Wijziging Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992

18 juni 2012

Nr. DV 2012/209M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Douane en Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 10, zesde lid, 10a, eerste lid, 14a, vierde lid, 15a, zevende lid, en 16, vijfde lid, van de Wet belasting van personenauto´s en motorrijwielen 1992;

Besluit:

ARTIKEL I

De uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel inartikel 8, zesde lid, komt te luiden:

Indien sinds het tijdstip waarop het motorvoertuig voor het eerst in gebruik is genomen een periode is verstreken van ten minste

maar minder dan

is het percentage

en voor iedere maand die geheel of gedeeltelijk is verstreken sinds de in de eerste kolom bedoelde periode vermeerderd met

0 dagen

1 maand

0

8

1 maand

3 maanden

8

3

3 maanden

5 maanden

14

2,5

5 maanden

9 maanden

19

2,25

9 maanden

1 jaar en 6 maanden

28

1,444

1 jaar en 6 maanden

2 jaar en 6 maanden

41

0,917

2 jaar en 6 maanden

3 jaar en 6 maanden

52

0,833

3 jaar en 6 maanden

4 jaar en 6 maanden

62

0,75

4 jaar en 6 maanden

5 jaar en 6 maanden

71

0,416

5 jaar en 6 maanden

6 jaar en 6 maanden

76

0,416

6 jaar en 6 maanden

7 jaar en 6 maanden

81

0,333

7 jaar en 6 maanden

8 jaar en 6 maanden

85

0,333

8 jaar en 6 maanden

9 jaar en 6 maanden

89

0,25

9 jaar en 6 maanden

 

92

0,083

2. De laatste volzin van artikel 8d, eerste lid, komt te luiden:

Indien bij aanvang van een maand een tijdsduur is verstreken sinds het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen van

ten minste

maar minder dan

is het percentage voor die maand

0 dagen

1 maand

8

1 maand

3 maanden

3

3 maanden

5 maanden

2,5

5 maanden

9 maanden

2,25

9 maanden

1 jaar en 6 maanden

1,444

1 jaar en 6 maanden

2 jaar en 6 maanden

0,917

2 jaar en 6 maanden

3 jaar en 6 maanden

0,833

3 jaar en 6 maanden

4 jaar en 6 maanden

0,75

4 jaar en 6 maanden

5 jaar en 6 maanden

0,416

5 jaar en 6 maanden

6 jaar en 6 maanden

0,416

6 jaar en 6 maanden

7 jaar en 6 maanden

0,333

7 jaar en 6 maanden

8 jaar en 6 maanden

0,333

8 jaar en 6 maanden

9 jaar en 6 maanden

0,25

9 jaar en 6 maanden

 

0,083

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

Bij de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van gebruikte voertuigen wordt een vermindering toegepast van de belasting die verschuldigd zou zijn geweest als het voertuig in nieuwe staat in de heffing zou zijn betrokken. Bij de aangifte voor een gebruikt voertuig heeft de belastingplichtige de keuze om deze vermindering vast te stellen aan de hand van de individuele kenmerken van het voertuig, bijvoorbeeld op basis van een taxatie of een in de handel gebruikelijke koerslijst, maar het is ook mogelijk gebruik te maken van een forfaitaire afschrijvingstabel. Deze tabel is opgenomen in artikel 8, zesde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Uitvoeringsregeling BPM 1992).

In het verleden was de vermindering gebaseerd op het verschil tussen de geadviseerde verkoopprijs (catalogusprijs) in nieuwe staat en de verkoopprijs in gebruikte staat. In 2009 oordeelde de Hoge Raad dat de vermindering moet worden vastgesteld aan de hand van de inkoopwaarde van het gebruikte voertuig. De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) en de forfaitaire tabel zijn daarom in 2010 zodanig aangepast, dat de inkoopwaarde in gebruikte staat werd vergeleken met de inkoopwaarde in nieuwe staat. Ingevolge een recente uitspraak van de Hoge Raad moet echter op grond van het Europese recht bij het bepalen van de vermindering de inkoopwaarde in gebruikte staat worden vergeleken met de verkoopprijs (catalogusprijs) in nieuwe staat.1 Dit leidt tot een wat snellere afschrijving dan de tot op heden in de Wet BPM 1992 voorziene afschrijvingsmethode op basis van de waarde in hetzelfde handelsstadium.

In afwachting van aanpassing van de wet heeft het recente arrest direct gevolgen voor BPM-aangiften op basis van de individuele kenmerken van het voertuig. Met voorliggende regeling is per 1 juli 2012 nu ook de forfaitaire tabel aangepast, waarbij de afschrijving eveneens is versneld. De forfaitaire opzet blijft daarbij in stand. De maandelijkse afschrijvingspercentages zijn ook in de nieuwe tabel zodanig gekozen dat per tabelregel steeds sprake blijft van een afschrijving in hele procenten. De afschrijving in de eerste maand is verhoogd van 5 naar 8 procentpunten van de catalogusprijs. De afschrijving blijft vervolgens tot de leeftijd van vier jaar en zes maanden op jaarbasis drie procentpunten hoger dan in de oude tabel, uitgedrukt in een percentage van de catalogusprijs. Uitgangspunt hierbij is, dat het arrest vooral effect zal hebben op de afschrijving voor relatief jonge gebruikte voertuigen. Na vier jaar en zes maanden loopt het verschil tussen de oude en de nieuwe tabel geleidelijk terug naar 2% bij vijf jaar en zes maanden en 1% bij zeven jaar en zes maanden. Bij negen jaar en zes maanden is de BPM voor 92% afgeschreven, zoals dat ook het geval is in de tot 1 juli 2012 geldende tabel. De nieuwe tabel loopt vanaf dat moment weer gelijk aan de oude tabel, nog maar langzaam oplopend met 1% afschrijving per jaar totdat bij zeventien jaar en zes maanden de BPM voor 100% is afgeschreven. Het effect van het arrest mag worden geacht in deze latere jaren niet of nauwelijks meer waarneembaar te zijn.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft ook gevolgen voor een aantal in de Wet BPM 1992 voorziene teruggaven, die volgens dezelfde forfaitaire lijn worden berekend. In dit verband is ook de forfaitaire tabel in artikel 8d, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling BPM 1992, met betrekking tot de berekening van de BPM-teruggaaf bij export, overeenkomstig aangepast. De aanpassing van de forfaitaire afschrijvingslijn heeft voor deze situaties tot gevolg dat de terug te geven bedragen iets worden verlaagd.

De aanpassing van de forfaitaire afschrijvingstabel kan voorkomen dat in toenemende mate BPM-aangifte wordt gedaan op basis van de individuele kenmerken van voertuigen, met de daarbij behorende hogere administratieve lasten en uitvoeringskosten. De budgettaire gevolgen van het arrest van de Hoge Raad komen aan de orde bij de komende Belastingplancyclus, in het kader van de met het arrest samenhangende wijziging van de Wet BPM 1992.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.


X Noot
1

Uitspraak van de Hoge Raad van 2 maart 2012 (zaaksnummer 11/00785).

Naar boven