ARTIKEL I
De Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect
en interieurarchitect wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel b, vervalt: , eerste lid,.
B
In artikel 2, eerste lid, wordt ‘artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de
wet’ vervangen door: artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c.
C
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d’
vervangen door:
Artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met c.
D
In artikel 8, eerste lid, wordt ‘artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b’ vervangen
door: artikel 11, eerste lid, onderdelen a tot en met c.
E
In artikel 10, onderdeel f, wordt ‘doctoraal examen’ vervangen door: afsluitend examen.
F
Artikel 11, tweede lid, onderdeel l, komt te luiden:
G
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen
H
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a en b worden geletterd b en c.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde examen, verbonden aan de bacheloropleiding
Vormgeving, uitstroomprofiel Ruimtelijk Ontwerp, mits betrokkene uiterlijk op 31 december
2010 een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift en in de bijlage
van het getuigschrift is vermeld dat is voldaan aan artikel 11 van de Nadere regeling
inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect
en interieurarchitect zoals deze luidde op 30 juni 2012, afgegeven door:
-
1° de Gerrit Rietveld academie;
-
2° ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten;
-
3° Avans Hogeschool;
-
4° de Hogeschool der Kunsten Den Haag;
-
5° de Hanzehogeschool Groningen:
-
6° de Hogeschool Zuyd;
-
7° de Hogeschool Rotterdam;
-
8° de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, of
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.
TOELICHTING
Algemeen
Met de onderhavige regeling wordt de Nadere regeling inrichting opleidingen architect,
stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect (hierna: Nadere
regeling) gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet op de architectentitel
die op 1 januari 2011 in werking is getreden (Kamerstukken II, 32 016) (hierna: WAT).
Per 1 januari 2011 is de WAT gewijzigd met als doel deze om te vormen tot een krachtiger
kwaliteitsinstrument. De wetswijziging strekte tot de invoering van een tweejarige
beroepservaringperiode als voorwaarde voor inschrijving in het Architectenregister,
de invoering van een verplichte bij- en nascholing van stedenbouwkundigen, tuin- en
landschapsarchitecten en interieurarchitecten en wijzigingen in verband met de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen. Met deze wetswijziging zijn tevens de opleidingseisen
voor de interieurarchitecten meer gelijkgeschakeld met die voor de architecten, stedenbouwkundigen
en tuin- en landschapsarchitecten door te eisen dat de interieurarchitecten voor inschrijving
in het architectenregister een masteropleiding met goed gevolg hebben afgerond.
In de artikelen 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, en 12, eerste lid,
van de Wet op de architectentitel is geregeld aan welke opleidingseisen moet worden
voldaan als men als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of
interieurarchitect wil worden ingeschreven in het architectenregister. Op grond van
het derde lid van deze artikelen wordt bij ministeriële regeling een nadere invulling
gegeven aan de in het eerste lid van die artikelen gestelde opleidingseisen. Voorheen
was deze delegatiegrondslag in het tweede lid van artikel 9 opgenomen als een bevoegdheid
tot het stellen van nadere regels. Thans is dit in het derde lid geformuleerd als
een verplichting.
Als gevolg van voornoemde wetswijziging dienen de opleidingseisen zoals deze in de
Nadere regeling zijn uitgewerkt te worden gewijzigd en geactualiseerd. Voor de volledigheid
wordt opgemerkt dat de Nadere regeling alleen de eisen die aan de inrichting van de
opleiding worden gesteld, omvat. De nadere regeling heeft geen betrekking op de beroepservaringperiode.
Eisen die aan de beroepservaringperiode worden gesteld, zullen hun beslag krijgen
in de Regeling Beroepservaring die door het Bureau Architectenregister zal worden
vastgesteld.
In de Nadere regeling is limitatief opgesomd welke getuigschriften c.q. diploma’s,
voorzien van aanduiding van de afstudeerrichting, differentiatie of specialisatie,
recht geven op inschrijving in het architectenregister. De onderhavige wijzigingsregeling
voorziet in het benoemen van de masteropleidingen interieurarchitectuur die de houder
van het diploma van de masteropleiding interieurarchitectuur recht geven tot het voeren
van de titel interieurarchitect. Tevens zijn de diverse onderwijsinstellingen die
de bedoelde getuigschriften en diploma’s afgeven, benoemd. Voor deze nadere invulling
van de opleidingseisen is het advies van het Platform Interieurarchitectuur, waarin
de HBO-raad, de betrokken hogescholen, de BNI en het Bureau Architectenregister zijn
vertegenwoordigd, van 30 maart 2012 overgenomen. De gewijzigde eisen aan de inrichting
van de opleiding in artikel 11 hebben betrekking op de genoemde mastergetuigschriften
die vanaf het eind van het cursusjaar 2011/2012 worden afgegeven.
Met deze regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen in het leven geroepen
zodat deze geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten voor burgers of bedrijven.
Artikelsgewijs
Onderdeel A
Deze wijziging is technisch van aard als gevolg van de wijziging van artikel 2 van
de WAT.
Onderdelen B, C en D
In de artikelen 9, derde lid, 10, derde lid, en 11, derde lid, van de WAT is de verwijzing
naar de onderdelen in het eerste lid voor wat betreft de bij ministeriële regeling
nader in te vullen opleidingseisen gewijzigd. De artikelen 2, eerste lid, 5, eerste
lid, en 8, eerste lid, van de Nadere regeling zijn naar aanleiding hiervan geactualiseerd.
Onderdeel E
In artikel 10, onderdeel f, is een fout gecorrigeerd. De deeltijdse opleiding op het
terrein van de landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
kende geen doctoraal examen.
Onderdeel F
Met de wijziging van artikel 11, tweede lid, onderdeel l, wordt de eis van het verwerven
van inzicht in en vaardigheid met methoden van onderzoek en voorbereiding van projecten
aangepast aan de eisen voor een masteropleiding. De masteropleiding onderscheidt zich
daarbij van de bacheloropleiding als het gaat om de mate van verdieping, zelfstandigheid,
complexiteit en in de context van de beroepsuitoefening. Dit onderscheid is gebaseerd
op de internationale normen voor hoger onderwijs, de zogenoemde Dublin descriptoren.
Met deze formulering is de aansluiting behouden met de eindkwalificaties van de master,
zoals geformuleerd in het rapport Ruimte voor verdieping d.d. 1 april 2009, opgesteld
door het Platform Interieurarchitectuur.
Onderdeel G
In artikel 12 is limitatief opgesomd welke getuigschriften recht geven op inschrijving
in het architectenregister. artikel 12 is aangepast aan de eis van een mastergetuigschrift
voor inschrijving in het register. Opgenomen zijn de hogescholen die daadwerkelijk
met een geaccrediteerde master Interieurarchitectuur zijn gestart conform de bestuurlijk
afspraken met de minister van OCW, zoals vastgesteld bij brief van 9 juli 2010, kenmerk
HO&S/BL/220084. Binnen dit bestuurlijke kader verzorgde de Hogeschool Rotterdam de
master Interieurarchitectuur in het cursusjaar 2010/2011 als onderscheiden variant
‘Interior Architecture’ binnen de reeds geaccrediteerde masteropleiding Interior Architecture
& Retail Design. Vanaf het cursusjaar 2011/2012 heeft de hogeschool dit onderscheid
voor de nieuwe instroom laten vervallen en zullen alle afgestudeerden van dit aangepaste
curriculum van de master Interior Architecture & Retail Design aan de eisen van artikel 11
moeten voldoen. In de bijlage van het getuigschrift wordt door deze hogeschool vermeld
of is voldaan aan artikel 11 van de nadere regeling.
In navolging van de bepalingen met betrekking tot de andere architectuurdisciplines
is ook de instroomeis vastgelegd. Naast de genoemde getuigschriften moet degene die
zich in het Architectenregister wenst in te schrijven, deze hebben verworven na het
met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp,
dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en
vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg
doorlopen van genoemde bacheloropleiding. De hogeschool toetst aan deze eis bij de
toelating van studenten.
Onderdeel H
In artikel 13 zijn de oude opleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur
opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving
in het register als interieurarchitect. De gewijzigde eisen aan de inrichting van
de opleiding in de artikelen 11 en 12 hebben betrekking op de mastergetuigschriften
die vanaf het einde van het cursusjaar 2011/2012 worden afgegeven. Het is wenselijk
dat de huidige eisen van toepassing blijven op personen die vóór 1 januari 2011 reeds
in het bezit zijn gekomen van het getuigschrift van de bachelor Vormgeving, uitstroomprofiel
ruimtelijk Ontwerp, met in de bijlage van het getuigschrift de vermelding dat is voldaan
aan artikel 11 van de nadere regeling (conform artikel 29, eerste lid van de WAT)
of die voor 1 januari 2010 een aanvang hebben gemaakt met die bacheloropleiding (conform
artikel 29, derde lid van de WAT).
Artikel II
Met de inwerkingtreding van de regeling op 1 juli 2012 wordt voldaan aan het systeem
van de vaste verandermomenten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.W.E. Spies.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra.