Besluit van 5 december 2011, no. 11.002951, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Deventer krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Spijkvoorderenk)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranja-Nassau enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De raad van de gemeente Deventer verzoekt Ons bij besluit van 24 november 2010, nummer 11, om ten name van de gemeente Deventer over te gaan tot aanwijzing van een aantal onroerende zaken ter onteigening in die gemeente.

Op 13 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer het raadsbesluit aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens, met ingang van 28 april 2011 gedurende zes weken in de gemeente Deventer en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, locatie Rijnstraat 8 te Den Haag, ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Deventer van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan, op 27 april 2011 openbaar kennis gegeven in de ‘Deventer Post’. Onze minister van Infrastructuur en Milieubeheer (Onze Minister) heeft van een en ander openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 27 april 2011, no. 6971.

Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, het ontwerp koninklijk besluit met brief van 21 april 2011 (kenmerk BJZ 2011043644)toegezonden aan belanghebbenden, waaronder verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De gronden waarop het verzoek betrekking heeft, zijn begrepen in de bestemmingsplannen ‘Spijkvoorderenk’, en ‘Spijkvoorderenk, 1e partiële herziening’, verder gezamenlijk te noemen: de bestemmingsplannen.

De bestemmingsplannen zijn op 27 oktober 2010, onderscheidenlijk op 10 november 2010, gelijktijdig met de daarop betrekking hebbende exploitatieplannen, vastgesteld door de raad van de gemeente Deventer. De bestemmings- en exploitatieplannen zijn ten tijde van dit besluit nog niet onherroepelijk van kracht.

De bestemmingsplannen voorzien in de aanleg van het plandeel Spijkvoorderenk, dat als laatste onderdeel van de wijk De Vijfhoek zal worden gerealiseerd. De bestemmingsplannen maken de bouw mogelijk van in totaal ongeveer 350 woningen in een verscheidenheid van woningbouwcategorieën, waaronder woningen in particulier opdrachtgeverschap. Er wordt tevens voorzien in diverse vormen van groenvoorziening en overige infrastructurele voorzieningen. Daarnaast zal ook een school worden gebouwd.

De ter onteigening voorgedragen gronden zijn in de bestemmingsplannen aangewezen voor de bestemmingen ‘Bos (BO)’, ‘Gemengd-1 (GD-1)’, ‘Groen (G)’, ‘Groen-Landelijk groen (G-LAG)’, ‘Maatschappelijk (M) ‘, ‘Verkeer-Verblijfsgebied (V-VB)’, ‘Wonen-1 (W-1)’ en ‘Wonen-3 (W-3)’.

In de door verzoeker voorgestane wijze van planuitvoering, wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende regels, toelichting en verbeelding, de exploitatieplannen en het Beeldkwaliteitsplan Spijkvoorderenk.

Bij de vaststelling van de bestemmingsplannen zijn in artikel 17.1 van de regels, de ter onteigening voorgedragen gronden met toepassing van artikel 3.4 van de Wro aangewezen als onderdelen van de bestemmingsplannen, ten aanzien waarvan de verwezenlijking in de naaste toekomst nodig wordt geacht. Hierdoor is artikel 3.36b van de Wro van rechtstreeks van toepassing op de eventuele gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure.

Met de (zakelijk) gerechtigden op de in het verzoek om onteigening begrepen gronden, en MegahomeRotij als bezitter / economisch eigenaar en beoogd zelfrealisator, heeft verzoeker minnelijk overleg gevoerd om deze gronden in eigendom te verkrijgen. Omdat het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht van alle bij de ontwikkeling van het gebied betrokken gronden, heeft de raad van Deventer kunnen besluiten tot zijn onteigeningsverzoek, om aldus de tijdige verwezenlijking van de bestemmingsplannen zeker te stellen.

Volgens de Ons bij het verzoek overgelegde stukken, met name de exploitatieplannen, zal met de werkzaamheden ter uitvoering van de bestemmingsplannen ter plaatse van de te onteigenen onroerende zaken, binnen een periode van vijf jaar na de datum van dit besluit een aanvang worden genomen.

Zienswijzen

Gedurende de periode dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, zijn daartegen bij Ons schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht door:

  • 1) mr. H.J.A. van Hoogmoed, namens H.J. Reilink te Deventer, verder te noemen: reclamant 1;

  • 2) mr. E.W.J. de Groot, namens Megahome.nlGrond B.V te Almelo, Rotij Grondontwikkeling Midden-Nederland B.V. en Rotij Projecten B.V. te Rijssen, verder afzonderlijk te noemen: MegahomeRotij, als ook de erven J.A. Koers te Deventer, de erven G.J.H. Laarman te Schalkhaar, H.M. Wiggers te Heeten, de erven A.J. Wassink te Broekland, mevrouw A.J. Jansen te Schalkhaar, de heer A.J. Jansen te Schalkhaar, G.J. Jansen te Schalkhaar en A.J.D. Jansen te Schalkhaar, verder gezamenlijk te noemen: reclamanten 2.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet zijn reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Van deze gelegenheid hebben reclamant 1 en reclamanten 2 Megahome/Rotij, gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamant 1 is beweerdelijk blijkens een verklaring van erfrecht erfgenaam van G.J.H. Laarman, die volgens de kadastrale gegevens eigenaar is van het mede in het onteigeningsplan begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nr. 5557 (grondplannummer 2). Reclamant werpt zich in deze procedure op als eigenaar van een gedeelte van bedoeld perceel, ter grootte van ongeveer 5240 vierkante meter. Het resterende perceelsgedeelte is in december 1994 verkocht en economisch geleverd aan MegahomeRotij.

Reclamant 1 bestrijdt in zijn zienswijzen niet de noodzaak en urgentie van de door de gemeente gewenste onteigening, maar is van mening dat de gemeente onvoldoende heeft getracht zijn eigendom minnelijk te verwerven. Daarnaast wenst reclamant een koppeling tussen een mogelijke dagvaarding en het onherroepelijk worden van de bestemmings- en exploitatieplannen.

De zienswijzen van reclamant 1 geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Ter gelegenheid van het horen van reclamant 1 bleek een voortgezet minnelijk overleg met de gemeente alsnog mogelijk te zijn. Dit heeft geresulteerd in volledige overeenstemming over de aankoop door de gemeente van het perceelsgedeelte van reclamant 1. Op 12 oktober 2011 heeft de gemeente Ons te kennen gegeven, dat voortzetting van de onteigeningsprocedure voor bedoeld perceelsgedeelte dan ook niet langer noodzakelijk is. Wij zullen het verzoek tot aanwijzing ter onteigening dan ook in zoverre afwijzen.

Gelet hierop behoeven de zienswijzen van reclamant 1 thans niet meer te worden besproken.

Van reclamanten 2 zijn Megahome en Rotij elk voor de (beweerdelijk onverdeelde) helft gerechtigd in de economische eigendom van de mede in het onteigeningsplan begrepen percelen, kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nrs. 5505, 5557 (ged.), 2188, 2192, 2193, 4380, 2194, 2195 en 2196 (ged.) (grondplannummers 1 tot en met 9). De natuurlijke personen zijn volgens de kadastrale gegevens eigenaar, dan wel beweerdelijk eigenaar van bedoelde percelen en perceelsgedeelten. MegahomeRotij heeft genoemde gronden in 1994 gekocht, waarna deze onvoorwaardelijk en tegen een vaste prijs zijn overgedragen aan MegahomeRotij. MegahomeRotij draagt het volledige economische risico voor het bezit van deze gronden. MegahomeRotij heeft deze gronden willen verwerven met het oog op de realisatie van de toekomstige woningbouwbestemming binnen het gebied Spijkvoorderenk.

Beide groepen reclamanten brengen gelijkluidende zienswijzen naar voren.

Reclamanten 2 voeren in hun zienswijzen aan, dat onteigening een uiterste middel is. Onteigening is nu prematuur, want ook zonder onteigening kan het doel waarvoor wordt onteigend worden bereikt. De bestemmingen ‘Wonen-1’, ‘Wonen-3’ en ‘Gemengd-1’ kunnen door MegahomeRotij zelf worden verwezenlijkt. Daartoe heeft MegahomeRotij op 25 februari 2011 op verzoek van de gemeente Deventer een concept van een posterieure exploitatieovereenkomst gepresenteerd waarin MegahomeRotij zich verplicht tot realisatie van bedoelde bestemmingen, overeenkomstig de bestemmings- en exploitatieplannen. Met behulp van deze exploitatieovereenkomst is het volgens MegahomeRotij voor de gemeente mogelijk om medewerking zo nodig juridisch af te dwingen. In de onderhandelingen met de gemeente is zelfrealisatie van vorengenoemde bestemmingen altijd uitgangspunt geweest. De gronden waarover zij beschikt en waarop de andere bestemmingen zijn gelegen, wil MegahomeRotij aan de gemeente overdragen. Daartoe zou de taxatieprijs op basis van onteigeningswaarde moeten worden vastgesteld door een deskundigenpanel. MegahomeRotij geeft aan, dat de gemeente kennelijk niet bereid is met haar een posterieure exploitatieovereenkomst te sluiten. De gemeente biedt daarnaast onvoldoende voor hun gronden en maakt een overeenkomst terzake afhankelijk van het door MegahomeRotij intrekken van het tegen de bestemmings- en exploitatieplannen ingestelde beroepen.

De zienswijzen van reclamanten 2 geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Uit de Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de mogelijkheden en omstandigheden waaronder zelfrealisatie zou kunnen plaatsvinden reeds langer onderwerp van gesprek en onderwerp van geschil vormt tussen reclamanten 2 en de gemeente Deventer. Op 10 december 2009 heeft de gemeente een bod uitgebracht op alle gronden in bezit van reclamanten 2. Dezen wensen echter vast te houden aan het doel waarvoor de gronden zijn gekocht, te weten het ontwikkelen van bouwplannen. Op 25 februari 2010 doet de gemeente aan reclamanten 2 voorstellen met daarbij voorwaarden voor zelfrealisatie. Reclamanten 2 doen daarop een tegenvoorstel. Hangende het overleg wordt door de gemeente op 4 oktober 2010 wederom een bod gedaan op het bezit van reclamanten 2. Het overleg over zelfrealisatie wordt voortgezet, zonder dat dit leidt tot overeenstemming.

Op 1 september 2011 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij reclamanten 2 en de gemeente Deventer in elkaars aanwezigheid zijn gehoord overeenkomstig artikel 78 van de onteigeningswet. Vervolgens hebben reclamanten 2 op 11 oktober 2011 hun standpunt nogmaals schriftelijk aan Ons uiteengezet, onder overlegging van een daartoe strekkende brief aan de gemeente Deventer van dezelfde datum. Eveneens op 11 oktober 2011 hebben burgemeester en wethouders van Deventer Ons schriftelijk in kennis gesteld van hun reactie op hetgeen door reclamanten 2 tijdens de hoorzitting in een pleitnota naar voren is gebracht. Daarna hebben beide partijen in e-mails 13 en 14 oktober 2011 ons nog nadere informatie verstrekt.

Ten aanzien van het door reclamanten gedane beroep op zelfrealisatie merken Wij allereerst in het algemeen op, dat de gemeente bij een voorgenomen onteigening moet aantonen dat het doel waarvoor onteigend wordt niet op een andere manier te bereiken is. Van belang hierbij is dat wanneer een grondeigenaar aangeeft bereid en in staat te zijn om de aan zijn grond gegeven bestemming zelf te realiseren, onteigening in beginsel niet noodzakelijk is. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de gemeente een andere vorm van planuitvoering wenst dan de grondeigenaar. Onteigening is dan pas gerechtvaardigd indien de gemeente aantoont dat in het publieke belang dringend behoefte bestaat aan de door haar gewenste vorm van planuitvoering. Welke vorm van planuitvoering in het publieke belang is, staat in eerste instantie ter beoordeling van het gemeentebestuur. Of de grondeigenaar zelf tot planuitvoering in staat is hangt af van de door de gemeente gekozen vorm van planuitvoering. In verband daarmee moet de grondeigenaar zich op de hoogte kunnen stellen van die door de gemeente gewenste vorm. Over het algemeen kan deze worden gevonden in (de toelichting op) het bestemmingsplan, de bijbehorende regels, de beschrijving in hoofdlijnen bij het bestemmingsplan en een beeldkwaliteitsplan of inrichtingsschets. Ook uit een exploitatieplan (art. 6.12 Wro) kan de gewenste wijze van uitvoering worden opgemaakt. Andere mogelijke uitzonderingen op het zelfrealisatiebeginsel kunnen zijn dat de grondeigenaar niet over voldoende aaneengesloten grond beschikt om de bestemming zelf op doelmatige wijze te kunnen realiseren of dat de te onteigenen grond geen afzonderlijk deel van het te realiseren complex kan vormen. Wanneer er sprake is van een bestemmingsplan dat integraal moet worden uitgevoerd kan de grondeigenaar eveneens geen beroep op zelfrealisatie doen, indien hij voor integrale uitvoering van het plan onvoldoende grond bezit.

In het bijzonder overwegen Wij als volgt. Zoals Wij in Ons besluit van 30 mei 2011, nummer 11.001310 (Gorinchem) reeds overwogen, kan onteigening plaatsvinden ook indien er sprake is van een vastgesteld bestemmingsplan met bijbehorend exploitatieplan. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening dwingt een grondeigenaar immers niet om de bestemmingen overeenkomstig het bestemmingsplan uit te voeren. Indien niet vaststaat dat uitvoering van het bestemmingsplan op de door de gemeente gewenste wijze is verzekerd, kan bij gebleken noodzaak en urgentie dan ook tot onteigening worden besloten. De door de gemeente Deventer gewenste wijze van uitvoering blijkt uit het bestemmingsplan c.a. en uit het exploitatieplan.

Hieruit volgt, dat voor wat de bestemming Wonen-3 betreft, er sprake is van de bouw van woningen in particulier opdrachtgeverschap (vrije kavels). Zoals Wij eerder overwogen kan de uitgifte van vrije kavels, gelet op het systeem van de Wro en het Bro vanaf 1 juli 2008, worden beschouwd als een activiteit die strekt tot de uitvoering van het bestemmingsplan die als zodanig vatbaar is voor zelfrealisatie door de grondeigenaar. De grondeigenaar zal zich bij uitgifte van de kavels moeten conformeren aan hetgeen daaromtrent is vastgelegd in het bestemmings- en het exploitatieplan, waaronder de maximale uitgifteprijs, de fasering en zich moeten verbinden de kavels ook daadwerkelijk vrij te verkopen, dat wil zeggen zonder enigerlei verplichting van de koper van de kavel tot het afnemen van overige diensten van reclamanten. Ons is uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek niet gebleken dat reclamanten 2 niet bereid zouden zijn zich hieraan te willen conformeren. De gemeente Deventer heeft met betrekking tot de voldoening van de exploitatiebijdragen met betrekking tot de vrije kavels geen overeenstemming met reclamanten 2. De gemeente wenst deze bijdragen in totaal voorafgaand aan de uitgifte van de kavels van reclamanten 2 te ontvangen, opdat zij de infrastructuur met betrekking tot de bestemming Wonen-3 kan aanleggen. Reclamanten 2 stellen zich op het standpunt dat het gezien de bedoeling van de wetgever redelijk is te achten, wanneer zij een bijdrage betalen, afhankelijk van en op het tijdstip dat een of meer vrije kavels daadwerkelijk zullen worden verkocht. Hierover merken Wij op dat blijkens de grondexploitatiewet het uitgangspunt voor het plankostenverhaal is dat deze kosten moeten worden voldaan bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Nu deze vergunning door de particuliere opdrachtgever/bouwer moet worden aangevraagd, rust er op de grondeigenaar bij zelfrealisatie door middel van uitgifte van de vrije kavels, geen verplichting om bij te dragen in de plankosten, tenzij zulks anders door partijen wordt overeengekomen. Bij gebreke aan overeenstemming zal het exploitatieplan het kader vormen waarbinnen het kostenverhaal zal plaatsvinden. Ons is gebleken dat partijen nader overleggen om uit deze impasse te komen. Naar Ons oordeel kan een gebrek aan overeenstemming over het kostenverhaal evenwel niet leiden tot de conclusie dat onteigening onontkoombaar is. Het staat naar Ons oordeel namelijk niet vast, dat de realisatie van het bestemmingsplan voor zover daarop de bestemming Wonen-3 rust, niet op andere wijze dan door onteigening te bereiken is.

De vraag of reclamanten 2 in staat en bereid zijn om de op hun in de onteigening begrepen gronden rustende bestemmingen zelf te realiseren, kunnen Wij in beginsel immers positief beantwoorden. In de eerste plaats beschikken zij gelet op hun hoedanigheden als ontwikkelaars en bouwers over voldoende kennis, ervaring en kapitaal. Daarnaast beschikken reclamanten 2 over voldoende aaneengesloten gronden om de bestemming Wonen-3 geheel, althans door het uitgeven van vrije kavels, en de bestemmingen Wonen-1 en Gemengd-1, gedeeltelijk zelf te kunnen uitvoeren.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening zullen Wij dan ook in zoverre afwijzen.

Uit een oogpunt van doelmatigheid zal de uitvoering van de overige bestemmingen met een infrastructureel karakter evenwel moeten geschieden door de gemeente. Daartoe zullen Wij voor gronden waarop de bestemmingen Bos, Groen, Groen-landelijk groen, Verkeer-verblijfsgebied en Maatschappelijk (school) zijn gelegen, het verzoek tot aanwijzing ter onteigening toewijzen.

Overige overwegingen

Met brief van 13 december 2010, hebben burgemeester en wethouders van Deventer Ons te kennen gegeven wegens tussentijdse minnelijk verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure met betrekking tot een gedeelte van het mede in het onteigeningsplan begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nr. 5557 (grondplannummer 2). Wij zullen het verzoek tot aanwijzing ter onteigening in zoverre afwijzen.

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen gronden bij de uitvoering van de bestemmingsplannen bezwaarlijk kunnen worden gemist.

Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Deventer de vrije eigendom van de overige, door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij kunnen derhalve, met inachtneming van het hierboven gestelde, het verzoek van de raad van Deventer tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 26 oktober 2011, nr. BJZ 2011055984, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelezen het besluit van de raad van Deventer van 24 november 2010, nummer 11;

Gelezen de brieven van burgemeester en wethouders van Deventer van 13 december 2010 en van 12 oktober 2011;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 november2011, no. W14.11.0454/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 30 november 2011, nr. RWSCD BJV 2011/1453, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de uitvoering van de bestemmingsplannen ‘Spijkvoorderenk’ en ‘Spijkvoorderenk, 1e partiële herziening’ van de gemeente Deventer ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening (d.d. 12 oktober 2010, nr. 201004201) die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet binnen de gemeente Deventer en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, locatie Rijnstraat 8 te Den Haag, ter inzage heeft gelegen en voor zover deze zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst, zulks met inachtneming van de afgewezen gedeelten van het verzoek zoals aangeduid op de afzonderlijke, bij dit besluit behorende kaart en lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Den Haag, 5 december 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

lijst van te onteigenen onroerende zaken en/of beperkte rechten

Verzoekende instantie: Gemeente Deventer

Naam onteigeningsplan: Spijkvoorderenk

Grondplannummer

De te onteigenen grootte

Omschrijving volgens kadastrale registratie

Perceelsgrootte volgens kadastrale registratie

Kadastrale aanduiding: gemeente Deventer

Tenaamstelling (zonder adres) volgens de kadastrale registratie met, indien van toepassing, vermelding van het op het perceel rustende rechten

ha

a

ca

ha

a

ca

sectie

Perceelnummer

1

01

38

80

object:

terrein (grasland)

01

38

80

L

5505

Jan Albertus Koers

(overleden op: 31-10-1990)

                     

2

02

71

10

object:

terrein (grasland)

02

71

10

L

5557

Gerda Jantina Hendrika Laarman

(overleden op: 10-02-2006)

Gehuwd met Hermannes Johan Reilink

                     

3

01

35

85

object:

terrein (grasland)

01

35

85

L

2188

Albert Jan Wassink

(overleden op: 28-01-2005)

Gehuwd met Hendrika Berendina Heinneman (Overleden op: 06-03-2007)

                     

4

02

12

70

object:

terrein (akkerbouw)

02

12

70

L

2192

Hendrikus Maria Wiggers

Gehuwd met Henrica Maria Aarnink

                     

5

01

41

05

Object:

terrein (akkerbouw)

01

41

05

L

2193

Anja Johanna Jansen

                     

6

00

48

17

Object:

terrein (akkerbouw)

00

48

17

L

4380

Hendrikus Maria Wiggers

Gehuwd met Henrica Maria Aarnink

                     

7

01

04

90

Object:

terrein (akkerbouw)

01

04

90

L

2194

Albert Jan Jansen

                     

8

01

04

90

Object:

terrein (akkerbouw)

01

04

90

L

2195

Gerrit Jan Jansen

                     

9

00

25

36

Object: wonen terrein (akkerbouw)

00

58

20

L

2196

Albert Jan Dirk Jansen

Gehuwd met Gerritje Johanna Vink

Behorend bij het koninklijk besluit van 5 december 2011, no. 11.002951

Grondplan nummer

Kadastrale aanduiding gemeente;sectie/nr

Groottevolgens kadaster

In verzoekbesluit begrepen

Aangewezen ter onteigening

Aangewezen ter onteigening

 

Deventer

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

1

L 5505

01

38

80

01

38

90

00

59

75

00

79

05

2

L 5557

02

71

10

02

71

10

01

92

90

00

78

20

3

L 2188

01

35

85

01

35

85

00

60

05

00

75

80

4

L 2192

02

12

70

02

12

70

00

67

40

01

45

30

5

L 2193

01

41

05

01

41

05

01

02

55

00

38

50

6

L 4380

00

48

17

00

48

17

00

09

77

00

38

40

7

L 2194

01

04

90

01

04

90

00

43

40

00

61

50

8

L 2195

01

04

90

01

04

90

00

75

60

00

29

30

9

L 2196

00

58

20

00

25

36

00

20

41

00

04

95

Behoort bij koninklijk besluit van 5 december 2011, no. 11.002951

Gemeente Deventer

Onteigeningsplan Spijkvoorderenk

Naar boven