Besluit van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 25 juni 2012, nummer WBV 2012/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/5.3.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.3.6 Openbare orde

Voortzetting verblijfsaanvaarding

Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder e, Vw kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Op grond van artikel 18, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.86 en 3.87 Vb.

NB1:

Ingevolge artikel II bij het besluit van 5 juli 2002 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2002, 371, in werking getreden op 17 juli 2002) blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf waartegen een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld.

NB2:

Ingevolge artikel II bij het besluit van 29 september 2004 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2004, 496, in werking getreden op 1 november 2004), blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld tot jeugddetentie of een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 38m of 77h, vierde lid, onder a, WvSr.

NB3:

Ingevolge artikel XIII bij het besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2010, 307, in werking getreden op 31 juli 2010) blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit besluit niet kon worden beëindigd, tenzij die vreemdeling wegens een na inwerkingtreding van dit Besluit gepleegd misdrijf waartegen een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld dan wel hem terzake van een zodanig misdrijf bij onherroepelijk strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.

NB4:

Ingevolge artikel II bij het besluit van 26 maart 2012 tot wijziging van artikel 3.86 Vb 2000 (Stb. 2012, 158, in werking getreden op 1 juli 2012) blijft het gewijzigde Besluit buiten toepassing ten aanzien van de vreemdeling wiens verblijf op grond van het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit Besluit niet kon worden beëindigd, tenzij de vreemdeling zich na de inwerkingtreding van dit Besluit wederom schuldig maakt aan een misdrijf en hiervoor onherroepelijk is veroordeeld.

Toelichting glijdende schaal

Bij de ontzegging van voortzetting van verblijf (verblijfsbeëindiging) wordt de duur van het verblijf van de vreemdeling op grond van een verblijfsvergunning, direct voorafgaande aan het plegen van het misdrijf, gerelateerd aan de ernst van de inbreuk op de openbare orde, zoals die blijkt uit de beoordeling daarvan door de (straf)rechter in de hoogte van de opgelegde straf.

Daarmee wordt tot uiting gebracht dat naarmate de banden van de vreemdeling met Nederland sterker zijn, de inbreuk op de openbare orde ernstiger dient te zijn om voortzetting van verblijf te ontzeggen. Dit is het principe van de glijdende schaal. In bepaalde gevallen wordt het verblijf niet, of onder zwaardere voorwaarden, beëindigd.

Deze regels zijn van toepassing op alle gevallen waarin sprake is van verlenging of wijziging van het verblijf, alsmede indien een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw wordt ingetrokken.

Indien de vreemdeling houder van een verblijfsvergunning regulier, voor bepaalde of onbepaalde tijd, of Nederlander is geweest, en niet tijdig een aanvraag heeft ingediend, zijn de regels van de artikelen 3.86 en 3.87 Vb eveneens van toepassing, indien:

  • de aanvraag (tot het verlenen, het wijzigen of het verlengen van een verblijfsvergunning) is ontvangen binnen twee jaar nadat het verblijfsrecht op grond van de eerdere verblijfsvergunning of het Nederlanderschap is geëindigd;

  • er geen onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden, die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid; en

  • de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.

Aan straffen en maatregelen die zijn opgelegd wegens zeer ernstige misdrijven, dat wil zeggen misdrijven die de rechtsorde zeer ernstig schokken en die veelal een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ten gevolge hebben, wordt een zwaarder gewicht toegekend. Dit zijn misdrijven waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd. Indien sprake is van een veroordeling voor een dergelijk misdrijf is artikel 3.86, derde lid, Vb van toepassing.

Indien sprake is van een vreemdeling die wegens tenminste drie misdrijven is veroordeeld, wordt de vreemdeling aangemerkt als een veelpleger en zijn de normen van artikel 3.86, vijfde lid Vb, van toepassing.

Er is in ieder geval sprake van meerdere misdrijven indien meer dan één sanctie is opgelegd. Ook is sprake van meerdere misdrijven indien één sanctie is opgelegd voor meerdere bewezen verklaarde strafbare feiten (voeging, waarbij verschillende strafbare feiten tot één strafzaak worden samengevoegd).

In geval van eendaadse of meerdaadse samenloop wordt uitgegaan van één misdrijf. Een voorbeeld van meerdaadse samenloop is dat een winkeldiefstal die gepaard gaat met wederspannigheid en/of belediging van een ambtenaar in functie kan drie misdrijven kan opleveren. In dat geval wordt echter uitgegaan van één misdrijf en niet van drie misdrijven.

Strafrechtelijke antecedenten

Verder verblijf wordt ontzegd, indien de vreemdeling wegens een misdrijf;

  • waartegen bij een verblijfsduur van minder dan drie jaar een gevangenisstraf van twee jaar of meer is bedreigd, of bij een verblijfsduur van drie jaar of meer een gevangenisstraf van drie jaar of meer is bedreigd;

  • bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis;

  • is veroordeeld tot een gevangenisstraf of jeugddetentie, een taakstraf, of hem een maatregel als bedoeld in artikel 37a, 38m of 77h, vierde lid, onder a of b, WvSr is opgelegd of bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd; en

  • het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van die straf of maatregel ten minste gelijk is aan de corresponderende norm van de glijdende schaal.

Misdrijven

De enkele omstandigheid dat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormt, wordt niet gebaseerd op iedere willekeurige misstap die tot een sanctie heeft geleid. De misdraging moet wel voldoende ernstig zijn geweest. De ernst komt tot uiting in het feit dat alleen misdrijven in aanmerking worden genomen. Bovendien moet ook de sanctie die daarop is gevolgd, voldoende zwaar zijn. Dat betekent dat misdragingen die strafrechtelijk als overtreding worden gekwalificeerd of die buiten het strafrecht zijn afgedaan (bijvoorbeeld met een bestuurlijke boete of uitsluitend een civiele veroordeling tot schadevergoeding) buiten beschouwing blijven. Of een bepaalde misdraging een misdrijf of een overtreding is, is afhankelijk van de desbetreffende wetgeving.

Strafbedreiging van twee respectievelijk drie jaar of meer

Tegen de meeste misdrijven is een maximale door de rechter op te leggen straf bedreigd van drie jaar of meer. Een aantal misdrijven kent een lagere strafbedreiging van twee jaar, waarvan de belangrijkste is vernieling (artikel 350 WvSr).

Onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis

Het vonnis waarbij de straf of maatregel is opgelegd, moet onherroepelijk zijn. Indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, of indien er een strafzaak openstaat, wordt contact opgenomen met het OM. De beslistermijn kan met toepassing van artikel 25, tweede lid, Vw schriftelijk met maximaal zes maanden worden verlengd.

Indien de aanvraag is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid wordt de termijn met toepassing van artikel 25, vierde lid, Vw met maximaal drie maanden verlengd.

Onvoorwaardelijke straf

Bij de glijdende schaal worden alleen de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelten van de straf meegeteld bij de berekening van de norm in de glijdende schaal.

Taakstraf

Een taakstraf is ofwel een werkstraf (het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte) ofwel een leerstraf (het volgen van een leertraject) dan wel een combinatie van beiden. De taakstraf komt in plaats van een gevangenisstraf. In geval van een veroordeling tot een taakstraf wordt de duur van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis als uitgangspunt genomen bij de berekening van de strafmaat. Als een taakstraf is opgelegd bij strafbeschikking wordt de waarde in vrijheidsstraf afgeleid uit de bepalingen over de vervangende hechtenis, te weten een dag per twee uur onuitgevoerde taakstraf.

Terbeschikkingstelling

Terbeschikkingstelling op grond van artikel 37a WvSr kan leiden tot verblijfsbeëindiging. Indien een vreemdeling ter beschikking is gesteld kan dit met zich meebrengen dat het verblijfsrecht eerst bij verlenging van die terbeschikkingstelling met toepassing van de glijdende schaal kan worden beëindigd. De verlenging kan immers betekenen dat wordt voldaan aan de betreffende norm van artikel 3.86, tweede lid, Vb. Zo spoedig mogelijk nadat een rechterlijk vonnis waarin verlenging van de TBS-maatregel is uitgesproken onherroepelijk is geworden wordt (opnieuw) beoordeeld of tot verblijfsbeëindiging kan worden overgegaan.

Gedragsbeïnvloedende maatregel

Sinds 1 februari 2008 kan aan criminele jongeren een gedragsbeïnvloedende maatregel worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel houdt het midden tussen een taakstraf en een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) en biedt de rechter betere mogelijkheden om jeugdige daders op maat te straffen. Deze maatregel is bedoeld voor jeugdige veelplegers van 12 tot 21 jaar met gedragsproblemen. Ook jongeren met gedragsproblemen die voor het eerste een relatief zwaar vergrijp plegen komen voor de maatregel in aanmerking. De maatregel biedt uitkomst in situaties waarbij de rechter een voorwaardelijke straf of een taakstraf te licht vindt en de PIJ-maatregel te zwaar.

Gratie

Aan het feit dat een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, komt voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toe.

Bijzondere categorieën
Minderjarige vreemdelingen met een in Nederland gevestigde Nederlandse ouder

Op grond van hun bijzondere banden met Nederland vinden uitvaardiging van een inreisverbod, ongewenstverklaring en ontzegging van verder verblijf op grond van gevaar voor de openbare orde niet plaats ten aanzien van deze vreemdelingen (zie artikel 3.50, vierde lid Vb).

Vreemdelingen die houder zijn van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere EU-lidstaat

De Minister houdt bij de toepassing van artikel 3.86 Vb mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of diens gezinslid op de openbare orde of nationale veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de langdurig ingezetene of dat gezinslid uitgaat (zie artikel 3.86, veertiende lid, Vb).

Bovendien houdt de Minister rekening met de leeftijd van de vreemdeling, de gevolgen voor de vreemdeling en de leden van zijn gezin, het bestaan van banden met Nederland dan wel het ontbreken van banden met het land van herkomst (zie artikel 3.86, vijftiende lid, Vb).

Met ‘gezinslid’ wordt hier bedoeld het gezinslid dat door de andere lidstaat is toegelaten voor verblijf bij een langdurig ingezetene in die lidstaat. (zie B17/5)

Vreemdelingen met een verblijfsduur van tien jaar of langer

Bij een verblijfsduur van ten minste tien jaar wordt alleen tot verblijfsbeëindiging over gegaan ingeval van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en misdrijven uit de Opiumwet waarvoor een strafbedreiging geldt van zes jaar of meer.

In het buitenland gepleegde en/of berechte misdrijven

Strafbare feiten die in het buitenland zijn gepleegd of bestraft, worden eveneens bij de beoordeling van het gevaar voor de openbare orde betrokken, doch slechts voor zover het gaat om strafbare feiten die naar Nederlands recht misdrijven zijn. Dat geldt ook indien het strafbare feit naar buitenlands recht een overtreding, maar naar Nederlands recht een misdrijf is. Of het feit naar Nederlands recht een misdrijf is (waartegen een gevangenisstraf van twee, onderscheidenlijk drie of zes jaren of meer is bedreigd) wordt beoordeeld aan de hand van de strafbepalingen in het WvSr of de bijzondere Nederlandse strafwetten. Bij verblijfsbeëindiging gaat het om (een of meer) strafbare feiten die naar Nederlands recht misdrijven zijn waartegen een gevangenisstraf van respectievelijk twee, onderscheidenlijk drie of zes jaren of meer is bedreigd.

Voor de toepassing van de glijdende schaal, dient tevens te worden beoordeeld welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. Voor die beoordeling is van belang dat de vreemdeling zelf alle relevante gegevens en bescheiden met betrekking tot de strafbare feiten en de afdoening daarvan verschaft, waarbij valt te denken aan een gewaarmerkt afschrift van het strafvonnis. Aan de hand van de gegevens die de vreemdeling heeft verschaft of anderszins bekend zijn geworden, wordt contact opgenomen met het OM voor de vraag welke straf in Nederland voor het betreffende strafbare feit zou zijn gevorderd, waarbij wordt aangesloten bij de gepubliceerde richtlijnen van het OM met betrekking tot de eis van de Officier ter zitting.

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Verder verblijf wordt ontzegd, indien er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling of een in Nederland verblijvend gezinslid als bedoeld in artikel 29, onder e en f, Vw, zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen, als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Een (strafrechtelijke) veroordeling is niet noodzakelijk. Deze grond is niet afhankelijk gesteld van het tijdstip waarop de gedraging is gepleegd of eventueel bestraft. Deze grond is nader uitgewerkt in C4/3.11.3. Voor een in Nederland verblijvend gezinslid dat op eigen gronden aanspraak maakt op vluchtelingenrechtelijke bescherming zie C2/6.3.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 juni 2012

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

TOELICHTING

Algemeen

Met het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) wordt de Vreemdelingencirculaire gewijzigd in overeenstemming met de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2012, 158).

Het Vreemdelingenbesluit 2000 is gewijzigd naar aanleiding van het voornemen uit het regeerakkoord om in het kader van een bredere aanpak van criminaliteit bij vreemdelingen de glijdende schaal aan te scherpen.

Voor de verdere motiveringen en gevolgen van deze wijzigingen voor het vreemdelingenbeleid wordt verwezen naar de toelichting bij de publicatie van de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikelsgewijs

A

Met de wijzigingen in dit artikel wordt de tekst in de Vreemdelingencirculaire 2000 in overeenstemming gebracht met de wijzigingen van artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit betekent dat de glijdende schaal op een aantal onderdelen wordt aangescherpt.

De eerste wijziging houdt in dat in de eerste drie jaar van verblijf elk misdrijf zoals bepaald in artikel 3.86 eerste lid Vreemdelingenbesluit 2000 kan worden tegengeworpen bij een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, indien er sprake is van een veroordeling tot ten minste één dag gevangenisstraf.

Daarnaast wordt de glijdende schaal aangepast voor diegenen die niet onder de regeling voor veelplegers en niet onder regeling voor zware misdrijven vallen. Dit betekent dat de normtabel uit het tweede lid wordt aangescherpt. Het gaat hierbij om misdrijven waartegen een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is bedreigd.

Ten derde wordt de definitie van veelplegers aangepast. Dit betekent dat ongeacht de verblijfstermijn de norm voor de toepassing van de schaal voor veelplegers wordt gesteld op drie misdrijven.

Ten vierde komen de eindtermijnen van de glijdende schalen te vervallen. Dit betekent dat de glijdende schaal na een verblijfsduur van tien jaar toegepast kan worden, zij het alleen ingeval van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en misdrijven uit de Opiumwet waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld.

Tot slot wordt opgemerkt dat de tabel in artikel 3.86, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 een getransponeerde tabel is van de verdubbeling die is ingevoerd bij Besluit Modern Migratiebeleid van 24 juli 2010 (stb. 2010, nr. 307). Er vindt materieel geen wijziging plaats van de normen met uitzondering van de normen voor de eerste drie jaar.

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven