Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 juni 2012, nr. 2012-262679, houdende verlening van mandaat en machtiging van bevoegdheden van het bevoegd gezag ten aanzien van de rijksambtenaren BES (Organisatie en mandaatbesluit BZK-BES 2012)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 4 van de Ambtenarenwet BES, de artikelen 21, eerste lid, en 33, eerste lid, van de Veiligheidswet BES, het Organisatiebesluit BZK 2010 en het Mandaatbesluit BZK 2009;

Besluit:

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. directeur-generaal:

de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties;

c. gemandateerd korpsbeheerder:

de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan wie de bevoegdheden van de Minister van Veiligheid en Justitie als korpsbeheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba en van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd;

d. directeur-generaal Politie:

de directeur-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

e. bevoegdheden van het bevoegd gezag:

de bevoegdheden die bij of krachtens de Ambtenarenwet BES en de artikelen 21 en 33 van de Veiligheidswet BES aan het bevoegd gezag toekomen, voor wat betreft de ambtenaren in dienst van de Staat;

f. politiekorps:

korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

g. brandweerkorps:

het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijk gesteld de verlening van machtiging om in naam van de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Paragraaf 2 Organisatie

Artikel 3

  • 1. Onverminderd artikel 3.23, derde lid van het Organisatiebesluit BZK 2009 is de Rijksdienst Caribisch Nederland een organisatieonderdeel van het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties.

  • 2. De Rijksdienst Caribisch Nederland staat onder leiding van een directeur.

  • 3. De Rijksdienst Caribisch Nederland heeft tot taak een structurele bijdrage te leveren aan de uitvoering van taken en rijkstaken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba door middel van:

    • a. het uitvoeren van taken in opdracht van Nederlandse ministeries die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zelf taken gaan uitvoeren en het bieden van bedrijfsvoeringsondersteuning aan Nederlandse ministeries en overheidsorganen;

    • b. het uitvoeren van taken in opdracht van Nederlandse ministeries en (andere) overheidsorganen;

    • c. het optreden als loket voor taken die door Nederlandse ministeries uitgevoerd worden of die door instanties van andere (ei-)landen uitgevoerd worden.

Paragraaf 3 Bevoegdheden directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties

Artikel 4

  • 1. Onverminderd de artikelen 1.2, 2.1, 3.2, onderdeel h, 4.1, 4.11 en 4.13 van het Mandaatbesluit BZK 2009 wordt aan de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties mandaat verleend ten aanzien van:

    • a. het leiden van het overleg met de Sectorale Overlegcommissie BES als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit overlegstelsel BES;

    • b. de bevoegdheden van het bevoegd gezag;

    • c. aangelegenheden die op het terrein van de Rijksdienst Caribisch Nederland zijn gelegen, voor zover deze aangelegenheden naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door de Minister dienen te worden afgedaan.

  • 2. Van het mandaat zijn uitgezonderd de bevoegdheden van het bevoegd gezag voor zover die betrekking hebben op de ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij het politiekorps of het brandweerkorps.

  • 3. Ten aanzien van de ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties is het Mandaatbesluit BZK 2009 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De directeur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat van de in het eerste lid, bedoelde bevoegdheden, onderscheidenlijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 5. Indien onder toepassing van het vierde lid, voor gevallen als bedoeld in het eerste lid, ondermandaat wordt verleend aan de Directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland is deze bevoegd, met uitzondering van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, tot het verlenen van ondermandaat aan de onder hem ressorterende functionarissen alsmede aan hoofden van departementale diensten in Caribisch Nederland, indien dit in de afgesloten dienstverleningsovereenkomst is overeengekomen.

Paragraaf 4 Bevoegdheden gemandateerd korpsbeheerder

Artikel 5

Onverminderd de artikelen 2.1, met uitzondering van onderdeel k, en 3.2, onderdeel h, van het Mandaatbesluit BZK 2009 wordt aan de gemandateerd korpsbeheerder mandaat verleend ten aanzien van de bevoegdheden van het bevoegd gezag van de ambtenaren van politie van het politiekorps en van het brandweerkorps, voor zover deze aangelegenheden naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door de Minister dienen te worden afgedaan.

Artikel 6

  • 1. Het mandaat, bedoeld in artikel 5, eerste lid, strekt zich in ieder geval uit tot:

    • a. besluitvorming tot het aanstellen, het bevorderen, het schorsen, het opleggen van disciplinaire maatregelen en het ontslaan van ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • b. besluitvorming tot bezoldiging en het toekennen van vergoedingen en toelagen van ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • c. de beëdiging van ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of brandweerkorps;

    • d. het voeren van functioneringsgesprekken en de daarop gebaseerde beoordelingen van de ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • e. het toekennen en intrekken van enigerlei vorm van vakantie en verlof aan ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • f. het vertegenwoordigen van de Minister namens de Staat der Nederlanden in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid van het politiekorps en van het brandweerkorps.

  • 2. De gemandateerd korpsbeheerder is bevoegd, in overeenstemming met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tot het verlenen van ondermandaat van de in artikel 5 bedoelde bevoegdheden aan de directeur-generaal Politie, onderscheidenlijk tot het beperken of intrekken daarvan.

  • 3. De directeur-generaal Politie is bevoegd, in overeenstemming met de Minister, tot het verlenen van ondermandaat van de in het eerste lid, bedoelde bevoegdheden aan de korpschef van het politiekorps of de algemeen commandant van het brandweerkorps, onderscheidenlijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

Artikel 7

  • 1. In afwijking van het Mandaatbesluit BZK 2009 vindt ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat aan de gemandateerd korpsbeheerder met betrekking tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag op basis van dit besluit plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    Secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

  • 2. Voor zover op basis van artikel 6, tweede lid, ondermandaat is verleend vindt in afwijking van het Mandaatbesluit BZK 2009 ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de gemandateerd korpsbeheerder met betrekking tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag op basis van dit besluit plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    (functie)

Paragraaf 5 Overige bepalingen

Artikel 8

1. Het Organisatie- en mandaatbesluit BZK-BES wordt ingetrokken.

2. Het Instellingsbesluit Regionaal Service Centrum BES-eilanden wordt ingetrokken.

Artikel 9

Besluiten of handelingen van de directeur-generaal Politie, de korpschef van het politiekorps, de algemeen commandant van het brandweerkorps of de directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland ten aanzien van het bevoegd gezag van de ambtenaren die zijn geplaatst bij het politiekorps of het brandweerkorps, die zijn genomen of verricht in de periode van 14 oktober 2010 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, zijn genomen of verricht namens de Minister.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit BZK-BES 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

TOELICHTING

Algemeen

1. Algemeen

De staatkundige veranderingen ten aanzien van Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben geleid tot de noodzaak van het formaliseren van voorzieningen op het gebied van de organisatie en de bevoegdheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De nieuwe departementale indeling met betrekking tot veiligheid (zie Stcrt. 2010, 16528) en voortschrijdende inzichten vormen de aanleiding tot het vaststellen van nieuwe regelingen terzake. Zo heeft de overgang van het directoraat-generaal Veiligheid, met de beheersmatig daarbij inbegrepen korpsen van politie en brandweer voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naar het nieuwe Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ), consequenties voor de formele toedeling van bevoegdheden. De sinds 10 oktober 2010 geldende mandaatregeling was daarbij niet langer actueel. Er is gekozen voor een eigenstandig organisatie- en mandaatbesluit ten aanzien van het treffen van voorzieningen in verband met de staatkundige wijzigingen met betrekking tot de Nederlandse Antillen. Uit oogpunt van overzichtelijkheid, alsmede gelet op de onzekerheid over eventuele andere wijzigingen van andere besluiten, is gekozen voor één besluit dat betrekking heeft op de consequenties voor de organisatie van het ministerie van de toevoeging van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan het Nederlandse staatsbestel.

2. Bevoegdheden DGBK en instelling RCN

Deze regeling bevat in de eerste plaats de interne verdeling van taken en bevoegdheden voor het Ministerie van BZK ten aanzien van Caribisch Nederland, voor zover dat niet uit andere (overgangs)regelingen voortvloeit. Het gaat hierbij met name om de instelling van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), evenals het toevoegen ervan aan de organisatie van het Ministerie van BZK.

De RCN is opgenomen als onderdeel van het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties. Tevens voorziet het besluit in het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging van bevoegdheden die op grond van verschillende wetten bij de Minister van BZK berusten, aan de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties. Het betreft in het bijzonder de bevoegdheden met betrekking tot de Rijksdienst Caribisch Nederland en het formele werkgeverschap van de rijksambtenaren BES.

3. Bevoegdheden gemandateerd korpsbeheerder KPBES en brandweerkorps BES

Een ander onderdeel van deze regeling betreft de mandatering van bevoegdheden op grond van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Veiligheidswet BES en de Ambtenarenwet BES in verband met de uitoefening van het werkgeverschap met betrekking tot ambtenaren van politie van het politiekorps BES en personeel van het brandweerkorps BES, voor zover deze de status hebben van rijksambtenaar BES in de zin van de Ambtenarenrecht BES. De Minister van BZK heeft deze verantwoordelijkheid ook ten aanzien van alle andere lokale rijksambtenaren BES in deze openbare lichamen.

Tot de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid was de Minister van BZK belast met het beheer van het politiekorps en brandweerkorps, alsmede met het bevoegd gezag over de in deze korpsen werkzame ambtenaren. In de reguliere Nederlandse verhoudingen omvat het korpsbeheer het materieel beheer en het personeel beheer (werkgeverschap). Op grond van het Organisatie- en mandaatbesluit BZK-BES waren beide bevoegdheden gemandateerd aan de onder die minister ressorterende directeur-generaal Veiligheid.

De departementale herindeling met betrekking tot veiligheid met ingang van 14 oktober 2010 heeft ertoe geleid dat het beheer van het politiekorps en het brandweerkorps van de Minister van BZK is overgegaan naar de Minister van VenJ, terwijl de bevoegdheden van het bevoegd gezag bij de Minister van BZK zijn blijven berusten. De splitsing van het beheer en de bevoegdheden van het bevoegd gezag tussen twee departementen heeft in de praktijk tot onwenselijke situaties geleid doordat verschillende functionarissen hiermee in mandaat waren belast. Vanuit een effectieve en efficiënte aansturing en beheer van het politiekorps en brandweerkorps is het wenselijk dat de bevoegdheden op het terrein van beheer en de bevoegdheden van het bevoegd (werkgevers)gezag in mandaat door dezelfde functionaris kunnen worden uitgeoefend. Dit leidt ertoe dat ervoor is gekozen voor de ambtenaren van politie en het brandweerpersoneel de bevoegdheden van het bevoegd (werkgevers)gezag te mandateren aan diegene die in mandaat namens de Minister van VenJ het korpsbeheer uitoefent. Daarmee komt de uitoefening van de werkgeversbevoegdheden en de overige beheersmatige bevoegdheden ten aanzien van politie en de brandweer in één hand berusten.

Specifiek voor politie en brandweer heeft deze regeling verder de volgende consequenties.

a. Verantwoording gemandateerd korpsbeheerder aan de Minister van BZK

De gemandateerd korpsbeheerder is over de uitoefening van de bevoegdheden van het formele werkgeverschap ten aanzien van de ambtenaren van politie en brandweerambtenaren – voor zover deze als rijksambtenaar BES kunnen worden aangemerkt – verantwoording verschuldigd aan de Minister van BZK. In geval van het opleggen van disciplinaire maatregelen aan medewerkers is voor het opleggen van de maatregel als zodanig verantwoording verschuldigd aan de Minister van BZK.

b. Ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van BZK en de Minister van VenJ voor onderdelen korpsbeheer

Mandatering impliceert dat de Minister van BZK eveneens een politieke verantwoordelijkheid draagt voor personele aspecten van het beheer van het politiekorps en het brandweerkorps.

Indien de oorzaak van enig inadequaat handelen van de politie of de brandweer is terug te voeren op (de uitoefening van) het formele werkgeverschap ten aanzien van rijksambtenaren BES draagt de Minister van BZK als formeel werkgever hiervoor eveneens een verantwoordelijkheid.

c. Aanwijzingen, wijziging en intrekking mandaat

Mandatering van het werkgeverschap door de Minister van BZK aan de gemandateerd korpsbeheerder betekent dat de Minister van BZK in individuele gevallen of in het algemeen instructies kan geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De gemandateerd korpsbeheerder is verplicht de Minister van BZK op diens verzoek inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van de bevoegdheid. Het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging laat onverlet dat de Minister van BZK bevoegd blijft het formele werkgeverschap zelf uit te oefenen en het mandaat kan wijzigen en intrekken. In het belang van een integraal en effectief korpsbeheer geschiedt wijzigingen of intrekking van mandaat, volmacht en machtiging slechts in overeenstemming met de Minister van VenJ. Verder staat de Minister van BZK toe dat mandaat, volmacht en machtiging mag worden doorgegeven aan anderen, zoals de directeur-generaal Politie, de korpschef en de algemeen brandweercommandant.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 is een definitiebepaling. Daarbij dient te worden opgemerkt dat in het spraakgebruik de begrippen ‘korps politie Caribisch Nederland’ en ‘brandweerkorps Caribisch Nederland’ worden gehanteerd voor het politiekorps en het brandweerkorps. De terminologie in deze regeling is overeenkomstig de naamgeving zoals deze in de wet- en regelgeving wordt gehanteerd. Mocht de naamgeving in de toekomst worden gewijzigd dan zal ook deze regeling daarop, voor zover noodzakelijk, worden aangepast.

Artikel 3

Dit artikel regelt de instelling van de Rijksdienst Caribisch Nederland als organisatieonderdeel van het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties en omschrijft de taken van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). De RCN fungeert als overheidsloket, voert taken in opdracht van Nederlandse departementen en andere overheidsorganen uit en fungeert als sharedservice-organisatie voor Nederlandse departementen door ondersteuning te beiden op een aantal terreinen van bedrijfsvoering en het uitvoeren van taken die voortvloeien uit de rol van de Minister van BZK als werkgever voor de rijksambtenaren BES.

Artikel 4

Dit artikel betreft het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging van bevoegdheden aan de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties. Bij artikel 4 zijn inbegrepen het voorzitterschap van het overleg met de Sectorale Overlegcommissie BES, alsmede de bevoegdheden van het bevoegd gezag van de rijksambtenaren BES op grond van de Ambtenarenwet BES, met uitzondering van de politieambtenaren en het personeel van het brandweerkorps BES.

De directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties kan zijn bevoegdheden die hij op grond van het onderhavige besluit heeft verkregen doormandateren aan ondergeschikten.

Artikel 5

Het eerste lid bevat een mandaat aan de gemandateerd korpsbeheerder ten aanzien van de bevoegdheden inzake het formele werkgeverschap van ambtenaren van het politiekorps en van het brandweerkorps. Daarvan zijn uitgesloten de aangelegenheden die naar aard en inhoud een zodanig gewicht hebben dat zij door de Minister dienen te worden afgedaan. Daarbij kan worden gedacht aan de bevoegdheid tot het afdoen van de beantwoording van kamervragen over aangelegenheden die het formeel werkgeverschap van het politiekorps of het brandweerkorps betreffen, in samenhang met het formeel werkgeverschap van de overige rijksambtenaren BES.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat een aantal specifieke bevoegdheden die wettelijk aan de Kroon, dan wel de Minister van BZK zijn voorbehouden van rechtswege zijn uitgesloten van de mandatering op grond van dit besluit. Het betreft de kroonbenoeming van de korpschef en de overige leden van het managementteam van het politiekorps, alsmede de kroonbenoeming van de algemeen commandant van het brandweerkorps.

Artikel 6

Het eerste lid bevat een opsomming van bevoegdheden ten aanzien van het formeel werkgeverschap die in ieder geval onder het mandaat van de gemandateerd korpsbeheerder van het politiekorps en van het brandweerkorps vallen. Met de bewoordingen ‘in ieder geval’ wordt aangeduid dat dit geen limitatieve opsomming van bevoegdheden is. Ook andere bevoegdheden dan de in het eerste lid opgesomde bevoegdheden worden hieronder begrepen. Voorbeelden van bevoegdheden die niet expliciet zijn vermeld, maar wel onder het algemene mandaat van de gemandateerd korpsbeheerder vallen is de bevoegdheid beslissingen te nemen omtrent door het personeel te volgen opleidingen of de bevoegdheid besluiten te nemen over de geografische plaatsing van ambtenaren binnen de korpsen.

Het tweede lid geeft aan dat een aantal specifieke bevoegdheden kan worden doorgemandateerd aan de directeur-generaal Politie. Op grond van het derde lid kan de directeur-generaal Politie een aantal specifieke bevoegdheden doormandateren aan de korpschef van het politiekorps, dan wel de algemeen commandant van het brandweerkorps.

Artikel 7

Dit artikel geeft voorschriften omtrent de ondertekening van stukken die namens de minister worden afgedaan.

Artikel 9

Gelet op de in de praktijk bestaande onduidelijkheid over het mandaat ten aanzien van het bevoegd gezag van ambtenaren van het politiekorps en het brandweerkorps zijn door verschillende betrokkenen in de periode na 14 oktober 2010 besluiten genomen die voorzien zijn van een onjuiste vermelding van de functionaris namens wie het besluit is genomen. Artikel 9 voorziet erin dat deze besluiten worden aangemerkt als besluiten die namens de minister van BZK zijn genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

Naar boven