Regeling van 19 juni 2012, nr. 2012-0000333818, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot wijziging van de Nadere regeling inrichting opleidingen architect

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 9, derde lid, 10 derde lid, 11, derde lid, en 12, derde lid, van de Wet op de architectentitel;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, vervalt: , eerste lid,.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de wet’ vervangen door: artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d’ vervangen door:

Artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met c.

D

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b’ vervangen door: artikel 11, eerste lid, onderdelen a tot en met c.

E

In artikel 10, onderdeel f, wordt ‘doctoraal examen’ vervangen door: afsluitend examen.

F

Artikel 11, tweede lid, onderdeel l, komt te luiden:

  • l. inzicht in en vaardigheid met methoden van zelfstandig innovatief onderzoek en voorbereiding van complexe projecten en.

G

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

  • 1. Aan artikel 11 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de masteropleiding:

    • a. Interieurarchitectuur aan de Gerrit Rietveld academie, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding;

    • b. Interieurarchitectuur aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding;

    • c. Interieurarchitectuur aan Avans Hogeschool, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding;

    • d. Interieurarchitectuur aan de Hogeschool der Kunsten Den Haag, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding;

    • e. Interieurarchitectuur aan de Hogeschool Zuyd, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding of

    • f. Interieurarchitectuur aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding, of

    • g. Interior Architecture & Retail Design, met in de bijlage van het getuigschrift de vermelding dat is voldaan aan artikel 11 van deze regeling, afgegeven door de Hogeschool Rotterdam, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding.

H

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en b worden geletterd b en c.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde examen, verbonden aan de bacheloropleiding Vormgeving, uitstroomprofiel Ruimtelijk Ontwerp, mits betrokkene uiterlijk op 31 december 2010 een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift en in de bijlage van het getuigschrift is vermeld dat is voldaan aan artikel 11 van de Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect zoals deze luidde op 30 juni 2012, afgegeven door:

    • de Gerrit Rietveld academie;

    • ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten;

    • Avans Hogeschool;

    • de Hogeschool der Kunsten Den Haag;

    • de Hanzehogeschool Groningen:

    • de Hogeschool Zuyd;

    • de Hogeschool Rotterdam;

    • de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, of

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 juni 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige regeling wordt de Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect (hierna: Nadere regeling) gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet op de architectentitel die op 1 januari 2011 in werking is getreden (Kamerstukken II, 32 016) (hierna: WAT).

Per 1 januari 2011 is de WAT gewijzigd met als doel deze om te vormen tot een krachtiger kwaliteitsinstrument. De wetswijziging strekte tot de invoering van een tweejarige beroepservaringperiode als voorwaarde voor inschrijving in het Architectenregister, de invoering van een verplichte bij- en nascholing van stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten en wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Met deze wetswijziging zijn tevens de opleidingseisen voor de interieurarchitecten meer gelijkgeschakeld met die voor de architecten, stedenbouwkundigen en tuin- en landschapsarchitecten door te eisen dat de interieurarchitecten voor inschrijving in het architectenregister een masteropleiding met goed gevolg hebben afgerond.

In de artikelen 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Wet op de architectentitel is geregeld aan welke opleidingseisen moet worden voldaan als men als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect wil worden ingeschreven in het architectenregister. Op grond van het derde lid van deze artikelen wordt bij ministeriële regeling een nadere invulling gegeven aan de in het eerste lid van die artikelen gestelde opleidingseisen. Voorheen was deze delegatiegrondslag in het tweede lid van artikel 9 opgenomen als een bevoegdheid tot het stellen van nadere regels. Thans is dit in het derde lid geformuleerd als een verplichting.

Als gevolg van voornoemde wetswijziging dienen de opleidingseisen zoals deze in de Nadere regeling zijn uitgewerkt te worden gewijzigd en geactualiseerd. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de Nadere regeling alleen de eisen die aan de inrichting van de opleiding worden gesteld, omvat. De nadere regeling heeft geen betrekking op de beroepservaringperiode. Eisen die aan de beroepservaringperiode worden gesteld, zullen hun beslag krijgen in de Regeling Beroepservaring die door het Bureau Architectenregister zal worden vastgesteld.

In de Nadere regeling is limitatief opgesomd welke getuigschriften c.q. diploma’s, voorzien van aanduiding van de afstudeerrichting, differentiatie of specialisatie, recht geven op inschrijving in het architectenregister. De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in het benoemen van de masteropleidingen interieurarchitectuur die de houder van het diploma van de masteropleiding interieurarchitectuur recht geven tot het voeren van de titel interieurarchitect. Tevens zijn de diverse onderwijsinstellingen die de bedoelde getuigschriften en diploma’s afgeven, benoemd. Voor deze nadere invulling van de opleidingseisen is het advies van het Platform Interieurarchitectuur, waarin de HBO-raad, de betrokken hogescholen, de BNI en het Bureau Architectenregister zijn vertegenwoordigd, van 30 maart 2012 overgenomen. De gewijzigde eisen aan de inrichting van de opleiding in artikel 11 hebben betrekking op de genoemde mastergetuigschriften die vanaf het eind van het cursusjaar 2011/2012 worden afgegeven.

Met deze regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen in het leven geroepen zodat deze geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten voor burgers of bedrijven.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Deze wijziging is technisch van aard als gevolg van de wijziging van artikel 2 van de WAT.

Onderdelen B, C en D

In de artikelen 9, derde lid, 10, derde lid, en 11, derde lid, van de WAT is de verwijzing naar de onderdelen in het eerste lid voor wat betreft de bij ministeriële regeling nader in te vullen opleidingseisen gewijzigd. De artikelen 2, eerste lid, 5, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Nadere regeling zijn naar aanleiding hiervan geactualiseerd.

Onderdeel E

In artikel 10, onderdeel f, is een fout gecorrigeerd. De deeltijdse opleiding op het terrein van de landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten kende geen doctoraal examen.

Onderdeel F

Met de wijziging van artikel 11, tweede lid, onderdeel l, wordt de eis van het verwerven van inzicht in en vaardigheid met methoden van onderzoek en voorbereiding van projecten aangepast aan de eisen voor een masteropleiding. De masteropleiding onderscheidt zich daarbij van de bacheloropleiding als het gaat om de mate van verdieping, zelfstandigheid, complexiteit en in de context van de beroepsuitoefening. Dit onderscheid is gebaseerd op de internationale normen voor hoger onderwijs, de zogenoemde Dublin descriptoren. Met deze formulering is de aansluiting behouden met de eindkwalificaties van de master, zoals geformuleerd in het rapport Ruimte voor verdieping d.d. 1 april 2009, opgesteld door het Platform Interieurarchitectuur.

Onderdeel G

In artikel 12 is limitatief opgesomd welke getuigschriften recht geven op inschrijving in het architectenregister. artikel 12 is aangepast aan de eis van een mastergetuigschrift voor inschrijving in het register. Opgenomen zijn de hogescholen die daadwerkelijk met een geaccrediteerde master Interieurarchitectuur zijn gestart conform de bestuurlijk afspraken met de minister van OCW, zoals vastgesteld bij brief van 9 juli 2010, kenmerk HO&S/BL/220084. Binnen dit bestuurlijke kader verzorgde de Hogeschool Rotterdam de master Interieurarchitectuur in het cursusjaar 2010/2011 als onderscheiden variant ‘Interior Architecture’ binnen de reeds geaccrediteerde masteropleiding Interior Architecture & Retail Design. Vanaf het cursusjaar 2011/2012 heeft de hogeschool dit onderscheid voor de nieuwe instroom laten vervallen en zullen alle afgestudeerden van dit aangepaste curriculum van de master Interior Architecture & Retail Design aan de eisen van artikel 11 moeten voldoen. In de bijlage van het getuigschrift wordt door deze hogeschool vermeld of is voldaan aan artikel 11 van de nadere regeling.

In navolging van de bepalingen met betrekking tot de andere architectuurdisciplines is ook de instroomeis vastgelegd. Naast de genoemde getuigschriften moet degene die zich in het Architectenregister wenst in te schrijven, deze hebben verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van interieurontwerp, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven na het met goed gevolg doorlopen van genoemde bacheloropleiding. De hogeschool toetst aan deze eis bij de toelating van studenten.

Onderdeel H

In artikel 13 zijn de oude opleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving in het register als interieurarchitect. De gewijzigde eisen aan de inrichting van de opleiding in de artikelen 11 en 12 hebben betrekking op de mastergetuigschriften die vanaf het einde van het cursusjaar 2011/2012 worden afgegeven. Het is wenselijk dat de huidige eisen van toepassing blijven op personen die vóór 1 januari 2011 reeds in het bezit zijn gekomen van het getuigschrift van de bachelor Vormgeving, uitstroomprofiel ruimtelijk Ontwerp, met in de bijlage van het getuigschrift de vermelding dat is voldaan aan artikel 11 van de nadere regeling (conform artikel 29, eerste lid van de WAT) of die voor 1 januari 2010 een aanvang hebben gemaakt met die bacheloropleiding (conform artikel 29, derde lid van de WAT).

Artikel II

Met de inwerkingtreding van de regeling op 1 juli 2012 wordt voldaan aan het systeem van de vaste verandermomenten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

Naar boven