Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juni 2012, nr. 2012-0000268269, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie aan de Stichting VSO (Subsidieregeling Stichting VSO)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 14 en 15 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de Stichting VSO:

de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid.

Artikel 2

  • 1. De minister verstrekt per boekjaar een subsidie aan de Stichting VSO.

  • 2. De subsidie bedraagt nooit meer dan het totaalbedrag dat de overheidssectoren in dat boekjaar als bijdrage aan de Stichting VSO hebben geleverd.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 300.000,–.

  • 4. Op de subsidie is de indexering voor de ter zake geldende begrotingsartikelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van toepassing. De subsidie is 50% loongevoelig en 50% prijsgevoelig, conform opgave van het Ministerie van Financiën.

  • 5. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2. Gesubsidieerde taken

Artikel 3

De subsidie wordt verstrekt voor kosten die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

  • a. het faciliteren van een platform voor onderlinge uitwisseling van ideeën, kennis en ervaring;

  • b. het leveren van kennis en expertise of het ontsluiten van kennis en expertise ten behoeve van de sectorwerkgevers;

  • c. het coördineren van de gezamenlijke belangen van de sectorwerkgevers en deze eenduidig formuleren en communiceren;

  • d. het verlenen van aanvullende diensten aan de sectorwerkgevers als verbond, of in het belang van het verbond of de individuele leden.

§ 3. Aanvraag van de subsidie en subsidieverlening

Artikel 4

  • 1. De aanvraag van de subsidie voor een boekjaar wordt uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan.

  • 3. Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde middelen.

  • 4. De aanvraag vermeldt de omvang van de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 8, eerste lid, op 31 december van het voorgaande boekjaar.

Artikel 5

De minister geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de Stichting VSO mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§ 4. Voorschotverlening

Artikel 6

  • 1. De minister verleent op de subsidie een voorschot.

  • 2. Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald. Het voorschot wordt in één keer uitbetaald.

  • 3. Het voorschot wordt uitbetaald onder de voorwaarde dat terugbetaling plaatsvindt indien bij de vaststelling van de subsidie het subsidiebedrag lager is dan het verleende voorschot dan wel de subsidie wordt ingetrokken.

§ 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 7

De Stichting VSO zal onverwijld aan de minister een melding doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 8

  • 1. De Stichting VSO vormt een egalisatiereserve.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie plus de bijdrage van sectoren en werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. De egalisatiereserve wordt zo hoog renderend en veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 4. De egalisatiereserve mag uitsluitend worden aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 3.

  • 5. Op 31 december 2016 bedraagt de egalisatiereserve ten hoogste  250.000,–.

    Indien de egalisatiereserve op 31 december 2016 meer bedraagt dan € 250.000,– dan wordt de helft van de overschrijding voor 1 maart 2017 teruggestort op de rekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 9

De Stichting VSO behoeft de toestemming van de minister voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen b en g, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10

  • 1. De Stichting VSO verstrekt aan de minister alle informatie die nodig is voor de verantwoording van bestede subsidiegelden, waaronder in ieder geval de in artikel 12, tweede lid, genoemde documenten.

  • 2. Voor de verantwoording van bestede subsidiegelden wordt een controleprotocol gehanteerd, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 11

  • 1. De Stichting VSO werkt mee aan onderzoeken welke worden verricht door of in opdracht van de minister.

  • 2. De Stichting VSO draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de rijksauditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte werkzaamheden.

§ 6. Vaststelling van de subsidie

Artikel 12

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ingediend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een financieel verslag en een jaarrekening, als bedoeld in artikel 361 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. een activiteitenverslag;

    • c. een accountantsverklaring met betrekking tot de documenten bedoeld onder a, en

    • d. een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. De in het tweede lid genoemde verantwoordingsdocumenten geven in elk geval inzicht in:

    • a. de kwantiteit van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarvoor benodigde middelen;

    • b. de kwalitatieve beoordeling van de in artikel 3 genoemde activiteiten door de leden van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid;

    • c. de omvang van de egalisatiereserve op 31 december van het boekjaar.

Artikel 13

Op de financiële verantwoording van de Stichting VSO is Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1. De minister stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Indien de beschikking tot subsidievaststelling niet binnen dertien weken kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de Stichting VSO mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. De subsidie wordt overeenkomstig de subsidieverlening vastgesteld.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b. Stichting VSO niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c. de Stichting VSO onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de Stichting VSO dit wist of behoorde te weten.

  • 4. Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, worden bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

  • 5. De subsidie wordt uitbetaald onder verrekening van het reeds betaalde voorschot.

§ 7. Evaluatie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in 2015 een evaluatie op die inzicht biedt in de ontwikkeling en de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 16

Voor het boekjaar 2012 wordt in afwijking van artikel 4, eerste lid, de aanvraag voor subsidie ingediend binnen 10 weken na inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 17

De vaststelling van de subsidie voor het boekjaar 2011 zal plaatsvinden met toepassing van de Regeling subsidiëring Stichting VSO zoals die gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 18

De Regeling subsidiëring Stichting VSO wordt ingetrokken.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2012. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting VSO.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

Controleprotocol Subsidieregeling Stichting VSO

1. Algemeen

In artikel 10, tweede lid, van de Subsidieregeling Stichting VSO is geregeld dat voor de verantwoording van de bestede subsidiegelden een controleprotocol wordt gehanteerd.

Op basis van artikel 12, eerste lid, van de regeling dient de Stichting VSO zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat ondermeer vergezeld van een financieel verslag over de bestede subsidiegelden, de jaarrekening en accountantsverklaringen bij beide documenten. Tevens maakt een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen onderdeel uit van de aanvraag.

1.1 Reikwijdte accountantscontrole

Dit controleprotocol dient om de reikwijdte en het object van de accountantscontrole van het financiële verslag van de Stichting VSO nader aan te geven. Er wordt niet beoogd een aanpak van de accountantscontrole voor te schrijven. Veelal zal de accountant zich immers bij zijn controle baseren op een (risico) analyse van de administratieve organisatie en interne controle bij de stichting en op basis daarvan komen tot een optimale afweging van de in te zetten controlemiddelen.

De accountantscontrole strekt zich uit tot de deugdelijkheid van het financiële verslag en de rechtmatigheid van het daarin verantwoorde beheer. Onder de controle op de rechtmatigheid van het verantwoorde beheer wordt verstaan de controle of de verantwoorde bestedingen (lasten) tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de relevante regelgeving. Het doel van deze controle is te komen tot het afgeven van een accountantsverklaring bij het financiële verslag van de Stichting VSO.

1.2 Regelgeving

De van toepassing zijnde regelgeving betreft de Subsidieregeling Stichting VSO. Van belang zijn daarbij met name de volgende artikelen:

  • Artikel 3. Hierin wordt aangegeven waaraan de BZK-subsidie mag worden besteed.

  • Artikel 8. Hierin is de vorming van een egalisatiereserve voorzien.

  • Artikel 9. Hierin wordt voor bepaalde rechtshandelingen toestemming van de Minister vereist.

  • Artikel 12. Hierin worden de vereiste verantwoordingsdocumenten genoemd alsook geregeld waar deze documenten in elk geval inzicht in moeten verschaffen.

  • Artikel 13. Hierin wordt geregeld dat Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing is.

2. Aandachtspunten

De accountant stelt vast dat:

  • de bestedingen ten laste van de BZK-subsidie zoals verantwoord in het financiële verslag voldoen aan de eisen zoals ze zijn opgenomen in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Subsidieregeling Stichting VSO en juist en volledig zijn weergegeven;

  • de jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve het verschil is tussen de jaarlijks vastgestelde (BZK)-subsidie vermeerderd met het totaalbedrag aan sectorbijdragen en de jaarlijkse werkelijke kosten van de activiteiten die met de subsidie zijn bekostigd.

3. De accountantsverklaring en -rapportage

Voor geconstateerde onjuistheden en onzekerheden gaat de accountant na wat hiervan de consequenties zijn voor de af te geven accountantsverklaring.

In de accountantsverklaring bij het financiële verslag dient het punt dat het controleprotocol is nageleefd tot uiting te worden gebracht. Een dergelijke vermelding impliceert mede dat de controle is uitgevoerd met inachtneming van de hieronder gestelde eisen. De accountant heeft bij zijn oordeelsvorming gestreefd naar een ‘hoge mate van zekerheid’. Indien dit begrip ten behoeve van het gebruik van statistische techniek moet worden gekwantificeerd dan is een betrouwbaarheid van 95% gehanteerd. De accountant heeft geconcludeerd dat de meest waarschijnlijke fout (goedkeuringstolerantie) met betrekking tot de deugdelijkheid van het financiële verslag en de rechtmatigheid van het daarin verantwoorde beheer, niet groter is dan aangegeven in onderstaande tabel.

Overzicht van toleranties

Onjuistheden in de verantwoording/besteding

Onzekerheden in de controle

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeel onthouding

> 1% en < 3%

> 3%

> 3% en < 10%

> 10%

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De centrale verantwoordelijkheid voor het arbeidsvoorwaardenoverleg voor het overheidspersoneel lag tot 1993 bij de Minister van Binnenlandse Zaken. In 1993 is dit overleg gedecentraliseerd. Voortaan werd er onderhandeld over arbeidsvoorwaarden op sectorniveau, in aanvankelijk 8 en later 14 sectoren. De overheidswerkgevers hebben daarna samenwerking gezocht onder de naam van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid, aanvankelijk zonder formeel juridische status. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties financierde het VSO vanuit haar verantwoordelijkheid voor een goed werkend systeem van arbeidsvoorwaardenvorming binnen de collectieve sector.

In 2002 werd bij een evaluatie1 geconcludeerd dat het afstemmingsmechanisme goed werkte en dit de kwaliteit van het overlegstelsel als geheel ten goede is gekomen.

In 2004 werden plannen gemaakt om het VSO te verzelfstandigen en een stichting op te richten. In de tussentijd nam het aantal sectoren toe en de noodzaak tot onderlinge afstemming werd steeds groter geacht.

Oprichting Stichting VSO

Per 1 juli 2005 is de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid opgericht.

De ‘Regeling subsidiëring Stichting VSO’ is ook op dat moment ingegaan.

Door aparte rechtspersoonlijkheid voor het VSO te creëren, is het VSO niet langer bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondergebracht en komt het interbestuurlijke karakter van het VSO beter tot uiting.

De stichting dient als platform voor werkgevers in de overheidssectoren ter onderlinge afstemming en expertise uitwisseling ten behoeve van het arbeidsvoorwaardenoverleg.

Organisatorisch bestaat het VSO uit een bestuur en een bureau.

Alle overheidssectoren2 wijzen een vertegenwoordiger voor het bestuur aan. De stemverhouding in het bestuur wordt bepaald door de omvang van het aantal dienstverbanden. Uit de vertegenwoordigers wordt een dagelijks bestuur gekozen van drie personen.

Evaluatieonderzoek

Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist bij een subsidie die op een wettelijke voorschrift berust, dat ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Om die reden heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties medio 2011 aan de Rijksauditdienst verzocht om een onderzoek in te stellen naar de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Hierbij is ook gevraagd te onderzoeken of de regeling in de huidige vorm voldoende werkt om de beleidsdoelen die BZK hiermee voor ogen heeft te bereiken.

De Rijksauditdienst heeft dit onderzoek in augustus 2011 afgerond.

De belangrijkste conclusies uit de rapportage van de Rijksauditdienst zijn:

  • De algemene intentie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de verzelfstandiging van het VSO was een 50–50 kostenverdeling tussen het ministerie en de totale sectorbijdrage aan het VSO voor de platformondersteuning; deze intentie is niet als zodanig in de huidige subsidieregeling opgenomen.

  • De huidige subsidieregeling omschrijft niet duidelijk welke activiteiten wel en niet uit de subsidie bekostigd dienen te worden.

  • Het VSO wordt als een bruikbaar instrument ervaren voor afstemming van arbeidsvoorwaarden- en met name pensioenbeleid voor overheidswerkgevers en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zowel in de rol van .coördinerend minister als in de rol van een van de sectorwerkgevers.

Gelet op de bevindingen van de Rijksauditdienst is voor de jaren 2012 en verder een nieuwe subsidieregeling opgesteld.

Uitgangspunten nieuwe subsidieregeling

Kern van de nieuwe subsidieregeling is dat het doel van de subsidie strakker en eenduidiger wordt geformuleerd. Daarbij wordt duidelijker geregeld welke kosten uit de subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bekostigd kunnen worden. In de regeling wordt ook bepaald dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties per boekjaar nooit meer subsidie verstrekt dan het totaalbedrag dat de overheidssectoren in dat boekjaar als bijdrage aan de Stichting VSO hebben geleverd. Verder wordt voorzien in de vorming van een egalisatiereserve. De subsidieregeling heeft een maximale looptijd van vijf jaar. Tevens zal een evaluatie plaatsvinden. Op basis van de uitkomsten daarvan kunnen dan nieuwe afspraken worden gemaakt voor de volgende periode.

Verhouding van deze regeling tot de Algemene wet bestuursrecht

Op de subsidierelatie met de Stichting VSO is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dat betekent dat behalve deze regeling ook de subsidievoorschriften uit de Awb gelden. Met betrekking tot een aantal voorschriften, met name van procedurele aard, is er omwille van de leesbaarheid voor gekozen deze expliciet in de regeling op te nemen, ook al volgt een en ander rechtstreeks uit de Awb.

Voorts volgt uit de Awb dat tegen de besluiten tot subsidieverlening en subsidievaststelling bezwaar en beroep kan worden aangetekend.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel geeft de titel voor de jaarlijkse subsidieverstrekking ten behoeve van de in artikel 3 bedoelde activiteiten. Met de bepaling in het tweede lid van artikel 2 wordt beoogd een 50–50 kostenverdeling tussen de BZK-bijdrage en de totale sectorbijdrage aan het VSO voor de platformfunctie te bewerkstelligen. Het vijfde lid van artikel 2 wijst op het begrotingsvoorbehoud, aangezien de subsidiebedragen worden verleend ten laste van begrotingen die nog niet zijn vastgesteld of goedgekeurd.

Artikel 3

In dit artikel worden de activiteiten genoemd ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt. In het activiteitenplan dat jaarlijks bij de aanvraag van de subsidie wordt ingediend, worden de activiteiten meer gedetailleerd uitgewerkt. Met de activiteiten onder d. wordt met name gedoeld op de dienstverlening aan individuele sectoren op het pensioendossier. Dit is een onderwerp waarover in veel sectoren weinig specifieke kennis aanwezig is. Het is ook mogelijk dat er in de toekomst ten aanzien van andere thema’s vanuit bepaalde sectoren of zelfs vanuit individuele werkgevers binnen een van de aangesloten sectoren verzoeken om dergelijke aanvullende diensten worden gedaan. Deze aanvullende diensten worden door de stichting VSO verleend aan sectorwerkgevers als verbond, of in het belang van het verbond, casu quo de individuele leden voor zover met deze diensten niet in concurrentie wordt getreden met private aanbieders van soortgelijke diensten.

Artikel 5

Dit artikel geeft de termijn aan die in acht moet worden genomen bij het geven van een beschikking tot subsidieverlening. De Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 15 december 2009, Stcrt. 2009, nr. 20306) geeft in aanwijzing 17 termijnen voor het geven van een beschikking tot subsidieverlening. De hierin genoemde termijnen van 13 weken en – in bepaalde gevallen– van 22 weken dienen te worden opgenomen in de subsidieregelgeving en vormen een invulling van de ‘redelijke termijn’. Bij de termijnen die in de aanwijzingen zijn opgenomen geldt uiteraard dat deze op basis van de Awb worden opgeschort met de duur van een eventuele reactietermijn voor de aanvrager c.q. subsidieontvanger voor het aanleveren van door de subsidieverstrekker gevraagde extra informatie.

Artikel 8

In dit artikel wordt de mogelijkheid tot het vormen van een egalisatiereserve geregeld. Na afloop van deze regeling dient de helft van het bedrag waarmee de egalisatiereserve het maximum van € 250.000,– overschrijdt, aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te worden teruggestort. De andere helft van het bedrag waarmee de egalisatiereserve het maximum overschrijdt kan worden teruggestort naar de sectoren.

Uitgangspunt is dat het restant in het kader van een nieuwe subsidieregeling als egalisatiereserve wordt aangewend voor activiteiten die alsdan worden gesubsidieerd.

Artikel 9

In dit artikel wordt bepaald dat de Stichting VSO de toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken behoeft voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. Het betreft de wijziging van de statuten en de vorming van fondsen en reserveringen.

Artikel 12

In dit artikel wordt de verantwoording geregeld. Uitgangspunt is dat deze per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid plaatsvindt. In de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking wordt in aanwijzing 17, lid 6, geregeld dat een aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling plaats vindt binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, dan wel binnen een in de regeling op te nemen afwijkende termijn. In deze regeling is gekozen voor een langere termijn gelet op de set verantwoordingsdocumenten die de aanvraag tot vaststelling dient te vergezellen.

Artikel 14

In dit artikel wordt de vaststelling van de subsidie geregeld. Het tweede, derde en vierde lid volgen al uit de Awb (artikel 4:46), maar zijn volledigheidshalve hier nog eens opgenomen. De Awb biedt verder ook mogelijkheden tot het intrekken of wijzigen van een nog niet of al wel vastgestelde subsidie (afdeling 4.2.6).

Artikel 15

De in 2015 geplande evaluatie heeft tot doel informatie te verkrijgen omtrent de ontwikkeling en de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Aan de hand hiervan kunnen afspraken met de Stichting VSO worden gemaakt voor de periode na afloop van deze subsidieregeling. De evaluatie zal door of in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden uitgevoerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2001-2002, 28 002, nr. 3.

X Noot
2

De veertien overheidssectoren zijn:

  • Onderwijs: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • Voortgezet onderwijs: Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs;

  • Gemeenten: Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

  • Rijk: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Defensie: Ministerie van Defensie;

  • Politie: Ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie: Bve-raad;

  • Wetenschappelijk Onderwijs: Vereniging van Samenwerkende Universiteiten;

  • Universitair medische centra: Nederlandse Federatie van Universitair medische centra;

  • Hoger Beroepsonderwijs: HBO-raad;

  • Provincies: Interprovinciaal Overleg;

  • Waterschappen: Unie van Waterschappen;

  • Onderzoeksinstellingen: Werkgeversvereniging Onderzoeksinstellingen;

  • Rechterlijke Macht: Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Naar boven