De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 3, eerste lid, artikel 5 en artikel 8 van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage 1. Specifieke bepalingen voor subsidie aanvragen per actie bij de Subsidieregeling
ESF 2007–2013 (herzien), wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt
aan artikel B3 een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel E21, vijfde lid, wordt vervangen door:
-
5. Indien bij het indienen, dan wel het controleren van de einddeclaratie blijkt, dat
minder dan 60% van de totale subsidiabele kosten, genoemd in de beschikking tot subsidieverlening,
is gerealiseerd, wordt het subsidiebedrag op nihil vastgesteld.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst.
TOELICHTING
In deze wijzigingsregeling worden twee zaken geregeld:
1) Actie B. Re-integratie van (ex)gedetineerden, Tbs’ers en jongeren in jeugdinrichtingen:
Voor Actie B wordt in oktober 2012 een laatste aanvraagtijdvak opengesteld. Het ministerie
van Veiligheid en Justitie kan subsidie aanvragen ten behoeve van de re-integratie
van (ex)gedetineerden, Tbs’ers en jongeren in jeugdinrichtingen. Voor dit aanvraagtijdvak
wordt het subsidieplafond op € 9 miljoen vastgesteld.
2) Actie E Duurzame inzetbaarheid sectoren:
Bij Actie E is per 1 mei 2012 een doorlopend aanvraagtijdvak opengegaan voor O&O fondsen.
Zij kunnen subsidie aanvragen voor projecten die sociale innovatie in de sector stimuleren
en specifiek gericht zijn op duurzame inzetbaarheid. De regeling loopt tot en met
31 december 2013 of totdat het subsidieplafond van € 20 miljoen is bereikt.
O&O fondsen kunnen subsidie aanvragen van minimaal € 90.000,– en maximaal € 160.000,–
(de co-financiering bedraagt 50%). De subsidiabele kosten bedragen per project derhalve
minimaal € 180.000,– en maximaal € 320.000,–.
Om realistisch begroten te bevorderen, is het bij de opstelling van deze regeling
de bedoeling geweest dat aanvragers minimaal 60% van de begrote kosten voor subsidiabele
activiteiten daadwerkelijk realiseren (besteden). Het gaat hierbij om de kosten zoals
deze zijn opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening. Als minder dan 60% van
de begrote (subsidiabele) kosten als bedoeld in artikel 13, wordt gerealiseerd, wordt
de subsidie op nihil gesteld. Dit is geregeld in artikel E21, vijfde lid van de regeling.
Ter illustratie: wanneer subsidie van € 100.000 is aangevraagd en verleend (cofinanciering
is 50%) worden de projectkosten begroot op € 200.000. De subsidieontvanger moet vervolgens
60% van de totale projectkosten, zoals genoemd in de beschikking tot subsidieverlening,
realiseren. Dit betekent dat de subsidieontvanger uiteindelijk ten minste € 120.000
aan kosten moet hebben gemaakt anders wordt de subsidie op nihil gesteld.
Onderhavige regeling wijzigt het vijfde lid van artikel E21, omdat de oorspronkelijke
formulering vatbaar is gebleken voor een andere uitleg. De nieuwe bepaling formuleert
de bedoeling op ondubbelzinnige wijze. De regelwijziging geldt alleen voor aanvragers,
die na de inwerkingtreding van deze wijziging subsidie aanvragen (nieuwe gevallen).
Bij aanvragers die al hebben aangevraagd, wordt de nieuwe bepaling uit het oogpunt
van rechtszekerheid niet toegepast.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom.