Regeling van 11 mei 2012, nr. 250153, houdende instelling van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen (Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen 2012).

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluiten:

Artikel 1. Instelling Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

Er is een Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

Artikel 2. Instituut Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

  • 1. De Nationaal rapporteur wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een bureau. Het bureau en de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen vormen samen het instituut Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

  • 2. De medewerkers van het bureau leggen voor hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording af aan de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

  • 3. Op voordracht van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen voorziet de Minister van Veiligheid en Justitie in de benoeming, bevordering en het ontslag van de medewerkers van het bureau.

  • 4. De Minister van Veiligheid en Justitie draagt, na overleg met de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van het instituut Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen .

Artikel 3. Werkwijze Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen regelt zijn werkwijze en die van het bureau.

Artikel 4. Taken Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

  • 1. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen onderzoekt de (ontwikkelingen in de) omvang en kenmerken van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen alsmede de effecten van genomen beleidsmaatregelen in de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

  • 2. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen adviseert de regering over de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

  • 3. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen rapporteert periodiek aan de regering door toezending van zijn rapporten ten aanzien van mensenhandel en ten aanzien van seksueel geweld tegen kinderen aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 4. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen stelt ieder jaar een jaarplan op en zendt dit aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 5. Rapport

  • 1. De rapporten, genoemd in artikel 4, derde lid, bevatten in ieder geval:

    • a. een verantwoording van de wijze van onderzoek;

    • b. de resultaten van het verrichte onderzoek en de daarop gebaseerde conclusies;

    • c. aanbevelingen ter verbetering van de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

  • 2. De aanbevelingen, genoemd in het eerste lid, onder c, kunnen zich richten tot de centrale overheid, lokale overheid en andere bestuursorganen, tot internationale organisaties, non-gouvernementele organisaties en tot andere betrokkenen.

  • 3. De Minister van Veiligheid en Justitie zendt de rapporten ter kennisneming aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 6. Benoeming Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen en evaluatie instituut

  • 1. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt benoemd en ontslagen door de Minister van Veiligheid en Justitie na overleg met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. Elke vier jaar wordt het instituut van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen geëvalueerd. Aan de hand van de evaluatie wordt bezien of wijziging van de taken van de Rapporteur gewenst is.

  • 3. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt benoemd voor een periode van 4 jaar met de mogelijkheid van herbenoeming.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 8. Intrekking

De Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

1. Algemeen

Op 26 april 1997 heeft een Ministersconferentie van de Europese Unie onder Nederlands voorzitterschap een verklaring aangenomen tot bestrijding van vrouwenhandel, getiteld ‘The Hague ministerial declaration on European guidelines for effective measures to prevent and combat trafficking in women for the purpose of sexual exploitation’ of – kortweg – ‘de Haagse Verklaring’. In deze verklaring worden staten aangemoedigd een nationaal rapporteur aan te stellen om aan de respectieve overheden te rapporteren over de omvang, aard en mechanismen van vrouwenhandel en over de effecten van het gevoerde beleid.

In navolging van deze Verklaring van Den Haag heeft Nederland met ingang van 1 april 2000 een ‘Nationaal rapporteur mensenhandel’ aangesteld.

Met ingang van 1 oktober 2009 is de rapporteertaak van de Nationaal rapporteur uitgebreid met het onder werp kinderpornografie. Dit nadat vanuit diverse hoeken geruime tijd gepleit is voor een nationaal rapporteur kinderpornografie, teneinde onder andere de effecten van beleid en de operationele invulling daarvan beter te kunnen meten. Een relatie tussen het onderzoeksgebied mensenhandel en kinderpornografie volgt mede uit het verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting (bekend als: het Verdrag van Lanzarote). Dit verdrag is voor een deel geënt op reeds bestaande internationale overeenkomsten op het terrein van mensenhandel. In deze documenten komt ook het gemeenschappelijk karakter van kinderpornografie en mensenhandel als transnationaal misdrijf naar voren.

Exploitatie van mensen, in het bijzonder de meest kwetsbaren in onze samenleving, dient te allen tijde te worden bestreden. Kinderpornografie is een vorm van seksueel geweld tegen en seksueel misbruik van kinderen. Aan de vervaardiging van kinderpornografie ligt bijna altijd seksueel misbruik van kinderen ten grondslag. In essentie is kinderpornografie beeldmateriaal van seksuele gedragingen van en met minderjarigen. Een aanpak van kinderpornografie alleen is daarom niet succesvol zonder een stevige inzet op de bestrijding van seksueel geweld tegen kinderen. De bestrijding van kindersekstoerisme en digitaal kindermisbruik zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Nederland heeft de opdracht en de uitdrukkelijke intentie om kinderen te beschermen tegen seksueel geweld. De opdracht vloeit onder meer voort uit het eerder genoemde Verdrag van Lanzarote. Om deze bescherming maximaal te kunnen bieden is een integrale aanpak van seksueel geweld tegen kinderen onontbeerlijk. In het Actieplan Aanpak kindermishandeling 2012–2016 is daarvoor het kader weergegeven. Vanuit dat kader zal de Nederlandse overheid de komende jaren intensief werken aan de verbetering van de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen. Daarvoor zullen alle mogelijke middelen worden ingezet en zullen naast nationale en lokale overheden, ouders, professionals en de private sector worden ingeschakeld. De bestrijding van seksueel geweld tegen kinderen zal ook in de toekomst hoog op de agenda blijven staan. Structureel onderzoek, advisering en rapportage op dit gehele terrein door één Nationaal Rapporteur draagt bij aan een blijvende prioritering, ook van de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen.

Met ingang van 1 januari 2012 worden de taken van de Nationaal rapporteur mensenhandel daarom uitgebreid met het onderwerp seksueel geweld tegen kinderen inclusief de aanpak van kinderpornografie. Door deze taakuitbreiding wordt de naam van Nationaal rapporteur mensenhandel gewijzigd in Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

2. De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen en het ondersteunend bureau

Voor de vervulling van de functie Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt gedacht aan een persoon met groot persoonlijk gezag die beschikt over toepasselijke deskundigheid en affiniteit met de thema’s. Deze onafhankelijke functionaris rapporteert aan de regering over mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen en adviseert over de aanpak van beiden onderwerpen. De positionering van het Bureau nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen (verder: het bureau) dat de Nationaal rapporteur in zijn werkzaamheden ondersteunt dient eveneens borg te staan voor de onafhankelijkheid van de Nationaal rapporteur. Beheersmatig is het bureau ondergebracht bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Bureau SG). Dit ministerie is aanspreekpunt voor de logistieke ondersteuning van het bureau en zorgt voor huisvesting. Inhoudelijk is er vanuit het ministerie geen bemoeienis met het Bureau.

3. De werkwijze van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

De Nationaal rapporteur richt zich primair tot organen en instellingen die beschikken over relevante informatie, maar hoeft zich niet te beperken tot het verzamelen van reeds bestaande informatie. Het Bureau kan – binnen de budgettaire en capacitaire mogelijkheden – ook zelf onderzoek initiëren en uitvoeren.

4. De taken van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

Er wordt periodiek gerapporteerd over de ontwikkelingen op het terrein van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, gevolgd door conclusies en aanbevelingen ter verbetering van preventie en bestrijding van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Naast de periodieke rapportages aan de Regering rapporteert de Nationaal rapporteur ook op eigen initiatief over mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

Ten behoeve van het onderzoek heeft de Nationaal rapporteur geen bijzondere wettelijke bevoegdheden toegekend gekregen. Wel dienen door de rapporteur benaderde organen en instellingen alle medewerking te verlenen bij het beschikbaar stellen c.q. verkrijgen van de benodigde gegevens. De Nationaal rapporteur en het bureau zijn tevens gemachtigd om inzage te krijgen in politiedossiers en hebben toegang gekregen tot dossiers van het openbaar ministerie (ook in lopende zaken). Er zullen nadere afspraken worden gemaakt met de sector Jeugdzorg ten behoeve van de inzage in de dossiers en archieven van jeugdzorginstellingen.

5. De benoeming van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen en de evaluatie van het instituut

De Nationaal rapporteur wordt benoemd en ontslagen door de Minister van Veiligheid en Justitie na overleg met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Elke vier jaar zal aan de hand van een evaluatie van het instituut Nationaal rapporteur worden bezien of een wijziging van de taken van de Nationaal rapporteur gewenst is.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven