Regeling tot vaststelling voor 2012 van de bedragen, bandbreedtes, verdeelsleutels en tarieven van de Wet op het financieel toezicht

28 juni 2012

Nr. FM/2012/923 M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 1:40, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht en artikel 7 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het financieel toezicht;

b. besluit:

Besluit bekostiging financieel toezicht;

c. DNB:

De Nederlandsche Bank NV;

d. AFM:

de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 2

  • 1. Als nadere categorie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit, wordt vastgesteld de categorie wisselinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54i van de wet.

  • 2. Ter bepaling van de door DNB in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 7 van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

    • a. clearinginstellingen: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet zijn gesteld;

    • b. banken en overige ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet zijn vastgesteld;

    • c. banken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet zijn vastgesteld;

    • d. banken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet zijn vastgesteld;

    • e. banken met een zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit: de vereiste liquiditeit, berekend conform de regels die bij of krachtens artikel 3:63 van de wet zijn vastgesteld;

    • f. zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit: aantal verzekerden als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet;

    • g. verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit: het bruto premie-inkomen;

    • h. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

    • i. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

    • j. beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit: het balanstotaal;

    • k. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door de desbetreffende onderneming belast is met het verrichten van transacties in financiële instrumenten, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

    • l. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;

    • m. betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit: de provisie- en commissie-inkomsten;

    • n. wisselinstellingen als bedoeld in het eerste lid: de provisie- en commissie-inkomsten;

    • o. elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel m, van het besluit: de provisie- en commissie-inkomsten.

Artikel 3

Ter bepaling van de door de AFM in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

  • a. clearinginstellingen en banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit: het aantal transacties afgewikkeld tussen de clearinginstelling of bank en het clearinghuis dat door het clearinghuis aan de clearinginstelling onderscheidenlijk bank in rekening wordt gebracht;

  • b. banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet zijn vastgesteld;

  • c. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • d. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • e. beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijke balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • f. beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het balanstotaal;

  • g. in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;

  • h. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door die instellingen is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;

  • i. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • j. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft: het aantal werknemers en andere personen die zich onder verantwoordelijkheid van de beleggingsonderneming direct of indirect bezighouden met het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

  • k. in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 10°, van het besluit die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, van de wet beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen;

  • l. marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • m. uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsmaatschappijen, waarvan de aandelen of andere daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt: de gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling over de eerste drie maanden van 2012;

  • n. aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit: het aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet;

  • o. aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit: ingelegde gelden;

  • p. adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1° en 2°, van het besluit: het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd.

Artikel 4

  • 1. Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit, wordt, voor zover het door DNB in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

    • a. € 31.500 voor clearinginstellingen;

    • b. € 31.500 voor banken en overige ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit;

    • c. € 31.500 voor banken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit;

    • d. € 31.500 voor banken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit;

    • e. € 25.000 voor banken met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit;

    • f. € 681 voor zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit;

    • g. € 681 voor verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit;

    • h. € 4.000 voor beheerders bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit;

    • i. € 5.000 voor beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit;

    • j. € 5.000 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit;

    • k. € 2.700 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit;

    • l. € 0 voor betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit;

    • m. € 0 voor elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit;

    • n. € 3.000 voor wisselinstellingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • o. € 3.500 voor premiepensioeninstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel l, van het besluit.

  • 2. Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Regeling bekostiging financieel toezicht, wordt voor geldtransactiekantoren vastgesteld op € 3.000.

Artikel 5

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit wordt, voor zover het door de AFM in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

  • a. € 0 voor clearinginstellingen en banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, die het bedrijf van clearinginstelling uitsluitend voor de eigen organisatie uitoefenen;

  • b. € 0 voor overige clearinginstellingen en banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;

  • c. € 4.500 voor banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • d. € 1.200 voor schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit;

  • e. € 0 voor andere schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, van het besluit;

  • f. € 3.000 voor levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit;

  • g. € 0 voor andere levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 4°, van het besluit;

  • h. € 5.750 voor beheerders en beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit;

  • i. € 5.750 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, 2°, van het besluit;

  • j. € 0 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 3°, van het besluit;

  • k. € 0 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, van het besluit;

  • l. € 1.100 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit;

  • m. € 85.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit voor zover het betreft het exploitatietekort voor de behandeling van een aanvraag in 2009 en/of 2010 tot wijziging van een vergunning;

  • n. € 640 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft;

  • o. € 8.907 voor in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 10°, van het besluit die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, van de wet beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten;

  • p. € 0 voor marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1° tot en met 3°, van het besluit;

  • q. € 1.800 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit;

  • r. € 580 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • s. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen beleggingsmaatschappij zijn, waarvan de aandelen of daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • t. € 155 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen instelling zijn als bedoeld onder p of q waarvan de verhandelbare obligaties of een ander verhandelbaar schuldinstrument of een ander financieel instrument is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • u. € 2.400 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit;

  • v. € 180 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 4°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • w. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 4°, van het besluit, waarvan aandelen of financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van hun aandelen, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met hun instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt;

  • x. € 0 voor pensioenfondsen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;

  • y. € 800 voor aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit;

  • z. € 5.000 voor aanbieders van beleggingsobjecten;

  • aa. € 0 voor aanbieders van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit, die tevens bank zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • bb. € 640 voor overige adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit.

  • cc. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens een beleggingsonderneming zijn als bedoeld in artikel 11 van de vrijstellingsregeling Wft, of die tevens een financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met k, van het besluit;

  • dd. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens aanbieder zijn van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit.

Artikel 6

  • 1. De tarieven en bandbreedtes, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, en de bedragen, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

  • 2. De verdeelsleutel, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Regeling bekostiging financieel toezicht, wordt vastgesteld op € 0 voor de totale waarde van de geldtransacties, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren over een periode van twaalf maanden, die geldtransactiekantoren ten behoeve van hun cliënten uitvoeren.

Artikel 7

  • 1. Indien aan een financiële onderneming in het jaar 2011 op grond van de wet een aanwijzing is gegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, kan de toezichthouder aan deze financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de in verband daarmee werkelijk gemaakte kosten die uitstijgen boven de kosten die onder normale omstandigheden voor het toezicht op die financiële onderneming zouden zijn gemaakt.

  • 2. Een bedrag dat door de toezichthouder op grond van het eerste lid in rekening is gebracht en door de desbetreffende financiële onderneming is betaald, wordt onverwijld terugbetaald indien het besluit tot het geven van de aanwijzing of tot het opleggen van de last onder dwangsom is ingetrokken of na beroep is vernietigd.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het gebaseerd is op de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor wat betreft deze regeling aangemerkt als één aanbieder.

Artikel 9

Er wordt een bedrag van € 225 in mindering gebracht op de totale heffing voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit waarvan de medewerkers met klantcontact op 1 juli 2012 elk afzonderlijk geregistreerd zijn bij de Stichting DSI, voor adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2012 vóór 1 juli is komen te vervallen maar waarvan de medewerkers met klantcontact tot dat tijdstip nog elk afzonderlijk geregistreerd waren bij Stichting DSI en voor adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2012 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarvan de medewerkers met klantcontact op het tijdstip van de vergunningverlening elk afzonderlijk geregistreerd waren of zijn bij de Stichting DSI.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.C. de Jager.

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6

Categorie

Bandbreedte/Maatstaf

Verdeelsleutel

DNB

clearinginstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het besluit en banken en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1, 2° en 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€ 2.853 per € 1 mln.

 

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€ 1.229 per € 1 mln.

 

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 646 per € 1 mln.

 

> € 4 mld.

€ 188 per € 1 mln.

zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit

 

€ 0,259 per verzekerde

verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit

 

0,0563% van het bruto premie-inkomen

beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit

balanstotaal: € 0 tot en met € 5 mld.

€ 2,20 per € 500.000

 

balanstotaal: > € 5 mld.

€ 0

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 10 werkzame personen

€ 750 per werkzame persoon

 

> 10 werkzame personen

€ 500 per werkzame persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0 per vergunning

 

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.500 per vergunning

 

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.500 per vergunning

 

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de we

€ 5.600 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.700 per vergunning

 

0 tot en met 250 rekeningen

€ 0 per rekening

 

> 250 tot en met 10.000 rekeningen

€ 19 per rekening

 

> 10.000 rekeningen

€ 0 per rekening

betaalinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit

provisie- en commissie-inkomsten € 0 tot en met € 200.000

€ 5.000

 

provisie- en commissie-inkomsten > € 200.000 tot en met € 500.000

€ 10.000

 

provisie- en commissie-inkomsten >€ 500.000 tot en met € 1.000.000

€ 15.000

 

provisie- en commissie-inkomsten > € 1.000.000 tot en met € 5.000.000

€ 20.000

 

provisie- en commissie-inkomsten > € 5.000.000

€ 25.000

AFM

clearinginstellingen en banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit

Transactie

€ 0 per 100.000 transacties of een gedeelte daarvan

banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit en banken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€ 640 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€ 325 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 130 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 4 mld.

€ 0

schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 1 mld.

€  36,50 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 1 mld.

€ 0

levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 500 mln.

€ 960 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

> € 500 mln.

€ 75 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

Beheerders en beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 3,5 mld.

€ 16 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 3,5 mld. tot en met € 6 mld.

€ 12 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, 2°, van het besluit

> € 6 mld.

€ 0

 

€ 0 tot en met € 3,5 mld

€ 16 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 3,5 mld. tot en met € 6 mld.

€ 12 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> €6 mld.

€ 0

n Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 684 per vergunning

 

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.057 per vergunning

 

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.741 per vergunning

 

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.057 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 684 per vergunning

 

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 684 per vergunning

 

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,29 per rekening

 

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,22 per rekening

 

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,08 per rekening

 

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€  0,58 per rekening

 

> 400.000 rekeningen

€ 0,14 per rekening

in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel o, van deze regeling

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,29 per rekening

 

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,22 per rekening

 

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,08 per rekening

 

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€ 0,58 per rekening

 

> 400.000 rekeningen

€ 0,14 per rekening

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit

0 tot en met 1 persoon

€ 0

 

> 1 tot en met 5 personen

€ 700 per persoon

 

> 5 personen

€ 800 per persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit

 

€ 166 per uur

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit, die op 31 december 2011 beschikten over een vergunning

 

€ 7,50 per gerealiseerd direct toezichtuur in 2011

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

 

€ 166 per uur

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit die op 31 december 2010 beschikten over een vergunning als marktexploitant

 

€ 7,50 per gerealiseerd direct toezichtuur in 2011

uitgevende instellingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsinstellingen

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

€ 0 tot en met € 500 mln.

€ 3.165

 

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

> € 500 mln. tot en met € 6,5 mld.

€ 9.700

 

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

> € 6,5 mld.

€ 19.500

aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 7.500

€ 2,40 per cliënt

 

> 7.500 tot en met 100.000

€ 0,12 per cliënt

 

> 100.000

€ 0

aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit

€ 0 tot en met € 5 mln.

€ 1.312,50 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 5 mln. tot en met € 100 mln.

€ 637,50 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 100 mln.

€ 0

     

adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 1 fte

€ 0

 

> 1 fte tot en met 21 fte

€ 135 per fte

 

> 21 fte tot en met 201 fte

€ 120 per fte

 

> 201 fte

€ 0

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling zijn de maatstaven, bedragen, bandbreedtes en verdeelsleutels/tarieven voor het doorlopend toezicht ingevolge de wet voor het jaar 2012 vastgesteld, alsmede ingevolge de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt).

De Wgt en de Regeling bekostiging financieel toezicht vervallen per 1 juli 2012. Uit het overgangsrecht betreffende de intrekking van de Wgt volgt dat de kosten die op grond van artikel 1:40 van de wet in rekening kunnen worden gebracht, mede betrekking kunnen hebben op de werkzaamheden die zijn verricht in verband met de Wgt (Artikel IX, onderdeel B, van de Wijzigingswet financiële markten 2012).

Deze regeling is gebaseerd op de voorstellen van De Nederlandsche Bank NV (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze voorstellen vloeien voort uit de door de toezichthouders opgestelde begrotingen van het jaar 2012, alsmede op de ZBO-verantwoording van DNB dan wel de jaarrekening van de AFM over 2011. In de regel ontstaan verschillen tussen de tarieven 2012 en 2011 door enerzijds de verschillen tussen de begrote toezichtkosten 2012 en 2011 en anderzijds de verschillen tussen de exploitatieresultaten 2011 en 2010. Deze systematiek kan leiden tot aanzienlijke verschillen tussen de jaarlijkse tarieven. Voor zover afgeweken is van deze standaardsystematiek van verrekening van de exploitatiesaldi in het volgende jaar wordt dit onderstaand toegelicht. Daarnaast wordt een toelichting gegeven op enkele inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de regeling 2011.

Tarieven DNB

Bij beleggingsondernemingen zonder publieksfunctie is een vaste tarief meer gestegen dan het variabele tarief; hiermee komt het vaste tarief meer in lijn met het vaste tarief dat de overige beleggingsondernemingen moeten betalen.

Tijdens de behandeling van het voorstel van Wet bekostiging financieel toezicht is toegezegd, dat bezien wordt of het draagkrachtbeginsel afdoende betrokken is bij de vaststelling van de bedragen die minimaal aan onder toezicht staande instellingen worden doorberekend. In dit kader is vastgesteld dat vooral gekeken moet worden naar de minimumbedragen voor het toezicht op beheerders die rechten van deelneming aanbieden in een beleggingsinstelling. Het gaat daarbij om een categorie waarin relatief veel kleine beheerders zijn opgenomen. Van de ongeveer 110 beheerders hebben circa 80 over 2011 een heffing opgelegd gekregen van maximaal € 6.000, terwijl het minimumbedrag € 5.000 bedroeg. Aangezien de hoogte van de opgelegde heffing in een groot aantal gevallen nauwelijks afhankelijk was van het balanstotaal van de beleggingsinstelling waarover beheer werd gevoerd, is tot een wijziging van het vaste en het variabele tarief besloten. Vergeleken met de tarieven voor 2011 is het minimumbedrag met 20% verlaagd naar € 4.000 terwijl het variabele tarief met bijna 50% omhoog is gegaan naar € 2,20 (was € 1,50).

Tarieven AFM

Adviseurs en bemiddelaars

Bij de adviseurs en bemiddelaars vervalt vanaf 2012 het verlaagde tarief voor deelnemers van de Stichting financiële dienstverleners (Sfd). De reden hiervoor is dat de AFM vanaf 1 januari 2012 met de Sfd geen convenant meer heeft als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het besluit. De verlaging van de heffing voor deelnemers DSI van € 225 blijft wel bestaan en is opgenomen in artikel 9 van deze regeling.

Aanbieders van beleggingsobjecten

Voor de aanbieders van beleggingsobjecten is er een exploitatietekort uit 2011 als gevolg van een verwachte oninbaarheid van vorderingen. Het aantal onder toezichtstaande instellingen is afgenomen tot vijf kleinere instellingen. Enkele grote instellingen zijn weggevallen als gevolg van faillissement of intrekking van de vergunning. Het doorberekenen van alle kosten aan de overgebleven vijf kleinere partijen zou leiden tot een aanzienlijke verhoging van de heffingen. Mede in het licht van de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 25 november 2010 (AWB 08/568) en het feit dat het exploitatietekort vooral een gevolg is van de oninbaarheid van vorderingen worden de tarieven voor 2012 gehandhaafd op het niveau van 2011.

Europese paspoorthouders

Voor de heffingscategorie Europese toezichthouders wordt evenals in 2011 voor 2012 het tarief vastgesteld op € 0. De reden is dat de verwachte baten niet opwegen tegen de inspanningen om een zeer lage heffing op te leggen aan een aanzienlijke populatie buitenlandse instellingen. Daarnaast ligt het met het oog op een ‘level playing field’ in Europa niet voor de hand een heffing op te leggen, omdat Nederland als enige lidstaat een heffing kent voor Europese paspoorthouders.

Houders gereglementeerde markten en exploitatie van een Multilateral Trading Facility (MTF)

Voor houders van een gereglementeerde markt en exploitanten van een MTF wordt het reguliere tarief vastgesteld op € 166,- per toezichtuur (was € 172 in 2011). Het aanvullend uurtarief per direct gerealiseerd toezichtuur in 2011 wordt vastgesteld op € 7,50. Daarnaast wordt aan een MFT die in 2009 en/of 2010 een verzoek tot wijziging van haar vergunning heeft ingediend een heffing opgelegd van € 85.500. De reden is dat er bij de beoordeling van deze wijzigingen een exploitatietekort is ontstaan die volgens de heffingsystematiek wordt verrekend in het doorlopend toezicht.

De Minister van Financiën, J.C. de Jager.

Naar boven