Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 25 juni 2012, nr. 2012-194220, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging met betrekking tot het beheer van het politiekorps en het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Mandaatregeling korpsbeheer politie en brandweer BES 2012)

Gelet op de artikelen 38, eerste en derde lid, en 47, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 27, vierde lid van de Veiligheidswet BES, de Regeling politielegitimatiebewijs BES, de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011;

Besluit:

Paragraaf 1 Definitiebepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. bewindspersoon:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

b. secretaris-generaal:

de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

c. directeur-generaal Politie:

de directeur-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

d. Rijkswet politie:

de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

e. het politiekorps:

het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

f. het brandweerkorps:

het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijk gesteld de verlening van:

  • a. volmacht om in naam van de bewindspersoon voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Paragraaf 2 bevoegdheden secretaris-generaal inzake politiekorps

Artikel 3

  • 1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden op het terrein van het beheer van het politiekorps, met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

    • a. de Koningin;

    • b. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daartoe gevormde onderraad of commissie;

    • c. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

    • d. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

    • e. de president van de Algemene Rekenkamer; of

    • f. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman geen gevolg wordt gegeven.

  • 2. Van het mandaat van de secretaris-generaal zijn met betrekking tot het beheer van het politiekorps tevens uitgesloten de bevoegdheden op grond van de artikelen 48, vierde lid, van de Rijkswet politie en 23, vierde lid, van de Veiligheidswet BES, alsmede artikel 13 van het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES.

Artikel 4

  • 1. Het mandaat van de secretaris-generaal op grond van artikel 3 strekt zich in ieder geval uit tot:

    • a. het uitreiken, registreren en innemen van politielegitimatiebewijzen als bedoeld in de Regeling politielegitimatiebewijs BES;

    • b. het doen van een verzoek om bijstand op grond van artikel 38 van de Rijkswet politie, alsmede het beslissen op een verzoek om bijstand op grond van artikel 38 van de Rijkswet politie in geval van een verzoek daartoe van de Minister van Justitie van Curaçao of van Sint Maarten;

    • c. het voeren van het overleg als bedoeld in artikel 48, vijfde lid, van de Rijkswet politie met de procureur-generaal, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en de korpschef over het beheer van de politie;

    • d. het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten met derden ten behoeve van het politiekorps.

  • 2. De secretaris-generaal wordt toegestaan ten aanzien van de bevoegdheden genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, en in artikel 2, en de overige bevoegdheden bedoeld in artikel 3, ondermandaat te verlenen aan de directeur-generaal Politie.

  • 3. De directeur-generaal Politie wordt toegestaan het krachtens het tweede lid verleende ondermandaat door te geven aan de korpschef van het politiekorps. Verleend ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Artikel 5

Ondertekening van besluiten en stukken door de secretaris-generaal met betrekking tot het beheer van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba vindt plaats op de volgende wijze:

De beheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

namens deze,

(handtekening)

(naam)

de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Paragraaf 3 bevoegdheden secretaris-generaal inzake brandweerkorps

Artikel 6

  • 1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden op het terrein van het beheer van het brandweerkorps.

  • 2. Van het mandaat van de secretaris-generaal zijn met betrekking tot het beheer van het brandweerkorps uitgesloten de bevoegdheden op grond van artikel 29, tweede lid, van de Veiligheidswet BES.

Artikel 7

  • 1. Het mandaat van de secretaris-generaal op grond van artikel 6 strekt zich in ieder geval uit tot:

    • a. het met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften vaststellen en uitvoeren van het beleid ten aanzien van het beheer van het brandweerkorps;

    • b. het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten met derden ten behoeve van het brandweerkorps.

  • 2. De secretaris-generaal wordt toegestaan ondermandaat te verlenen ten aanzien van de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, en de overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 6, aan de directeur-generaal Politie.

  • 3. De directeur-generaal Politie wordt toegestaan het krachtens het tweede lid verleende ondermandaat door te geven aan de algemeen commandant van het brandweerkorps. Verleend ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Artikel 8

Ondertekening van besluiten en stukken door de secretaris-generaal met betrekking tot het beheer van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba vindt plaats op de volgende wijze:

De beheerder van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

namens deze,

(handtekening)

(naam)

de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 9

De directeur-generaal Politie draagt er zorg voor dat een openbare register wordt bijgehouden betreffende de ondermandaten die zijn verleend aan ambtenaren op grond van de artikelen 4, derde lid, en 7, derde lid. In het register worden de functies vermeld van de desbetreffende ambtenaren.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling korpsbeheer politie en brandweer BES 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 1 van het Besluit van 14 oktober 2010 houdende de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528) is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op grond van artikel 47, derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de Minister van Veiligheid en Justitie beheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarnaast is hij op grond artikel 27, vierde lid, van de Veiligheidswet BES beheerder van het brandweerkorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Met uitzondering van een aantal specifieke bevoegdheden, is het om praktische redenen wenselijk de bevoegdheden ten aanzien van het korpsbeheer van zowel politie als brandweer waar mogelijk te mandateren. Het onderhavige besluit dient daartoe.

Op grond van deze mandaatregeling beschikt de secretaris-generaal in de eerste plaats over een algemeen mandaat en een algemene volmacht ten aanzien van het beheer van het politiekorps en het brandweerkorps.

Een aantal bevoegdheden is expliciet uitgezonderd van het mandaat en de volmacht. Het betreft bevoegdheden die voorbehouden zijn aan de minister zelf (het vaststellen van een ontwerpjaarplan en ontwerpbegroting voor het politiekorps en het vaststellen van het beheersplan en het ontwerpjaarplan en ontwerpbegroting voor het brandweerkorps). Overigens berust ook een aantal specifieke bevoegdheden bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te weten het formele werkgeverschap over het personeel voor zover dat op basis van de Ambtenarenwet BES is benoemd, de zogeheten rijksambtenaren BES.

De Minister van Veiligheid en Justitie draagt in de hoedanigheid van korpsbeheerder de verantwoordelijkheid voor het beheer van het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en van het brandweerkorps BES.

Binnen het beheer is een onderscheid te maken tussen het zogenoemde personeel beheer en het materieel beheer. Ten aanzien van deze korpsen omvat het personeel beheer overigens niet het formele werkgeverschap van de politieambtenaren en het brandweerpersoneel. Voor zover het namelijk gaat om het personeel dat is aangesteld als rijksambtenaar BES op grond van de Ambtenarenwet BES en de Veiligheidswet BES berust dat formele werkgeverschap bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de formele werkgever voor de lokale rijksambtenaren in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waaronder de desbetreffende ambtenaren van politie en de ambtenaren van het brandweerkorps. Deze minister gaat ook over het sectorbeleid inzake de rijksambtenaren BES; de Minister van Veiligheid en Justitie wordt daarbij betrokken onder meer voor zover het gaat om politieambtenaren en brandweerambtenaren die als rijksambtenaar BES zijn aangesteld.

Binnen het politiekorps dienen overigens van de rijksambtenaren BES te worden onderscheiden het personeel dat door de Minister van Defensie wordt gedetacheerd of geplaatst bij het politiekorps en de uitgezonden politieambtenaren van de Nederlandse politie. Het formele werkgeverschap ten aanzien van deze ambtenaren ligt bij de Minister van Defensie, onderscheidenlijk de korpsbeheerder van de uitgezonden politieambtenaar.

Hoewel het formele werkgeverschap van betrokkenen derhalve kan variëren heeft de korpsbeheerder uiteraard wel de verantwoordelijkheid voor het personeel beheer van zijn korpsen. De beheerder van de politie- en brandweerorganisaties beschikt binnen de wettelijke kaders immers over eigen verantwoordelijkheden als het gaat om het dagelijks personeelsbeleid, waaronder begrepen (de vaststelling en uitvoering van) het mobiliteitsbeleid, integriteitsbeleid, verzuimbeleid, voorkeursbeleid, bevorderingsbeleid, opleidingsbeleid, beloningsbeleid en (overig) hrm-beleid. De desbetreffende formele werkgevers, waaronder de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, benoemen formeel het personeel en plaatsen betrokkenen in overeenstemming met de (gemandateerd) korpsbeheerder bij de politie of brandweer. De formele werkgever heeft daarmee een eigen verantwoordelijkheid voor het ter beschikking gestelde personeel, in het bijzonder op rechtspositioneel-arbeidsvoorwaardelijk gebied. De korpsbeheerder of korpsleiding voeren het beheer met inachtneming van deze rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke kaders.

In het Organisatie- en mandaatbesluit BZK-BES 2012 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de bevoegdheden van het bevoegd gezag van de ambtenaren van politie en van de brandweer aan de secretaris-generaal van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Met voornoemd besluit tezamen met de Mandaatregeling korpsbeheer politie en brandweer BES 2012 wordt bewerkstelligd dat de uitoefening van de werkgeversbevoegdheden en de overige beheersmatige bevoegdheden ten aanzien van politieambtenaren en brandweerpersoneel in één hand berusten. Anders dan bij het personeel van Defensie of het Europese deel van Nederland dat tijdelijk is gedetacheerd bij het korps, ligt het ten aanzien van personeel dat in vaste dienst is in de rede dat de uitoefening van het personeel beheer en de uitoefening van het werkgeverschap gekoppeld zijn.

De secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan zijn bevoegdheden op grond van deze mandaatregeling, alsmede de Mandaatregeling korpsbeheer politie en brandweer BES 2012, doormandateren aan de directeur-generaal Politie. Met de doormandatering aan één en dezelfde directeur-generaal wordt gewaarborgd dat binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie het korpsbeheer van beide korpsen, en de daaraan verbonden deskundigheid, gebundeld blijft zoals dat ook het geval was voor de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid.

Omdat de mandaatregeling korpsbeheer politie en brandweer BES 2012 betrekking heeft op twee afzonderlijke organisaties, te weten het politiekorps en het brandweerkorps, is ervoor gekozen de regels omtrent mandaat per korps in de regeling op te nemen. Dit bevordert de uitvoerbaarheid van de regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 is een definitiebepaling. Daarbij dient te worden opgemerkt dat in het spraakgebruik de begrippen ‘korps politie Caribisch Nederland’ en ‘brandweerkorps Caribisch Nederland’ worden gehanteerd voor het politiekorps en het brandweerkorps. De terminologie in deze regeling is overeenkomstig de naamgeving zoals deze in de wet- en regelgeving wordt gehanteerd. Mocht die naamgeving in de toekomst worden gewijzigd dan zal ook deze regeling daarop, voor zover noodzakelijk, worden aangepast.

Artikel 3

Artikel 3 bevat een algemeen mandaat met betrekking tot het beheer van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Het tweede lid benoemt een aantal specifieke bevoegdheden die aan de korpsbeheerder zijn voorbehouden. Het betreft de vaststelling van de begroting, het jaarplan en de jaarrekening van de korpsen.

Artikel 4

Enkele bevoegdheden van de korpsbeheerder die onder het mandaat vallen zijn specifiek benoemd. Artikel 4, eerste lid, bevat geen limitatieve opsomming, maar is bedoeld om een aantal bevoegdheden nadrukkelijk te markeren, zodat op basis van die opsomming ook specifieke bevoegdheden desgewenst kunnen worden doorgemandateerd. Doormandatering van bevoegdheden kan wenselijk zijn als het om praktische redenen voor de hand dat ligt dat die bevoegdheden ter plaatse (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) worden uitgeoefend.

Artikel 5

Dit artikel geeft voorschriften over de ondertekening van stukken die namens de korpsbeheerder van het politiekorps door de secretaris-generaal worden afgedaan.

Artikel 6

Artikel 6 bevat een algemeen mandaat met betrekking tot het beheer van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Het tweede lid benoemt een aantal specifieke bevoegdheden die aan de korpsbeheerder zijn voorbehouden. Het betreft de vaststelling van de begroting, het jaarplan en de jaarrekening van de korpsen.

Artikel 7

Een aantal bevoegdheden van de korpsbeheerder dat onder het mandaat valt is specifiek benoemd. Artikel 7, eerste lid, bevat geen limitatieve opsomming, maar is bedoeld om een aantal bevoegdheden nadrukkelijk te markeren, zodat op basis van die opsomming ook specifieke bevoegdheden desgewenst kunnen worden doorgemandateerd. Doormandatering van bevoegdheden kan wenselijk zijn als het om praktische redenen voor de hand dat ligt dat die bevoegdheden ter plaatse (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) worden uitgeoefend.

Artikel 8

Dit artikel geeft voorschriften omtrent de ondertekening van stukken die namens de korpsbeheerder van het brandweerkorps door de secretaris-generaal worden afgedaan.

Artikel 9

Net als in artikel 6 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 dient een openbaar register te worden bijgehouden met de ondermandaten die zijn verleend.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven