg
mogelijk moment wordt wel zo veel als mogelijk voldaan het tweede uitgangspunt dat
betrokkenen zich tijdig kunnen voorbereiden op deze regeling.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.