Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 juni 2012, nr. 268070, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ten behoeve van het onder voorwaarden toestaan van recreatief gebruik van staand want in de Visserijzone,

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op de artikelen 3, 4 en 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 12a

Het recreatief gebruik van vistuig van het type staand want in de visserijzone is verboden.

B

Na artikel 52a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 52b

  • 1. Van het verbod, bedoeld in artikel 12a wordt, voor het grondgebied van de gemeenten, genoemd in bijlage 19, vrijstelling verleend voor het gebruik voor de recreatieve visserij van een vistuig per persoon van het type staand want, mits:

    • a. het een vistuig betreft

      • 1°. met een maaswijdte van ten minste 105 millimeter, gestrekt gemeten;

      • 2°. dat niet uit meerdere lagen netten bestaat;

      • 3°. dat bestaat uit enkeldradig of tot één draad gewonden garen;

      • 4°. met een lengte van ten hoogste 50 meter, gemeten langs de bovenpees van het net, en

      • 5°. met een hoogte van ten hoogste 110 centimeter, gestrekt gemeten.

    • b. het net wordt verankerd aan de bodem, waarbij de bovenpees ten hoogste 65 centimeter boven de bodem aan de verankering wordt bevestigd;

    • c. het net wordt geplaatst tussen de hoog- en de laagwaterlijn;

    • d. het vistuig ten minste eenmaal per etmaal wordt geïnspecteerd en degene die vist bij de gemeente waar de visserij plaatsvindt in voorkomend geval opgave doet van de aantallen gevangen bruinvis en de plaats waar deze zijn gevangen.

  • 2. Op de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, zijn de voorwaarden bedoeld in artikel 52a, onderdelen c en d, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 52a, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Na bijlage 18 wordt de bijlage bij deze regeling toegevoegd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 juni 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

BIJLAGE BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Bijlage 19, behorend bij artikel 52b, eerste lid

Gemeenten waarvoor de vrijstelling, bedoeld in artikel 52b, eerste lid, geldt

Schiermonnikoog

Ameland

Terschelling

Vlieland

Texel

Zijpe

Katwijk

Westland

Zandvoort

TOELICHTING

Met deze regeling wordt de Uitvoeringsregeling visserij gewijzigd. Hiermee wordt het recreatief gebruik van staand want mogelijk gemaakt in wateren in de visserijzone, waar dit vissen van oudsher plaatsvond. Recreatief gebruik van staand want is in beginsel verboden, maar met deze regeling wordt een vrijstelling gerealiseerd voor de gebieden die zijn genoemd in bijlage 19 die tevens met deze regeling wordt ingevoegd bij de Uitvoeringsregeling visserij.

Achtergrond

Over recreatief gebruik van staand want is meermalen op aangeven van de leden van de fracties van de VVD en de PvdA in de Tweede Kamer gesproken. Met name dat in die situaties waar het van oudsher bestaande gebruik van recreatief staand want uitgeoefend werd aan de Noordzeekust (in de ‘Visserijzone’), ook daar de ruimte geboden zou dienen te worden het opnieuw toe te staan. Ik heb de Tweede Kamer op 22 december vorig jaar middels een brief geïnformeerd dat een beperkt toestaan van het recreatief staand want ook langs de Noordzeekust niet hoeft te conflicteren met het Bruinvisbeschermingsplan.

Aangewezen gebieden

In bijlage 18 bij de Uitvoeringsregeling visserij, die met deze wijzigingsregeling wordt toegevoegd, is bepaald voor welke wateren de vrijstelling geldt. In de eerste plaats dat slechts die gemeenten waar sprake was van ‘historisch’, of ‘van oudsher bestaand’ gebruik van het recreatief staand want, zich kunnen melden. Gemeenten hebben in de procedure die leidde tot het tot stand komen van deze regeling kunnen aangeven of daarvan sprake was in de wateren op hun grondgebied.

Voorwaarden bij de vrijstelling

Van de vrijstelling mag slechts gebruik worden gemaakt indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden werden in de brief van 22 december opgesomd. Op onderdelen wijken deze af van de criteria die gelden voor het recreatief gebruik van staand want in de Waddenzee en in de Westerschelde, verschillen worden in het navolgende toegelicht. Het gaat om de volgende criteria:

  • Een maximum netlengte van 50 meter;

  • Een maximum hoogte van 65 centimeter;

  • Het net dient van een eenvoudig type te zijn (‘botwant’);

  • Plaatsing tussen de hoogwater- en laagwaterlijn;

  • Maximale sta-tijd is één etmaal, en

  • één net per persoon; (dit is overigens géén verschil met Waddenzee en Westerschelde)

De maximum netlengte van 50 meter volgt uit het Bruinvisbeschermingsplan; dit verschilt met de toegestane netlengtes in de Waddenzee en in de Westerschelde, waar afhankelijk van de locatie 30 dan wel 100 meter is toegestaan op grond van historisch gebruik.

Met de maximum hoogte van 65 cm en van een eenvoudige type wordt het volgende bedoeld. Het is enerzijds toegestaan dat het net bij laag water plat op de grond ligt, waarbij het aan de bodem aan de uiteinden met ankers is bevestigd, maar het net kan anderzijds ook gespannen worden tussen palen (stangen, stokken, e.d.). In dat laatste geval mag het net dan ter plaatse van die bevestiging aan een paal maximaal 65 cm boven de grond bevestigd zijn. Hierbij is een zekere bolling in het net mogelijk. De maximaal gestrekte hoogte tussen de boven- en onderkant van het net (tussen de boven- en onderpees) is 110 cm. De minimale maaswijdte van het type net is 105 mm; dit houdt in dat er maximaal 10 mazen in verticale richting boven elkaar aanwezig kunnen zijn.

Het net dient ‘enkelwandig’ en van monofylament of multimonofylament materiaal te zijn. ‘Enkelwandig’ wil zeggen dat niet meerdere lagen netten parallel tegen elkaar bevestigd mogen zijn (leidend tot een kleinere effectieve maaswijdte, danwel verstrikking veroorzakend). Monofylament of multimonofylament beoogt het vermijden van een zelfde effect maar dan doordat slechts enkeldradig of tot één draad gewonden garen is toegestaan.

Nogmaals wordt er op gewezen dat er onderscheid bestaat tussen het type net voor de Waddenzee en Westerschelde en dat (hierboven) langs de Noordzeekust. Dit onderscheid is met name dat voor de Waddenzee en Westerschelde het net niet tot een hoogte van 65 cm mag reiken, maar bij droogvallen plat op de bodem moet liggen. Dit vermindert het risico van invangen van laag over de grond scherende vogels.

Wat betreft de plaatsing tussen de hoog- en laagwaterlijn wordt aangegeven dat het net niet dieper (geheel noch gedeeltelijk) geplaatst mag worden dan de laagwaterlijn. Dit is een onderscheid met de situatie voor 2011 waar het in principe was toegestaan om het op elke diepte te plaatsen die wadend was te bereiken.

Met de duiding van een maximale sta-tijd van één etmaal wordt in de praktische uitwerking bedoeld dat een net minimaal één maal per etmaal moet worden geïnspecteerd. Dit dient een tijdige constatering en melding van bijvangst van bruinvissen.

Overeenkomstig de vrijstelling die op grond van artikel 52a van de Uitvoeringsregeling visserij geldt voor de Waddenzee en de Westerschelde moet voorafgaand aan de visserij een melding zijn gedaan bij de gemeente waarin de recreatieve visserij plaatsvindt. Evenals voor de visserij in de Waddenzee en de Westerschelde geldt een maximum van één net per persoon.

Ten overvloede zij vermeld dat het aan boord hebben van staand want aan een niet geregistreerd vissersvaartuig niet is toegestaan.

Registratie

Op grond van deze regeling is degene die recreatief gebruik maakt van staand want gehouden bij gebruik van een degelijk net melding te maken van bruinvissen die met dat net zijn gevangen. Gemeenten waarin de visserij ingevolge deze regeling mag plaatsvinden zijn bereid gevonden deze meldingen te registreren, zodat deze voor beleids- en onderzoekdoeleinden kunnen worden gebruikt.

Regeldruk

Op grond van het nieuwe artikel 52b, dat met deze wijzigingsregeling aan de Uitvoeringsregeling Visserij wordt toegevoegd, is degene die voornemens is gebruik te maken van de vrijstelling, bedoeld in dat artikel, gehouden zich te melden. De administratieve lasten die gepaard gaan met die melding worden geschat op 125 uren; gebaseerd op een schatting van 750 personen, vermenigvuldigd met de verwachte tijdsduur à 10 minuten per melding. De administratieve lasten die gepaard gaan met het aangeven van een bruinvis-bijvangst wordt geschat op 2 uur; gebaseerd op een schatting van 12 meldingen, vermenigvuldigd met de verwachte tijdsduur à 10 minuten per aangifte. Hierbij zij aangetekend dat de huidige totaaltelling van 127 uur in hoge mate onzeker is aangezien geen historische gegevens bekend zijn, noch voor de toekomst realistische indicaties te geven zijn. De optie van een vrijstelling zonder meldingsplicht brengt een zodanige verhoging van de handhavingslast met zich, dat dit geen reëel alternatief is. Zonder een dergelijke verplichting is het voor handhavers niet mogelijk na te gaan of het aantal netten per persoon is overschreden, en aan wie het uitgezette net toebehoort. Het doorgeven van een bruinvisbijvangst is met het oog op wetenschappelijke data, die thans niet voorhanden zijn. Dit is overgenomen uit het Bruinvisbeschermingsplan.

Vaste verandermomenten

Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving waarbij de regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Gelet op het feit dat de regeling voorziet in een uitbreiding van de mogelijkheden voor het recreatief gebruik van staand want, waarbij de doelgroepen gebaat zijn, wordt deze afwijking wenselijk geacht. Met de publicatie op een zo vroeg mogelijk moment wordt wel zo veel als mogelijk voldaan het tweede uitgangspunt dat betrokkenen zich tijdig kunnen voorbereiden op deze regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven