Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 18 juni 2012, nr. WJZ / 12071054, houdende regels inzake mandaat en machtiging aan directeur-generaal Uitvoering betreffende aangelegenheden op grond van de Kernenergiewet (Besluit mandaat en machtiging directeur-generaal Uitvoering Kernenergiewet)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. een speciale regeling:

een speciale regeling als bedoeld in 1.7.4 in bijlage 1 bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen;

b. de wet:

de Kernenergiewet.

Artikel 2

De in dit besluit verleende mandaat en machtiging zijn niet van toepassing op inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet.

Artikel 3

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om te beslissen op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de wet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een aanvraag voor een vergunning:

    • a. voor het vervoeren van splijtstoffen of ertsen op grond van een speciale regeling;

    • b. voor het vervoeren, het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen, dan wel zich ontdoen van:

      • 1°. splijtstofstaven, splijtstofelementen of warmteproducerend verglaasd opwerkingsafval van en naar Nederlandse inrichtingen, als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet en soortgelijke inrichtingen in het buitenland;

      • 2°. uranium targets in verband met de productie van radiofarmaca;

    • c. die wordt gedaan door de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet;

    • d. die wordt gedaan met of in een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet.

Artikel 4

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om te beslissen op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een aanvraag voor een vergunning voor het vervoeren van radioactieve stoffen op grond van een speciale regeling.

  • 3. Artikel 3, tweede lid, onderdelen c en d, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om te beslissen op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 23 van het Besluit stralingsbescherming.

  • 2. Artikel 3, tweede lid, onderdelen c en d, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om toestemming te geven voor overdracht van een vergunning als bedoeld in artikel 70, derde lid, van de wet, met uitzondering van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet.

  • 2. De artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om ontheffingen te verlenen als bedoeld in artikelen 31, derde lid, en 123, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming.

Artikel 8

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om een oordeel te vormen als bedoeld in artikel 45, onderdelen c en d, van het Besluit stralingsbescherming.

Artikel 9

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt machtiging verleend om een mededeling in de Staatscourant te doen als bedoeld in artikel 47, derde lid, van het Besluit stralingsbescherming en artikel 17 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen.

Artikel 10

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om certificaten van goedkeuring of erkenning van het model van het te vervoeren collo af te geven als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, genoemde aanvragen om een vergunning.

Artikel 11

  • 1. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om een oordeel te vormen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit detectie radioactief besmet schroot, en om een hoger of een lager bedrag voor de financiële zekerheid te verlangen, als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het Besluit detectie radioactief besmet schroot.

  • 2. Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt tevens mandaat en machtiging verleend om ontheffingen te verlenen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling detectie radioactief besmet schroot.

Artikel 12

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt machtiging verleend om mededelingen te doen als bedoeld in artikel 15 van het Bijdragenbesluit Kernenergiewet 1981, met uitzondering van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet.

Artikel 13

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend om goedkeuringen te verlenen krachtens de artikelen 21, tweede lid, onderdeel d, 23, derde lid, onderdeel c, en 26, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit stralingsbescherming, voor typen ioniserende straling uitzendende toestellen en ingekapselde bronnen.

Artikel 14

Aan de directeur-generaal Uitvoering wordt mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften gericht tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 13, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger beroep).

Artikel 15

De directeur-generaal Uitvoering kan voor de aangelegenheden waarvoor hij krachtens dit besluit mandaat en machtiging heeft gekregen ondermandaat en machtiging verlenen aan de onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 16

Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

Artikel 17

Het Besluit mandaat en machtiging algemeen directeur Agentschap NL Kernenergiewet 2010 en het Besluit mandaat en machtiging algemeen directeur Agentschap NL goedkeuringen Kernenergiewet 2010 worden ingetrokken.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging directeur-generaal Uitvoering Kernenergiewet.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, ALP X/50, 2500 EK ’s-Gravenhage.

Naar boven