Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2012, 11267 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2012, 11267 | Interne regelingen |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, alsmede gelet op de artikelen 2.5.6 en 2.5.10, eerste lid, juncto artikel 2.5.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en artikel 19 van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Commissie als bedoeld in artikel 2;
Amarantis Onderwijsgroep voor Interconfessioneel Onderwijs, alsmede in voorkomend geval haar rechtsopvolger of rechtsopvolgers.
1. Er is een Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis, hierna te noemen de commissie.
2. De commissie heeft tot taak:
a. onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot of hebben bijgedragen aan het ontstaan van de financiële problematiek van de instelling zoals die in de loop van 2012 is gebleken of nog zal blijken;
b. in kaart te brengen welke financiële beslissingen, investeringsbeslissingen of andere bestuursbeslissingen tot de financiële problematiek hebben geleid en op welke wijze deze beslissingen tot stand zijn gekomen;
c. na te gaan op welke wijze de interne toezichthouder van de instelling betrokken is geweest bij de onder b bedoelde beslissingen;
d. de handelwijze en bevoegdheidsuitoefening na te gaan van de betrokken externe actoren, waaronder de instellingsaccountant, de inspectie van het onderwijs en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
e. aanbevelingen te doen, gebaseerd op het onderzoeksmateriaal, over maatregelen die kunnen bijdragen aan het voorkomen van financiële problematiek bij andere instellingen in de bve-sector of scholen in het voortgezet onderwijs.
3. Het onderzoek betreft de periode vanaf 1 januari 2007, alsmede de daaraan voorafgaande periode voor zover deze in het licht van het onderzoek van belang is.
De commissie wordt opgeheven met ingang van de eerste dag van de derde maand nadat zij de eindrapportage, bedoeld in artikel 8, eerste lid, heeft uitgebracht.
De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door deze gewenste inlichtingen.
1. Tot leden van de commissie worden benoemd:
a. de heer M. van Rijn te Den Haag, lid, tevens voorzitter;
b. de heer H. van Moorsel te Vinkeveen;
c. mevrouw R. de Wit te Heerlen.
2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris.
3. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.
4. Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.
5. De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de commissie.
6. De minister draagt zorg voor een adequate ondersteuning van de commissie.
7. Indien ambtenaren, in dienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, tot secretaris of medewerker worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.
1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.
2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijk deskundigen. Artikel 5, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. De commissie verricht haar werkzaamheden in onafhankelijkheid zonder last of ruggespraak.
2. De commissie kan desgewenst voor haar werkzaamheden een beroep doen op alle kennis die in welke vorm dan ook op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwezig is betreffende haar werkterrein. De medewerking wordt niet dan op grond van wettelijke belemmeringen geweigerd.
3. De leden van de commissie, de secretaris van de commissie en de aan de secretaris toegevoegde medewerkers worden bij dezen, voor zover dat in het kader van het onderzoek van de commissie wordt gevorderd, aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht en mogen dientengevolge alle bevoegdheden, genoemd in Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht, toepassen indien dat naar het oordeel van de commissie noodzakelijk is.
1. De commissie brengt vóór 15 oktober 2012 een eindrapportage uit aan de minister over de bevindingen, voortvloeiend uit het in dit besluit omschreven onderzoek.
2. Indien de commissie voorziet dat zij de in dit besluit gestelde rapportagetermijn zal overschrijden dan wel wanneer zij knelpunten ontmoet tijdens de uitvoering van het onderzoek, stelt zij de minister daarvan direct in kennis. De commissie vermeldt hierbij welke knelpunten zich voordoen. Bij dreigende overschrijding van de rapportagetermijn meldt de commissie de oorzaak van de overschrijding en geeft zij een indicatie van de termijn waarop de rapportage wel zal zijn afgerond.
De commissie brengt geen andere rapportages uit dan die genoemd in artikel 8, tenzij de minister daarom verzoekt.
1. Aan de voorzitter en de leden van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,20 fte.
2. De minister kan de in het eerste lid genoemde arbeidsfactor nader vaststellen indien de omvang van de werkzaamheden van de voorzitter onderscheidenlijk leden daartoe aanleiding geeft.
3. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland. Deze vergoeding wordt door de secretaris van de commissie afgehandeld.
1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in elk geval verstaan:
a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,
b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en
c. de kosten van publicatie van rapportages.
2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.
Rapporten, notities, verslagen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.
De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de minister van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.
De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder als aangewezen is, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1. Voor zover het onderzoek van de commissie betrekking heeft op de sector van de educatie en het beroepsonderwijs, vervult de commissie haar taak op basis van artikel 2.5.6 dan wel artikel 5.10, eerste lid, juncto artikel 5.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Het bevoegd gezag van de instelling verstrekt conform het bepaalde in artikel 2.5.6 van genoemde wet aan de commissie alle inlichtingen die de commissie voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt. De commissie krijgt desgevraagd inzage in informatie, boeken en bescheiden.
2. Voor zover het onderzoek van de commissie betrekking heeft op de sector van het voortgezet onderwijs, vervult de commissie haar taak op basis van artikel 19 van het Bekostigingsbesluit WVO. Het bevoegd gezag van de school verstrekt conform het bepaalde in dat artikel 19 aan de commissie alle inlichtingen die de commissie voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt. De commissie krijgt desgevraagd inzage in informatie, boeken en bescheiden.
3. De commissie oefent de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, slechts uit voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is. Bij een verzoek om inlichtingen te verstrekken geeft zij de grondslag aan op grond waarvan dat verzoek wordt gedaan en het doel waarvoor de inlichtingen worden gevraagd.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Dit instellingsbesluit (een z.g. besluit van algemene strekking) voorziet in de instelling van de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis en regelt haar taken en bevoegdheden.
In het Algemeen overleg over het MBO van 11 april 2012 heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de beoogde opzet van een onafhankelijk onderzoek met betrekking tot de Amarantis Onderwijsgroep. Bij mijn brief van 26 april 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 31 524, nr. 131) heb ik de Tweede Kamer bericht dat het onderzoek zal aanvangen in mei 2012 en zich zal richten op de wijze waarop het (financieel) toezicht binnen en buiten Amarantis heeft gefunctioneerd. Het onderzoek kan inzichten opleveren ten aanzien van Amarantis zelf, maar ook aanleiding zijn om, daar waar nodig, de inrichting van het onderwijsstelsel en het externe toezicht te versterken.
Bij brief van 11 mei 2012 heb ik de Kamer vervolgens de opzet van het onderzoek medegedeeld alsmede de samenstelling van de commissie. Daarover is met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer gesproken in het Algemeen Overleg van 24 mei 2012. De commissie kon instemmen met de opzet van het onderzoek en de samenstelling van de commissie.
Vanwege de veelheid en diversiteit aan betrokken belangen en ook gelet op de rol van mijn ministerie en van de Inspectie van het onderwijs is het van belang dat het onderzoek door een onafhankelijk orgaan zal worden uitgevoerd. De hoofdtaak van de ingestelde commissie is ‘actfinding’: feiten en omstandigheden onderzoeken en in kaart brengen/nagaan hoe de problematiek is ontstaan. Daarbij worden de rol en bevoegdheden van de diverse betrokken partijen tegen het licht gehouden. Het gaat dus primair om aspecten van de uitvoering van bestaand beleid.
Vanuit deze ‘factfinding’ kan de Commissie aanbevelingen doen om te voorkomen dat ook andere onderwijsinstellingen financieel in de problemen komen.
De commissie zal in elk geval de periode onderzoeken vanaf de fusie van het ROC ASA en de Interconfessionele Scholengroep Amsterdam (ISA) per 1 januari 2007, waardoor de Amarantis Onderwijsgroep ontstond.
Voor zover nodig, betrekt de commissie ook feiten en omstandigheden uit de daaraan voorafgaande periode bij haar onderzoek.
Een voorschrift over geheimhouding is niet nodig. Op de commissieleden rust een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit wil zeggen dat zij tot geheimhouding zijn verplicht van alle gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden.
In verband met de mogelijkheid om gebouwen te betreden, stukken op te vragen en medewerking te vorderen zijn de leden van de commissie voor de duur van hun werkzaamheden als toezichthouder in de zin van de Awb aangewezen (zie het derde lid).
In dit besluit is gekozen voor een vaste vergoeding per maand, conform artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Ingevolge artikel 4 van het op die wet gebaseerde Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies moet een besluit tot vaststelling van een vaste vergoeding de toepasselijke arbeidsduurfactor vermelden alsmede de toepasselijke salarisschaal van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-11267.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.