Convenant inzake de samenwerking bij het tegengaan van ontoelaatbaar gedrag van accountants tussen de Belastingdienst en het Bureau Financieel Toezicht

De ondergetekenden:

1. De Belastingdienst, in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer drs. T.W.M. Poolen;

2. Het Bureau Financieel Toezicht (verder te noemen het BFT), in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer F.J. Winkel RA,

beide afzonderlijk respectievelijk gezamenlijk te noemen: ‘Partij’, dan wel ‘Partijen’;

Nemen het volgende in aanmerking:

De toezichtstaken van de Partijen

De Belastingdienst is volgens artikel 2, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen en met andere bij of krachtens de wet opgedragen taken.

In zijn toezichtstaken steunt de Belastingdienst onder meer op de werkzaamheden van accountants. Daarbij wordt de Belastingdienst soms geconfronteerd met accountants die zich (vermoedelijk) niet houden aan de bij en krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna WWFT) gestelde regels.

Het BFT heeft krachtens de WWFT als wettelijke taak het toezicht op de naleving van de WWFT door onder meer accountants.

Het bestuur van het BFT kan op grond van de WWFT een klacht indienen bij de Accountantskamer ingeval er een overtreding van de verplichtingen ingevolgde de WWFT door een accountant is geconstateerd.

Binnenkort zal naar verwachting de WWFT worden aangepast. Daartoe is een wetsvoorstel ingediend. Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, kan het BFT ook bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen tegen accountants nemen, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete en/of een last onder dwangsom. Bovendien valt dan ook de naleving van de WWFT door kantoororganisaties van accountantsorganisaties en accountantsvennootschappen onder het toezicht van het BFT.

Het doel van dit convenant

Partijen hebben er belang bij om ontoelaatbaar gedrag van accountants tegen te gaan.

Partijen hebben daarom gezamenlijk de behoefte om hiertegen op te treden en werken hun samenwerking nader in dit convenant uit. Deze samenwerking houdt in het delen van kennis en het uitwisselen van informatie over (vermoedelijk) ontoelaatbaar gedrag van accountants.

In dit convenant worden mede afspraken gemaakt, die het praktisch mogelijk maken voortdurend gegevens uit te wisselen op grond van artikel 43c, lid 2 juncto artikel 43c, lid 1, letter t Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.

De afspraken in en uitgangspunten van dit convenant hebben tot doel een bijdrage te leveren aan het toezicht door het BFT op de naleving van hetgeen is bepaald bij en krachtens de WWFT.

De wettelijke randvoorwaarden

De samenwerking tussen Partijen op basis van dit convenant dient aan te sluiten bij de geldende wet- en regelgeving, zodat de daarbij horende eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden van elke Partij gewaarborgd blijven.

Op (de medewerkers van) Partijen rust een wettelijke geheimhoudingsplicht. De samenwerking tussen Partijen op grond van dit convenant zal derhalve uitsluitend plaatsvinden indien en voor zover de wettelijke geheimhoudingsbepalingen dit toelaten.

De wettelijke geheimhoudingsplicht en de uitzonderingen daarop zijn voor de medewerkers van de Belastingdienst geregeld in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67 van de Invorderingswet 1990, artikel 10 van de Registratiewet 1970, artikel 15 van het Communautair Douanewetboek en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

De wettelijke geheimhoudingsplicht en de uitzonderingen daarop zijn voor de medewerkers van het BFT geregeld in artikel 22 van de WWFT en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Daarnaast zijn Partijen gebonden aan hetgeen is bepaald in de Wet bescherming persoonsgegevens en de overige voor Partijen relevante wet- en regelgeving met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens.

Partijen streven een effectieve en efficiënte uitvoering van dit convenant na. Indien Partijen gedurende de looptijd van dit convenant van mening zijn dat aanpassing en/of uitbreiding van wet- en/of regelgeving hieraan een verdere bijdrage kan leveren, ondernemen Partijen in gezamenlijk overleg de noodzakelijke activiteiten.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Definities

In dit convenant wordt verstaan onder:

a) Accountant:

degene die is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 36 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten of in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants;

b) BFT:

Bureau Financieel Toezicht;

c) Belastingdienst:

de rijksbelastingdienst zoals bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

d) Betrokkene:

de betrokken accountant en bij het inwerking treden van het wetsvoorstel tot uitbreiding van artikel 1 van het WWFT ook de betrokken kantoororganisatie van accountants en de betrokken accountantsvennootschap;

e) Directeur van een belastingdienstonderdeel:

de directeur van een onderdeel van de organisatie van de Belastingdienst, zoals genoemd in artikel 3 juncto artikel 4, eerste en tweede lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

f) DGBel:

de directeur-generaal Belastingdienst en het managementteam Belastingdienst, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

g) FIU-meldpunt:

Het meldpunt ongebruikelijke transacties als bedoeld in artikel 12, eerste lid WWFT.

h) Ontoelaatbaar gedrag:

het na 1 augustus 2008 niet voldoen aan de verplichtingen ingevolge de WWFT;

i) Wtra:

Wet tuchtrechtspraak accountants;

j) WWFT:

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Artikel 2 Samenwerking

De Belastingdienst en het BFT delen in het kader van hun samenwerking kennis en informatie met het oog op het tegengaan van ontoelaatbaar gedrag door een betrokkene, voorzover de geheimhoudingsplicht die op hen rust en de overige wettelijke mogelijkheden dit toelaten.

Artikel 3 Informatieverstrekking door de Belastingdienst

  • a) De directeur van een belastingdienstonderdeel meldt de volgende overtredingen van de WWFT, die door een van zijn of haar medewerkers is geconstateerd, aan het BFT:

    • Het willens en wetens cliënten, dan wel de uiteindelijk belanghebbende(n)(‘Ultimate Benificial Owner’ of UBO) niet of onvoldoende identificeren.

    • Het niet of niet tijdig melden aan het meldpunt FIU-Nederland van:

      • o reeds verrichte en voorgenomen geldstromen naar personen en/of organisaties, die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten (terrorismefinanciering);

      • o omvangrijke belastingfraude (zoals BTW-carrousels) hoewel dit de accountant bekend was, dan wel bekend had kunnen zijn;

      • o het gebruik van verhullende juridische structuren (zoals Jersey trusts) door een cliënt van de accountant;

      • o het gebruik van mogelijk valse facturen door een cliënt van de accountant;

      • o omvangrijk ongebruikelijk cashverkeer, ongebruikelijke transacties (bijv. commissies) met niet-Westerse landen en/of vermoedelijke witwastransacties (incl. transacties naar Dummy-landen en loanbackleningen met tax havens) door een cliënt van de accountant.

    Bij deze melding noemt de directeur van dit belastingdienstonderdeel de identiteit van betrokkene(n).

  • b) De directeur van een belastingdienstonderdeel kan besluiten om ook ander (vermoedelijk) ontoelaatbaar gedrag, dat door een van zijn of haar medewerkers is geconstateerd, geanonimiseerd aan het BFT voor te leggen.

  • c) In deze geanonimiseerde beschrijving van dit ontoelaatbaar gedrag zullen zoveel mogelijk de volgende onderwerpen worden opgenomen:

    • de aard, de omvang, de datum en de duur van dit gedrag;

    • de taak, functie en/of opdracht van betrokkene(n);

    • voor zover relevant een indicatie van de aard en de omvang van de cliënt;

    • het moment van constateren van dit gedrag door een medewerker van de Belastingdienst;

    • de maatregelen, die wegens overtreding van de belastingwetgeving, in verband met dit gedrag zijn of (mogelijk) zullen worden opgelegd aan betrokkene(n).

  • d) Indien het BFT op basis van deze geanonimiseerde beschrijving het voornemen heeft om nader onderzoek in te stellen, verzoekt het BFT schriftelijk aan de directeur van bovengenoemd belastingdienstonderdeel om de identiteit van betrokkene(n) bekend te maken. Daarop vraagt de directeur van dat belastingdienstonderdeel via DGBel om ontheffing van de geheimhoudingsplicht van artikel 67, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, derde lid van de Invorderingswet 1990, dan wel artikel 10, derde lid van de Registratiewet 1970 aan de Minister van Financiën teneinde deze gegevens aan het BFT te kunnen verstrekken.

  • e) De directeur van bovengenoemd belastingdienstonderdeel verstrekt de relevante gegevens over het vermoedelijk ontoelaatbaar gedrag niet eerder aan het BFT, dan nadat bovengenoemde ontheffing van de Minister van Financiën is verkregen.

Artikel 4 Handhavend optreden door het BFT

Het BFT verricht op basis van de gegevens van de Belastingdienst nader onderzoek en besluit zelfstandig om al dan niet handhavend tegen de betrokkene(n) op te treden overeenkomstig de WWFT en de Wtra.

Artikel 5 Informatieverstrekking door het BFT

Na afloop van elk jaar bericht het BFT geanonimiseerd aan DGBel over het verloop van de afhandeling van de nadere onderzoeken en het eventuele besluit om handhavend op te treden, tenzij de anonimiteit van de betrokkene(n) niet gewaarborgd kan worden.

Artikel 6 Bescherming persoonsgegevens

De samenwerking heeft tot gevolg dat verwerking van persoonsgegevens door Partijen plaatsvindt. Deze gegevens worden uitsluitend aangewend voor het doel, waarvoor ze zijn verstrekt en waarvoor ze zijn verkregen. Het is de verantwoordelijkheid van elke Partij afzonderlijk om daarbij te handelen in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 7 Bekostiging

Tussen Partijen zal geen onderlinge verrekening plaatsvinden. Gemaakte kosten voor de samenwerking komen voor ieders eigen rekening.

Artikel 8 Overlegregeling

Partijen treden in overleg bij geschillen die voortvloeien uit dit convenant of afspraken die hiermee samenhangen. Hetzelfde geldt voor voorlichtingsactiviteiten en verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 9 Looptijd en wijziging van het convenant

  • a) Dit convenant treedt met ingang van 8 juni 2012 in werking en eindigt op 31 december 2014. Behoudens tijdige opzegging zal dit convenant na het einde van de looptijd telkens met twee jaar worden verlengd.

  • b) Dit convenant kan met een opzegtermijn van tenminste zes maanden eenzijdig door Partijen schriftelijk worden opgezegd. Een Partij gaat echter niet tot opzegging over zonder eerst te hebben overlegd met de andere Partij.

  • c) Dit convenant kan alleen met instemming van beide Partijen worden gewijzigd, dan wel worden aangevuld.

Artikel 10 Evaluatie

De opzet, de inhoud en de uitvoering van dit convenant zal aan het einde van elk jaar worden geëvalueerd. Indien daartoe aanleiding is, zal dit convenant in gezamenlijk overleg worden gewijzigd, dan wel beëindigd.

Artikel 11 Slotbepalingen

Dit convenant en eventuele wijzigingen daarin wordt aan de Minister van Financiën gezonden met het verzoek dit te publiceren in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te ’s-Gravenhage op 8 juni 2012

Het Bureau Financieel Toezicht, namens deze: F.J. Winkel RA.

De Belastingdienst, namens deze: T.W.M. Poolen.

Naar boven