Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 januari 2012, nr. 253868 houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor de ontsmetting van bepaalde bloembolgewassen met Formaline (Tijdelijke vrijstelling ontsmetting voorjaarsplantgoed 2012 bloembollenteelt)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelezen het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 14 november 2011;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Formaline 37% ter bestrijding van plantpathogene bacteriën door middel van een dompelbehandeling ten behoeve van de vermeerderingsteelt van vroeg in dit voorjaar te planten bloembollen en -knollen.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 is deze vrijstelling niet van toepassing op de ontsmetting van bloembollen en -knollen van de gewassen lelie, dahlia en gladiool.

Artikel 3

De vrijstelling is voorts slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 16 maart 2012.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ontsmetting voorjaarsplantgoed bloembollenteelt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 januari 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, voor deze: directeur-Generaal van Agro, J.P. Hoogeveen MPA.

BIJLAGE WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Middelnaam: Formaline (bevat 37% Formaldehyde en 8% Methanol)

  • 1. Toegestaan is uitsluitend het gebruik van formaline ter bestrijding van plantpathogene bacteriën door middel van een dompelbehandeling ten behoeve van de vermeerderingsteelt van vroeg in dit voorjaar te planten bloembollen en -knollen met uitzondering van lelie, dahlia en gladiool.

  • 2. De toepassingsperiode waarin formaldehyde mag worden gebruikt loopt van de inwerkingtreding van het vrijstellingsbesluit tot en met 15 maart 2012.

  • 3. Toepassing in vroegin dit voorjaar te planten bloembolgewassen, zoals Allium molly, Ismene, Leucojum, Sprekelia, Galtonia, Amaryllis, Nerine, Lycoris, Hippeastrum, Eucomis, Brodiaea, Ornithogalum, Knolbegonia, Eremurus en Zantedeschia, maar niet voor de behandeling van bloembollen en knollen van de gewassen lelie, dahlia en gladiool.

  • 4. Dosering: 0,5 % (0,5 liter Formaline oplossen in 100 liter water)

    In geval van voorweken:

    • a. Maximale dosering: 0,5%;

    • b. De lengte van het voorweken is afhankelijk van het bolgewas en de cultivar.

      Raadpleeg voor de juiste dosering en juiste duur van het dompelen en voorweken de toepassingsrichtlijnen van de voorlichting.

  • 5. Formaline mag uitsluitend worden gebruikt indien de behandelde partij niet meer gesorteerd hoeft toe worden.

  • 6. Toepassing van Formaline is uitsluitend toegestaan indien:

    • a. Medewerkers, zonder adequate ademhalingsbescherming, tijdens het aanmaken van de dompelvloeistof, het vullen van het dompelbad, het laden van de bollen in het dompelbad, het dompelen, het lossen van de bollen uit het dompelbad en het drogen niet worden blootgesteld aan een overschrijding van de wettelijke grenswaarde van Formaldehyde (TGG-15 min 0,5 mg/m3 en 0,15 mg/m3 (8 uur) of die van Methanol (TGG 133 mg/m3 (8 uur);

    • b. Medewerkers geschikte beschermende kleding en handschoenen van nitryl of butylrubber dragen;

    • c. Medewerkers geschikte handschoenen dragen indien men werkt met behandelde bollen. Indien huidreacties optreden ten gevolge van overgevoeligheid voor formaline, dient betrokkene niet meer met dit product te werken;

    • d. In de ruimte bij het dompelbad dienen tijdens de toepassing (laden/lossen bollen in en uit het dompelbad, aanmaken dompelvloeistof) alle aanwezige medewerkers adequate ademhalingsbescherming te dragen, te weten: een volgelaatsmasker voorzien van een grijze filterbus met codeletter B of onafhankelijke ademhalingsbescherming;

    • e. Het dompelbad dient voorzien te zijn van een adequate afzuiging naar buiten;

    • f. De ruimte waarin het dompelbad staat dient ruim geventileerd te worden tijdens het gebruik van formaline.

  • 7. Uitsluitend toepassen in het dompelbad indien:

    • a. De behandelruimte met het dompelbad door compartimentering volledig gescheiden is van andere ruimten in hetzelfde gebouw, waar tijdens het dompelen andere werkzaamheden plaatsvinden (zoals sorteren en inpakken), of

    • b. Andere werkzaamheden (zoals sorteren en inpakken) in hetzelfde gebouw waar de dompelinstallatie staat opgesteld niet plaatsvinden op een tijdstip waarop de dompelinstallatie in gebruik is.

  • 8. Een formaline bevattend dompelbad dient buiten de gebruiksperiode luchtdicht afgedekt te worden om verdamping van formaline te voorkomen.

  • 9. Bij het drogen van de behandelde bollen:

    • a. Mag de ruimte niet betreden worden door mensen zonder adequate ademhalingsbescherming;

    • b. Moet de ruimte voldoende geventileerd worden en moet de drooglucht naar buiten afgevoerd worden;

    • c. Mag er in aanpalende ruimten alleen gewerkt worden indien de concentratie aan Formaldehyde en Methanol onder de wettelijke grenswaarden blijven.

  • 10. Bij bewaring van behandelde bollen: de bewaarruimte ventileren om eventuele formaline uit nadampende bollen te verwijderen.

  • 11. De betrokken medewerker wordt voorafgaand aan het gebruik van het middel in kennis gesteld van bovenstaande voorschriften en onderstaande gevaars- en veiligheidswaarschuwingen:

    • a. Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid;

    • b. Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten;

    • c. Veroorzaakt brandwonden;

    • d. Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten;

    • e. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid;

    • f. Bij aanraking met de ogen of de huid onmiddellijk met overvloedig water afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen;

    • g. Bij een ongeval

      of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen);

    • h. Volg de gebruiksvoorschriften om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.

  • 12. Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik, dat wil zeggen door een persoon die houder is van een bewijs van vakbekwaamheid gewasbeschermingsmiddelen.

TOELICHTING

Op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) wordt tijdelijk vrijstelling verleend voor het gebruik van Formaline met de werkzame stof Formaldehyde voor de ontsmetting van bloembollenplantgoed. Vrijstelling voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel kan worden verleend als de plantaardige productie wordt bedreigd, terwijl dit gevaar op geen enkele andere redelijke wijze kan worden beheerst.

Bij besluit van 21 juni 2007 heeft de Europese Commissie bekendgemaakt dat formaldehyde, de werkzame stof van formaline, niet is opgenomen in bijlage I van de destijds geldende Europese richtlijn voor gewasbescherming (richtlijn 91/414/EEG). Dat betekent dat de toelating voor dit middel is ingetrokken en niet meer kan worden verleend. Indien het middel zou zijn toegelaten, dan zou het in dompelbaden worden gebruikt om de verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. Formaline in dompelbaden voor bloembollen voorkomt namelijk de verspreiding van bacteriën, schimmelsporen en aaltjes van zieke bollen naar gezonde bollen.

Voor de bestrijding van schimmels zijn inmiddels alternatieve bestrijdingsmethoden beschikbaar. Hoewel deze toepassingen minder efficiënt en effectief zijn dan formaline, zijn deze alternatieven wel inpasbaar in de gemiddelde bedrijfsstructuur en zijn daarom een redelijk alternatief. In de teelt van bloembollen ontbreekt echter nog een effectief middel om bacteriën te bestrijden, hetgeen voor een kweker kan leiden tot aanzienlijke schade door het wegrotten van bloembollen tijdens de bewaring en door uitval op het veld. Dit vormt een bedreiging voor het voortbestaan van deze teelten in Nederland. Er zijn daarom al eerder tijdelijke vrijstellingen verleend voor het gebruik van dit middel.

Formaldehyde – de werkzame stof van Formaline – wordt in Europa geclassificeerd als een stof waarvan carcinogene effecten niet zijn uitgesloten. Het middel is bewezen carcinogeen voor proefdieren en verdacht carcinogeen voor de mens (categorie 2). Daarnaast is formaldehyde ondermeer giftig bij inademing en bij aanraking met de huid. Het gebruik van formaline levert dus risico's op, zeker gelet op het feit dat formaldehyde erg vluchtig is, zowel voor degene die het middel toepast als voor degene die vervolgens met de behandelde bollen moet werken of zich tijdens het gebruik van het middel in de nabije omgeving bevindt.

Zowel voor de blootstelling van degene die het middel toepast als voor de directe omstander heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wettelijke grenswaarden vastgesteld (voor formaldehyde en methanol). In een door de aanvrager beschikbaar gesteld rapport van TNO is geconstateerd dat de luchtconcentraties bij activiteiten rondom het dompelbad, zoals het behandelen van de bloembollen zelf, de monstername en het laden en lossen, leiden tot een overschrijding van de wettelijke grenswaarden, waardoor het gebruik van een gasmasker noodzakelijk is. Ook in aangrenzende ruimten is een overschrijding gemeten, zodat ook daar beschermende maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van gezondheidsschade.

Gelet op deze risico's zijn in de gebruiksvoorschriften strenge regels opgenomen over de bescherming van de personen die in contact met deze stof kunnen komen.

De overwegingen

Een vrijstelling is landbouwkundig gezien noodzakelijk, omdat zonder het gebruik van dit middel geen goede kwaliteit van het plantmateriaal te waarborgen is. Dit geldt echter niet voor de teelt van lelies. Hoewel de aanvrager ook verzoekt vrijstelling te verlenen voor het dompelen van leliebollen in formalinebaden, wordt dit onderdeel van de aanvraag afgewezen. De bacterie Rhodococcus fascians kan weliswaar woekeringen veroorzaken aan de schubben en bollen van lelies, maar daarbij is er geen sprake van een acuut gevaarlijke plantenziekte voor de lelie. Deze ziekte komt incidenteel voor en dan nog vooral in de Aziatische leliesoorten. Om deze reden wordt in artikel 2 bepaald dat de vrijstelling niet van toepassing is op leliebollen en overigens ook niet op dahliaknollen en gladioolbollen, omdat beide laatste gewassen buiten de aanvraag vallen. De twee laatstgenoemde gewassen worden namelijk normaliter na de vorstperiode geplant en dus niet in het vroege voorjaar. De vrijstelling geldt dus alleen voor zogenoemd bijgoed dat in het vroege voorjaar van 2012 wordt geplant.

Een goede kwaliteit van het uitgangsmateriaal is bepalend voor een goede opbrengst en kwaliteit van deze plantaardige producten. Het uitvoeren van een adequate bestrijding van dit soort aantastingen met formaline is daarom van groot belang voor de landbouwsector. Aan het gebruik van formaline zijn echter wel duidelijke risico's verbonden. Daarom zijn strenge voorzorgsmaatregelen noodzakelijk.

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft op basis van de in dit besluit gestelde voorschriften een risicobeoordeling voor de toepassers van formaline en eventuele andere aanwezigen in de nabije omgeving (omstanders) uitgevoerd en ziet dan geen onoverkomelijke risico’s meer.

Nu de aan het gebruik van formaline verbonden nadelen beheersbaar zijn door de gestelde voorschriften, wegen de nadelen niet op tegen het belang van goed uitgangsmateriaal, dat wordt bedreigd door bacteriën, voor welk gevaar geen redelijk alternatief bestaat, en is deze vrijstelling daarmee nodig.

Omdat dit besluit spoedregelgeving betreft ter bescherming van de plantaardige productie wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, voor deze: directeur-Generaal van Agro, J.P. Hoogeveen MPA.

Naar boven