Wijziging opsporingsvergunning Q13b-diep

Nr. ETM/EM / 12009664

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Procesverloop:

  • Cirrus Energy Nederland B.V. (thans: Oranje-Nassau Energie B.V.) en Energy06 Investments B.V. zijn houder van de bij beschikking van de Minister van Economische Zaken (thans: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, hierna: EL&I) van 22 december 2008 met kenmerk ET/EM/8202590, (Staatscourant 2008, nummer 5) verleende opsporingsvergunning voor een deel van het blok Q13 (Q13b-diep) van het continentaal plat, welk blok is aangegeven op de als bijlage 3 bij de Mijnbouwregeling gevoegde kaart;

  • bij brief van 7 oktober 2011 heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend om wijziging van de opsporingsvergunning Q13b-diep.

Overwegingen:

  • de vergunninghouder vraagt om uitstel van het uitvoeren van het werkprogramma en verlenging van de duur van de opsporingsvergunning Q13b-diep, zoals voorgeschreven in de artikelen 2 en 4 van artikel III van het besluit van 22 december 2008 met kenmerk ET/EM/8202590. In de aanvraag om wijziging van de opsporingsvergunning Q13b-diep is de verwachting uitgesproken, nadat nader onderzoek is verricht door middel van de acquisitie en interpretatie van de resultaten van een seismisch onderzoek, dat thans door GDF SUEZ E&P Nederland B.V. is verricht in blok Q13, een boring zal plaatsen;

  • op grond van artikel 18, derde lid, van de Mijnbouwwet heeft de Minister van EL&I de bevoegdheid het tijdvak van de opsporingsvergunning te verlengen, indien het tijdvak onvoldoende is om de activiteiten waarvoor de vergunning geldt te voltooien en deze activiteiten zijn verricht in overeenstemming met de vergunning. Hieraan is voldaan, zodat er geen reden is om verlenging van het tijdvak te weigeren;

  • op grond van artikel 18, derde lid, in samenhang met artikel 11, derde en vierde lid, van de Mijnbouwwet kan het gebied waarvoor de opsporingsvergunning geldt bij verlenging worden beperkt. Voor een verkleining van het gebied is geen aanleiding, aangezien de vergunninghouder in het gehele gebied actief bezig is met mijnbouwwerkzaamheden;

  • gelet op de Mijnbouwwet en de aanvraag kan met deze aanvraag worden ingestemd onder de hierna te stellen voorschriften en beperkingen.

Gelet op artikel 18 van de Mijnbouwwet;

Besluit:

Artikel 1

Artikel 2 onder Artikel III van het besluit met kenmerk ET/EM/8202590 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag om wijziging van de opsporingsvergunning Q13b van 7 oktober 2011, onder de voorwaarden dat:

  • uiterlijk vóór 30 april 2013 aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie schriftelijk gemotiveerd wordt aangegeven waar een boring zal worden verricht, onder vermelding van tijdstip, plaats, geologische structuur en diepte;

  • uiterlijk vóór 30 april 2014 een boring wordt verricht.

Artikel 2

Artikel 4 onder Artikel III van het besluit met kenmerk ET/EM/8202590 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4

De opsporingsvergunning Q13b geldt voor het tijdvak tot en met 30 april 2015.

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: P. Jongerius, Themacoördinator mijnbouw en mijnbouwklimaat directie Energiemarkt.

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag, waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, directie Wetgeving en Juridische Zaken (Alp: X/050). Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven