Regeling houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet financiële markten BES en het Besluit financiële markten BES (Regeling financiële markten BES 2012)

25 mei 2012

De Minister van Financiën;

Gelet op de artikelen 1:10, derde lid, 1:26, 4:19, tweede lid, en 6:1, eerste lid, van de Wet financiële markten BES en de artikelen 2:17, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, 3:4, 3:18, eerste lid, 6:3, eerste lid, 7:17, zesde lid, en 8:1, eerste lid, van het Besluit financiële markten BES;

Besluit:

§ 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1:1 (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onderbesluit:Besluit financiële markten BES.

Artikel 1:2 (tarieven eenmalige toezichthandelingen)

  • 1. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een beschikking op grond van de wet is het ingevolge bijlage 1 toepasselijke tarief verschuldigd.

  • 2. De toezichtautoriteit brengt het tarief, bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk, direct na ontvangst van de aanvraag in rekening.

  • 3. De toezichtautoriteit kan afwijken van de in het eerste lid bedoelde tarieven voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van een reële en rechtvaardige kostendoorberekening, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 1:3 (tarieven doorlopende toezichtkosten)

Ter zake van de kosten, bedoeld in artikel 1:10, tweede lid, van de wet, is jaarlijks het ingevolge bijlage 2 toepasselijke tarief verschuldigd.

Artikel 1:4 (vrijstelling assurantiebemiddelaars)

Bemiddelaars in verzekeringen zijn vrijgesteld van artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a, voor zover:

  • a. hun werkzaamheden slechts betrekking hebben op schadebehandeling of de incasso van premies;

  • b. zij reisbureau of reisorganisatie zijn en de verzekeringen waarin zij bemiddelen annuleringsverzekeringen zijn of verzekeringen die met het oog op een reis of vakantie worden afgesloten, indien op de desbetreffende vestiging van het reisbureau of de reisorganisatie ten minste een medewerker beschikt over voldoende door een financiële onderneming of derde verzorgde opleiding of daaraan gelijk te stellen ervaring.

Artikel 1:5 (vrijstelling kredietinstellingen en verzekeraars)

  • 1. Kredietinstellingen met zetel in het buitenland zijn vrijgesteld van artikel 5:5, eerste lid, van het besluit.

  • 2. Verzekeraars met zetel in het buitenland zijn vrijgesteld van artikel 5:6, eerste lid, van het besluit.

§ 2. Bepalingen betreffende specifieke categorieën financiële ondernemingen

Artikel 2:1 (bijkantorengrens kredietinstellingen en verzekeraars)

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2:17, eerste lid, onderdeel a, van het besluit wordt vastgesteld op USD 90 miljoen.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2:17, tweede lid, onderdeel a, van het besluit wordt vastgesteld op USD 5 miljoen.

Artikel 2:2 (erkende assurantiediploma’s)

  • 1. Erkende diploma’s als bedoeld in artikel 3:4 van het besluit ter zake van bemiddeling in levensverzekeringen onderscheidenlijk het optreden als gevolmachtigd agent met betrekking tot levensverzekeringen zijn:

    • a. het diploma op grond waarvan de bezitter in het Verenigd Koninkrijk de bevoegdheid heeft verkregen de titel Fellow Chartered Insurance Institute (FCII) te voeren;

    • b. het diploma op grond waarvan de bezitter in het Verenigd Koninkrijk de bevoegdheid heeft verkregen de titel Advanced Chartered Insurance Institute (ACII) te voeren;

    • c. het diploma Gevolmachtigd Agent, namens de Minister van Financiën afgegeven door de Stichting Examens Assurantiebedrijf;

    • d. het diploma Assurantiebezorger, namens de Minister van Financiën afgegeven door de Stichting Examens Assurantiebedrijf;

    • e. het diploma Erkend Assurantieagent, namens de Minister van Financiën afgegeven door de Stichting Examens Assurantiebedrijf;

    • f. het diploma Erkend Assurantieagent (B), afgegeven door de Stichting Examens Assurantiebedrijf Nederlandse Antillen en Aruba;

    • g. het diploma Assurantiebezorger (A), afgegeven door de Stichting Examens Assurantiebedrijf Nederlandse Antillen en Aruba;

    • h. het diploma op grond waarvan de bezitter in de Verenigde Staten van Amerika en Canada de bevoegdheid heeft verkregen de titel Chartered Life Insurance Underwriter (CLU) te voeren;

    • i. een diploma afgegeven door een exameninstituut dat is erkend door de Minister van Financiën ingevolge artikel 4:9, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor zover dit diploma toegang geeft tot de bemiddeling in levensverzekeringen.

  • 2. Erkende diploma’s als bedoeld in artikel 3:4 van het besluit, ter zake van de bemiddeling in schadeverzekeringen respectievelijk het optreden als gevolmachtigd agent met betrekking tot schadeverzekeringen zijn:

    • a. de diploma’s, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met g, alsmede het diploma op grond waarvan de bezitter in de Verenigde Staten van Amerika en Canada de bevoegdheid heeft verkregen de titel Chartered Property Casualty Underwriter (CPCU) te voeren;

    • b. een diploma afgegeven door een exameninstituut dat is erkend door de Minister van Financiën ingevolge artikel 4:9, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor zover dit diploma toegang geeft tot de bemiddeling in schadeverzekeringen.

Artikel 2:3 (gegevens en bescheiden trustkantoren)

De door een trustkantoor voor de toezichtautoriteit beschikbaar te houden bescheiden en gegevens bedoeld in artikel 3:18, onderdeel b, van het besluit, zijn:

  • a. de op zijn boekhouding betrekking hebbende boeken, bescheiden en andere informatiedragers;

  • b. een actueel uittreksel van zijn inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid, en een actueel overzicht van zijn bestuurders en beleidsbepalers met vermelding van ieders volledige naam, adres en woonplaats;

  • c. een actueel overzicht van de inschrijving in het handelsregister van zijn bestuurders en beleidsbepalers die rechtspersoon zijn;

  • d. een afschrift van zijn actuele statuten en van de statuten van de bestuurders en beleidsbepalers bedoeld in onderdeel c;

  • e. een structuuroverzicht van de groep waartoe het trustkantoor behoort;

  • f. een verzameling van het geheel aan actuele interne procedures en richtlijnen ten aanzien van zijn bedrijfsvoering en zijn organisatieschema;

  • g. zijn gecertificeerde jaarrekeningen over de afgelopen drie boekjaren dan wel zijn niet gecertificeerde jaarcijfers indien de gecertificeerde jaarrekeningen over de afgelopen drie boekjaren (nog) niet bestaan;

  • h. een actueel overzicht van de houders van een gekwalificeerde deelneming in het trustkantoor, waarbij onder gekwalificeerde deelneming wordt verstaan: een directe of indirecte deelneming gelijk of groter aan 5% van het ingebrachte kapitaal of de zeggenschapsrechten van de onderneming;

  • i. een actueel overzicht van alle aandeelhouders van iedere in onderdeel h bedoelde houder van een gekwalificeerde deelneming die een rechtspersoon is;

  • j. een actueel overzicht van de houders van een gekwalificeerde deelneming in iedere bestuurder en beleidsbepaler bedoeld in onderdeel c;

  • k. de schriftelijke overeenkomsten tussen het trustkantoor en zijn cliënten en andere overeenkomsten die het trustkantoor heeft gesloten ter zake van de door het trustkantoor geleverde diensten;

  • l. een actueel bestand met de naam, adres, telefoon, contactpersoon en zo mogelijk e-mail gegevens van iedere doelvennootschap waaraan trustdiensten worden verleend;

  • m. een actueel bestand met de naam, adres, telefoon, contactpersoon en zo mogelijk e-mail gegevens van iedere doelvennootschap waaraan geen trustdiensten meer worden verleend;

  • n. een actueel overzicht van de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur en zeggenschapsverhoudingen van het trustkantoor en van de groep waartoe het trustkantoor behoort.

Artikel 2:4 (prospectus beleggingsinstellingen)

Het prospectus, bedoeld in artikel 6:3, eerste lid, van het besluit, bevat ten minste de gegevens die zijn opgenomen in bijlage 3.

Artikel 2:5 (normbedragen kredietwaardigheidstoets)

De normbedragen en de daarin begrepen woonlasten, bedoeld in artikel 7:16, zesde lid, van het besluit, worden, rekening houdend met de samenstelling van het huishouden van de aanvrager en het openbaar lichaam waar hij woonachtig is, vastgesteld overeenkomstig onderstaande tabel:

Aantal personen afhankelijk van het inkomen van de aanvrager (incl. aanvrager)

Normbedrag (USD)

Standaard woonlasten (USD)

Bonaire

Statia

Saba

Bonaire

Statia

Saba

1 volwassene

651

679

658

102

107

103

1 volwassene, 1 kind

846

883

854

133

138

134

2 volwassenen

977

1.019

986

153

159

154

1 volwassene, 2 kinderen

1.041

1.086

1.051

163

170

165

2 volwassenen, 1 kind

1.172

1.222

1.183

184

192

186

3 volwassenen

1.301

1.357

1.314

204

213

206

2 volwassenen, 2 kinderen

1.367

1.426

1.380

215

224

217

Artikel 2:6 (prospectus bij aanbieden effecten)

Het prospectus, bedoeld in artikel 8:1, eerste lid, van het besluit, bevat ten minste de gegevens die zijn opgenomen in bijlage 4.

Artikel 2:7 (erkende effectenbeurzen)

Erkende effectenbeurzen als bedoeld in artikel 6:1 van de wet, zijn de beurzen van:

  • a. Amsterdam, New York en Parijs, gehouden door NYSE Euronext;

  • b. Curaçao, gehouden door de Dutch Caribbean Securities Exchange;

  • c. Frankfurt, gehouden door de Deutsche Börse;

  • d. Londen, gehouden door de London Stock Exchange; en

  • e. Tokio, gehouden door de Tokio Stock Exchange.

§ 3. Informatie over betaler bij geldovermakingen

Artikel 3:1 (begripsbepalingen)

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

betaler:

een rekeninghouder, zijnde een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een geldelijke overmaking vanaf de door hem gehouden rekening toestaat, of bij ontbreken van een rekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opdracht tot het overmaken van geld geeft;

betalingsdienstaanbieder:

kredietinstelling, geldtransactiekantoor of elektronischgeldinstelling;

begunstigde:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger van de overgemaakte gelden is;

blokovermaking:

meerdere afzonderlijke geldelijke overmakingen die zijn gebundeld met het oog op de transmissie ervan;

geldelijke overmaking:

transactie die door een betalingsdienstaanbieder langs elektronische weg wordt uitgevoerd voor rekening van een betaler met de bedoeling bij een betalingsdienstaanbieder gelden beschikbaar te stellen voor een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn;

intermediaire betalingsdienstaanbieder:

betalingsdienstaanbieder die noch in opdracht van de betaler, noch van de begunstigde handelt, en die betrokken is bij de uitvoering van geldelijke overmakingen;

unieke identificatiecode:

een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald, overeenkomstig de protocollen van het betalings- en afwikkelingssysteem of het berichtensysteem dat voor de geldelijke overmaking is gebruikt.

Artikel 3:2 (krediet- en debetkaarten)

Deze paragraaf is niet van toepassing op geldelijke overmakingen die met behulp van een krediet- of debetkaart worden verricht, mits:

  • a. de begunstigde een overeenkomst met de betalingsdienstaanbieder heeft op grond waarvan de betaling voor de levering van goederen en de verrichting van diensten mogelijk is; en

  • b. bij de geldelijke overmaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt deze geldelijke overmaking te herleiden tot de betaler.

Artikel 3:3 (overmakingen met behulp van IT)

Deze paragraaf is niet van toepassing op geldelijke overmakingen die via een mobiele telefoon of een ander digitaal of Informatie Technologie (IT)-toestel werden verricht, indien dergelijke geldelijke overmakingen vooraf zijn betaald en het bedrag van USD 150 niet overschrijden.

Artikel 3:4 (overige uitgezonderde overmakingen)

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op:

  • a. geldelijke overmakingen waarbij de betaler geld van zijn eigen rekening afhaalt;

  • b. geldelijke overmakingen waarbij er sprake is van een incassomachtiging tussen twee partijen op grond waarvan betalingen tussen deze partijen via rekeningen kunnen worden verricht, mits bij de geldelijke overmaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt de transactie tot de betaler te herleiden;

  • c. geldelijke overmakingen waarbij ingehouden cheques worden gebruikt;

  • d. geldelijke overmakingen aan de overheid voor belastingen, boetes of andere heffingen binnen de openbare lichamen;

  • e. geldelijke overmakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde betalingsdienstaanbieders zijn die voor eigen rekening handelen.

Artikel 3:5 (volledige informatie over de betaler)

  • 1. De volledige informatie over de betaler bestaat uit zijn volledige naam of namen, adres en rekeningnummer.

  • 2. Het adres mag worden vervangen door de geboorteplaats en -datum van de betaler of zijn cliëntidentificatienummer.

  • 3. Bij gebreke van het rekeningnummer van de betaler vervangt de betalingsdienstaanbieder van de betaler dit door een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de geldelijke overmaking kan worden herleid tot de betaler.

Artikel 3:6 (gegevens betaler bijvoegen)

  • 1. Een betalingsdienstaanbieder zorgt ervoor dat de volledige informatie over de betaler bij de geldovermakingen wordt gevoegd.

  • 2. De betalingsdienstaanbieder van de betaler bewaart gedurende vijf jaar de volledige informatie over de betaler welke bij geldovermakingen wordt gevoegd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt bij geldelijke overmakingen waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde in een openbaar lichaam is gevestigd, alleen het rekeningnummer van de betaler gevoegd of een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de geldelijke overmaking kan worden herleid tot de betaler.

  • 4. In geval het derde lid toepasselijk is, stelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler evenwel op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek de volledige informatie over de betaler ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde.

Artikel 3:7 (geldovermakingen naar het buitenland)

Indien de betalingsdienstaanbieders van de begunstigden buiten de openbare lichamen zijn gevestigd, is bij blokovermakingen die afkomstig zijn van één betaler artikel 3:6, eerste lid, niet van toepassing op de gebundelde afzonderlijke geldovermakingen, mits het batchbestand de in dat lid bedoelde informatie bevat en bij de afzonderlijke geldovermakingen het rekeningnummer van de betaler of een unieke identificatiecode is gevoegd.

Artikel 3:8 (ontbrekende informatie over de betaler)

Een betalingsdienstaanbieder beschikt over procedures en maatregelen die ertoe strekken dat hij, indien een andere betalingsdienstaanbieder regelmatig nalaat de vereiste informatie over de betaler te verstrekken, overweegt te besluiten alle toekomstige geldovermakingen van deze betalingsdienstaanbieder te weigeren of zijn relatie met die betalingsdienstaanbieder al dan niet te beperken of te beëindigen.

Artikel 3:9 (opmerken ontbrekende informatie over de betaler)

  • 1. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde controleert of de velden voor informatie over de betaler in het berichtensysteem of het betalings- en afwikkelingssysteem dat voor de geldovermaking gebruikt wordt, zijn ingevuld met karakters of invoer die toegelaten zijn volgens de procedures van het berichten- of het betalings- en afwikkelingssysteem. Deze betalingsdienstaanbieder beschikt over effectieve procedures om het ontbreken van de volgende informatie over de betaler op te merken:

    • a. bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler in een openbaar lichaam is gevestigd, de uit hoofde van artikel 3:6, derde lid, vereiste informatie;

    • b. bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd, de in artikel 3:5, eerste lid, bedoelde volledige informatie over de betaler, of, in voorkomend geval, de uit hoofde van artikel 3:13 vereiste informatie.

  • 2. Bij blokovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd, dient de in artikel 3:5, eerste lid, bedoelde volledige informatie over de betaler alleen in de blokovermaking te staan, en niet bij de daarin gebundelde afzonderlijke geldovermakingen.

Artikel 3:10 (onvolledige informatie)

Ingeval de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de ontvangst van geldelijke overmakingen constateert dat de krachtens de bepalingen van deze paragraaf vereiste informatie over de betaler onvolledig is, weigert hij de overmaking tot hij de bedoelde informatie heeft ontvangen.

Artikel 3:11 (bewaarplicht)

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde houdt alle over de betaler ontvangen informatie gedurende vijf jaar bij.

Artikel 3:12 (intermediaire betalingsdienstaanbieders)

Intermediaire betalingsdienstaanbieders dragen ervoor zorg dat alle ontvangen informatie over de betaler welke bij een geldelijke overmaking is gevoegd, bij die overmaking blijft.

Artikel 3:13 (technische beperkingen)

  • 1. Dit artikel is van toepassing wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd en de intermediaire betalingsdienstaanbieder in een openbaar lichaam is gevestigd.

  • 2. Tenzij de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij de ontvangst van een geldelijke overmaking constateert dat de krachtens de bepalingen van deze paragraaf vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, kan hij een betalingssysteem met technische beperkingen gebruiken dat belet dat de informatie over de betaler bij de geldelijke overmaking blijft om de geldovermakingen naar de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde te sturen.

  • 3. Indien de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij ontvangst van een geldelijke overmaking constateert dat de krachtens deze paragraaf vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, gebruikt hij enkel een betalingssysteem met technische beperkingen als het de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde hierover kan inlichten, hetzij binnen een berichten- of betalingssysteem dat voorziet in de melding van dit feit, hetzij via een andere procedure, mits deze communicatiewijze door beide betalingsdienstaanbieders is aanvaard of overeengekomen.

  • 4. Indien de intermediaire betalingsdienstaanbieder een betalingssysteem met technische beperkingen gebruikt, stelt hij op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek alle ontvangen informatie over de betaler ter beschikking van deze betalingsdienstaanbieder, ongeacht of die informatie volledig is of niet.

  • 5. In de in het tweede en derde lid vermelde gevallen bewaart de intermediaire betalingsdienstaanbieder alle ontvangen informatie gedurende vijf jaar.

Artikel 3:14 (informatie ten behoeve van de toezichtautoriteit)

Een instelling beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat zij op verzoek van de toezichtautoriteit onverwijld de bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en de daarop betrekking hebbende bewijsstukken verstrekt aan de toezichtautoriteit.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4:1 (nieuwe categorieën financiële ondernemingen)

  • 1. Degene die reeds op 31 mei 2012 in de openbare lichamen het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefende, optrad als adviseur, als bemiddelaar in andere financiële producten dan verzekeringen, of als vermogensbeheerder, dan wel krediet aanbood anders dan als kredietinstelling of verzekeraar, is tot en met 31 december 2012 vrijgesteld van de eisen die ingevolge de wet aan de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling, het optreden als adviseur, bemiddelaar of vermogensbeheerder, onderscheidenlijk het aanbieden van krediet worden gesteld.

  • 2. In geval de betrokken financiële onderneming voor 1 oktober 2012 een aanvraag voor een vergunning tot uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling, om op te treden als adviseur, bemiddelaar of vermogensbeheerder dan wel om krediet aan te bieden heeft ingediend die voldoet aan de bij of krachtens artikel 2:6 van de wet aan de aanvraag gestelde eisen, geldt in afwijking van het eerste lid de in dat lid bedoelde vrijstelling tot en met de dag waarop de vergunning wordt verleend, dan wel tot en met de eerste dag van de derde kalendermaand na het tijdstip van afwijzing van de aanvraag. Indien de betrokken financiële onderneming niet voor 1 oktober 2012 een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend die voldoet aan het ingevolge artikel 2:6 van de wet bepaalde, vervalt de vrijstelling met ingang van die datum. Voor die afwikkeling kan de bevoegde autoriteit een termijn stellen of een aanwijzing geven.

Artikel 4:2 (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012, met uitzondering van artikel 1:3, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 4:3 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële markten BES 2012.

Deze regeling wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Financiën, J.C. de Jager

BIJLAGE 1. TARIEVEN EENMALIGE TOEZICHTHANDELINGEN

Bijlage als bedoeld in artikel 1:2

Toezichtautoriteit: DNB

Code

Omschrijving

Artikel van de wet

Tarief

Ontheffing

D1.01

Voor een financiële onderneming, zijnde een rechtspersoon

Artikel 1:27

USD 2.000

D1.02

Voor een financiële onderneming, zijnde een natuurlijk persoon

Artikel 1:27

USD 500

D1.03

Voor een aanvrager, niet zijnde een financiële onderneming

Artikel 1:27

USD 500

Vergunning

D2.01

Uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling met zetel in een openbaar lichamen

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 10.000

D2.02

Uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 5.000

D2.03

Uitoefenen van het bedrijf van elektronischgeldinstelling met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 2.000

D2.04

Uitoefenen van het bedrijf van elektronischgeldinstelling met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 1.000

D2.05

Uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 2.000

D2.06

Uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 1.000

D2.07

Werkzaam zijn als trustkantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°

USD 2.000

D2.08

Werkzaam zijn als trustkantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°

USD 1.000

D2.09

Uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 8.000

D2.10

Uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in een openbaar lichaam gelegen bijkantoor

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 4.000

D2.11

Uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 2.000

D2.12

Uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar vanuit een in een openbaar lichaam gelegen bijkantoor

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 1.000

D2.13

Een groepsvergunning voor trustkantoren

Artikel 2:2, eerste lid

USD 5.000

Wijziging van een vergunning

D3.01

Kredietinstelling met zetel in een openbaar lichamen

Artikel 2:14

USD 5.000

D3.02

Kredietinstellingen met zetel in het buitenland

Artikel 2:14

USD 2.500

D3.03

Elektronischgeldinstelling met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:14

USD 1.000

D3.04

Elektronischgeldinstelling met zetel in het buitenland

Artikel 2:14

USD 500

D3.05

Geldtransactiekantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:14

USD 1.000

D3.06

Geldtransactiekantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:14

USD 500

D3.07

Trustkantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:14

USD 1.000

D3.08

Trustkantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:14

USD 500

D3.09

Levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:14

USD 4.000

D3.10

Levensverzekeraar of schadeverzekeraar die vanuit een bijkantoor in een openbaar lichaam opereert

Artikel 2:14

USD 2.000

D3.11

Natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:14

USD 1.000

D3.12

Natura-uitvaartverzekeraar die vanuit een bijkantoor in een openbaar lichaam opereert

Artikel 2:14

USD 500

D3.13

Trustkantoren in een groep

Artikel 2:14

USD 2.500

Notificatie

D4.01

Inkomende dienstverrichting verzekeraars

Artikel 2:23, tweede lid

USD 1.000

D4.02

Wijziging inkomende dienstverrichting verzekeraars

Artikel 2:23, tweede lid

USD 500

Beoordeling van een persoon op betrouwbaarheid en geschiktheid

D5.01

Toetsing van de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon, anders dan bij aanvraag van een vergunning of in het kader van periodieke hertoetsing

Artikelen 3:4 en 3:5

USD 500

D5.02

Toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 3:29 van de wet

Artikel 3:29

USD 500

Verklaring van geen bezwaar

D6.01

Verklaring van geen bezwaar voor een gekwalificeerde deelneming

Artikel 3:28

USD 2.000

D6.02

Verklaring van geen bezwaar voor vvgb-plichtige handelingen van een kredietinstelling

Artikel 4:23

USD 2.000

Toezichtautoriteit: AFM

Code

Omschrijving

Artikel van de wet

Tarief

Ontheffing

A1.01

Voor een financiële ondernemingen zijnde een rechtspersoon

Artikel 1:27

USD 1.000

A1.02

Voor een financiële onderneming, zijnde een natuurlijk persoon

Artikel 1:27

USD 500

A1.03

Voor een aanvrager, niet zijnde een financiële onderneming

Artikel 1:27

USD 500

Vergunning

A2.01

Optreden als adviseur

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a,

USD 250

A2.02

Optreden als bemiddelaar, niet zijnde een bemiddelaar als bedoeld in A2.04, indien de aanvrager een natuurlijk persoon is

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 250

A2.03

Optreden als bemiddelaar, niet zijnde een bemiddelaar als bedoeld in A2.04, indien de aanvrager een rechtspersoon is

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 500

A2.04

Optreden als bemiddelaar in effecten, niet zijnde een bemiddelaar in effecten als bedoeld in artikel 4:21, tweede lid, van het besluit

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 2.000

A2.05

Optreden als gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agent

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 250

A2.06

Optreden als vermogensbeheerder

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel b

USD 2.000

A2.07

Aanbieden van krediet, indien de aanvrager een nattuurlijk persoon is

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel c

USD 500

A2.08

Aanbieden van krediet, indien de aanvrager een rechtspersoon is

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel c

USD 2.000

A2.09

Houden van een effectenbeurs

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel d

USD 10.000

A2.10

Werkzaam zijn als beleggingsinstelling

Artikel 2:3, tweede lid

USD 2.000

Wijziging van een vergunning

A3.01

Adviseur

Artikel 2:14

USD 250

A3.02

Natuurlijk persoon die optreedt als bemiddelaar, niet zijnde een bemiddelaar in effecten als bedoeld in onderdeel A3.04

Artikel 2:14

USD 250

A3.03

Rechtspersoon die optreedt als bemiddelaar, niet zijnde een bemiddelaar in effecten als bedoeld in onderdeel A3.04

Artikel 2:14

USD 500

A3.04

Bemiddelaar in effecten, niet zijnde een bemiddelaar in effecten als bedoeld in artikel 4:21, tweede lid, van het besluit

Artikel 2:14

USD 1.000

A3.05

Gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agent

Artikel 2:14

USD 250

A3.06

Vermogensbeheerder

Artikel 2:14

USD 1.000

A3.07

Natuurlijk persoon die krediet aanbiedt

Artikel 2:14

USD 500

A3.08

Rechtspersoon die krediet aanbiedt

Artikel 2:14

USD 1.000

A3.09

Houder van een effectenbeurs

Artikel 2:14

USD 5.000

A3.10

Beleggingsinstelling

Artikel 2:14

USD 1.000

Beoordeling van een persoon op betrouwbaarheid en geschiktheid

A4.01

Toetsing van de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon, anders dan bij aanvraag van een vergunning of in het kader van periodieke hertoetsing

Artikelen 3:4 en 3:5

USD 500

Goedkeuring prospectus

A5.01

Behandeling van de aanvraag voor goedkeuring van een prospectus, respectievelijk van een aanvullend document als bedoeld in artikel 8:3 van het besluit

Artikel 5:20, eerste lid

USD 1.000

BIJLAGE 2. TARIEVEN DOORLOPENDE TOEZICHTKOSTEN

Bijlage als bedoeld in artikel 1:3

Toezichtautoriteit: DNB

Toezichtcategorie

Wetsverwijzing

Tarief per jaar

Kredietinstelling met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 1.000 voor elk heel veelvoud van USD 5 miljoen aan aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito’s per ultimo van het laatst afgesloten boekjaar, met een minimum van USD 2.000 en een maximum van USD 25.000.

Kredietinstelling met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 500 voor elk heel veelvoud van USD 5 miljoen aan aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito’s per ultimo van het laatst afgesloten boekjaar, met een minimum van USD 1.000.

Elektronischgeldinstelling met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 1.000

Elektronischgeldinstelling met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 500

Geldtransactiekantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 1.000

Geldtransactiekantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°

USD 500

Trustkantoor met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°

USD 1.000

Trustkantoor met zetel in het buitenland

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°

USD 500

Levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 1.000 voor elk heel veelvoud van USD 250.000 aan ontvangen bruto premies over het laatst afgesloten boekjaar, met een minimum van USD 2.000 en een maximum van USD 25.000.

Levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in een openbaar lichaam gelegen bijkantoor

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 500 voor elk heel veelvoud van USD 250.000 aan ontvangen bruto premies over het laatst afgesloten boekjaar, met een minimum van USD 1.000.

Natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 1.000

Natura-uitvaartverzekeraar vanuit een in een openbaar lichaam gelegen bijkantoor

Artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b

USD 500

Trustkantoren die opereren in een groep

Artikel 2:2

USD 1.500

Toezichtautoriteit: AFM

Toezichtcategorie

Wetsverwijzing

Tarief per jaar

Adviseur

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel a

USD 250

Bemiddelaar als bedoeld in bijlage 1, code A3.02

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 250

Bemiddelaar als bedoeld in bijlage 1, code A3.03

Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a

USD 500

Bemiddelaar in effecten als bedoeld in bijlage 1, code A3.04

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel a

USD 1.000

Gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel a

USD 250

Vermogensbeheerder

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel b

USD 1.000

Aanbieder van krediet (natuurlijke persoon)

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel c

USD 500

Aanbieder van krediet (rechtspersoon)

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel c

USD 2.000

Houder van een effectenbeurs

Artikel 2:3, eerste lid,

onderdeel d

USD 4.000

Beleggingsinstelling

Artikel 2:3, tweede lid

USD 1.500

BIJLAGE 3. INHOUD PROSPECTUS BELEGGINGSINSTELLING

Bijlage als bedoeld in artikel 2:19

I. Gegevens betreffende de personen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus

  • 1.1 Naam en functie van de natuurlijke personen of naam en zetel van de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus of voor bepaalde gedeelten daarvan; in het laatste geval moeten de gedeelten worden vermeld. Ingeval een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het prospectus of een gedeelte daarvan, dienen tevens naam en functie te worden vermeld van de natuurlijke personen die al dan niet door tussenkomst van een andere rechtspersoon uiteindelijk het beleid van deze rechtspersoon bepalen.

  • 1.2 Verklaring van de in de rubriek 1.1. bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het prospectus of in het gedeelte van het prospectus waarvoor zij verantwoordelijk zijn in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

II. Gegevens over de accountant die geen dienstbetrekking bij de beleggingsinstelling heeft, die ter zake van de in het prospectus opgenomen gegevens mededelingen heeft gedaan alsmede over de aard van de mededelingen

  • 2.1 Naam en kantooradres van de accountant die de jaarrekening van de beleggingsinstelling over het laatste boekjaar heeft gecontroleerd.

  • 2.2 De verklaring van de accountant dat de jaarrekening is onderzocht wordt in haar geheel overgenomen. Indien de verklaring voorbehouden bevat dan wel een oordeelonthouding, worden de redenen daarvan in de tekst van de verklaring vermeld en in hun geheel in het prospectus opgenomen.

  • 2.3 Vermelding van overige gegevens in het prospectus die door een accountant of accountant-administratieconsulent, die geen dienstbetrekking bij de beleggingsinstelling heeft, zijn gecontroleerd. Naam en kantooradres van die accountant of accountant-administratieconsulent.

  • 2.4 Mededeling van een accountant die geen dienstbetrekking bij de beleggingsinstelling heeft, dat het prospectus gegevens bevat overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage. Naam en kantooradres van die accountant.

III. Algemene gegevens over de beleggingsinstelling

  • 3.1. De naam en rechtsvorm van de beleggingsinstelling, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van de beleggingsmaatschappij alsmede de oprichtingsdatum en de tijd waarvoor de beleggingsinstelling is opgericht indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

  • 3.2. Een letterlijke weergave, of een gedegen samenvatting, van de geldende tekst van de voorwaarden van de beleggingsinstelling, alsmede vermelding van de plaatsen waar deze stukken, voor zover deze niet bij het prospectus zijn gevoegd, ter inzage liggen en verkrijgbaar zijn.

  • 3.3. et bedrag van het eigen vermogen van de beheerder van het beleggingsfonds dan wel van de beleggingsmaatschappij.

  • 3.4. Naam van bestuurders en, in voorkomend geval, commissarissen van de beheerder van het beleggingsfonds dan wel van de beleggingsmaatschappij en vermelding van de naam van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid daarvan bepalen; vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsinstelling uitgeoefende activiteiten voor zover deze activiteiten verband houden met de werkzaamheden van de beleggingsinstelling.

  • 3.5. De aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling alsmede van de vorm waarin en de eventuele beperkingen waaronder zij verhandeld kunnen worden.

  • 3.6. De wijze waarop en voorwaarden waaronder uitgifte van de rechten van deelneming plaatsvindt.

  • 3.7. oor de beleggingsinstelling die op verzoek van de deelnemers de plicht heeft om deelnemingsrechten in te kopen: de wijze waarop en voorwaarden waaronder inkoop van, respectievelijk terugbetaling van de waarde van rechten van deelneming plaatsvindt, alsmede de wijze waarop respectievelijk inkoop en terugbetaling kan worden opgeschort.

  • 3.8. Indien van toepassing, de wijze waarop de bepaling plaatsvindt van de verkoop-, uitgifte- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de waarde van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

    • wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend;

    • hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd;

    • kosten in verband met verkoop, emissie, inkoop van of terugbetaling op de rechten van deelneming.

  • 3.9. Beschrijving van de waardebepaling van de activa van de beleggingsinstelling met een opgave van de regelmaat waarmee deze waardebepaling plaatsvindt. Vermelding van de valuta waarin de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling wordt berekend. De waardering van de activa en passiva dient te geschieden naar maatstaven die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.

  • 3.10. Een gespecificeerde vermelding van het totaalbedrag van alle ten laste van de beleggingsinstelling respectievelijk de deelnemers komende vergoedingen hetzij voor de beheerder van het beleggingsfonds hetzij voor de bestuurders van de beleggingsmaatschappij, waaronder bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de maatschappij, alsmede voor de bewaarder en aan derden te betalen of reeds uitbetaalde onkosten. Indien deze vergoedingen of onkosten zijn uitgedrukt in een percentage, een specificatie hiervan en de berekeningsgrondslag.

  • 3.11. Beschrijving van de beleggingsdoeleinden met inbegrip van de financiële doelstellingen, zoals kapitaalgroei of inkomsten, de beleggingsportefeuille en het beleggingsbeleid (zoveel mogelijk onderverdeeld naar economische sector en geografische spreiding).

  • 3.12. De eventueel aan de beleggingsactiviteiten gestelde grenzen en de wijze waarop hierin wijziging kan worden aangebracht alsmede vermelding van de bevoegdheid om als debiteur leningen aan te gaan.

  • 3.13. In voorkomend geval, de beurzen of markten waar de deelnemingsrechten tot de notering zijn toegelaten of worden verhandeld.

  • 3.14. Datum waarop de jaarrekening en de halfjaarcijfers van de instelling op grond van haar voorwaarden of ingevolge de wet moeten zijn afgesloten alsmede de plaatsen waar deze stukken ter inzage liggen.

  • 3.15. Beschrijving van de voorschriften waaraan de winstbepaling en -bestemming is onderworpen, alsmede van de wijze waarop en de frequentie waarmee winstuitkering zal geschieden.

  • 3.16. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt, een vergelijkend overzicht van de ontwikkeling van het vermogen van de beleggingsinstelling alsmede van de baten en lasten van de beleggingsinstelling over de afgelopen drie jaar.

  • 3.17. De wijze waarop het resultaat zal worden bepaald en met voorgaande jaren zal worden vergeleken alsmede de frequentie waarmee het resultaat aan de deelnemers en aan het publiek bekend gemaakt zal worden.

  • 3.18. Een beknopte beschrijving inzake het op de beleggingsinstelling toepasselijke belastingstelsel met, voor zover van toepassing, vermelding van inhouding van bronbelasting op inkomsten en kapitaalwinsten welke door de beleggingsinstelling aan houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd. Officieel bekend gemaakte aanpassingen in het toepasselijke belastingstelsel waarvan vaststaat dat zij ongewijzigd qua vorm en inhoud in werking zullen treden, een en ander voor zover deze voor de deelnemers van rechtstreeks belang zijn.

  • 3.19. De gevallen waarin vergaderingen van deelnemers kunnen of moeten worden gehouden, welke regelingen er zijn voor het oproepen van deze vergaderingen en de wijze waarop het stemrecht is geregeld.

  • 3.20. Beschrijving van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder opheffing en vereffening van de beleggingsinstelling plaatsvindt, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers.

  • 3.21. De naam van derden aan wie de beleggingsinstelling beheersactiviteiten, die tot haar verantwoordelijkheid behoren, heeft overgedragen, alsmede van de adviseurs en adviesbureaus van wier diensten de beleggingsinstelling ter zake van haar beleggingen gebruik maakt.

  • 3.22. De wijze waarop de beleggingsinstelling periodiek informatie verschaft.

  • 3.23. Het aantal grote beleggers van de beleggingsinstelling of haar dochtermaatschappijen en de totale omvang van de deelnemingen van de grote beleggers in de beleggingsinstelling of haar dochtermaatschappijen. Een verwijzing naar de halfjaarcijfers en de overige gegevens voor aanvullende en meer actuele informatie omtrent grote beleggers; dit geldt niet voor de omvang van de deelnemingen van de grote beleggers. Indien de beleggingsinstelling niet aan een van de zojuist genoemde informatievereisten kan voldoen, dient dit in het prospectus vermeld te worden.

IV. Gegevens over de beheerder van het beleggingsfonds

  • 4.1. Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van de beheerder indien deze laatste afwijkt van die van de statutaire zetel.

  • 4.2. De datum van oprichting en de tijd waarvoor de rechtspersoon is opgericht die de functie van beheerder vervult indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

  • 4.3. Indien de beheerder een naar het recht van de openbare lichamen, Curaçao of Sint Maarten opgerichte naamloze of besloten vennootschap is, het nummer van inschrijving in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

  • 4.4. De datum waarop de jaarrekening van de beheerder op grond van zijn statuten of de wet moet zijn afgesloten.

  • 4.5. Een letterlijke weergave, of een gedegen samenvatting, van de geldende tekst van de statuten van de beheerder, alsmede vermelding van de plaatsen waar deze stukken, voor zover deze niet bij het prospectus zijn gevoegd, en de verslagen of jaarrekeningen van de beheerder ter inzage liggen en verkrijgbaar zijn.

  • 4.6. De overige beleggingsinstellingen waarover de beheerder het beheer voert.

V. Gegevens over de bewaarder

  • 5.1. Naam, rechtsvorm, statutaire zetel. Plaats van het hoofdkantoor van de bewaarder indien deze plaats afwijkt van de statutaire zetel.

  • 5.2. De datum van oprichting en de tijd waarvoor de rechtspersoon is opgericht die de functie van bewaarder vervult indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

  • 5.3. Indien de bewaarder een van de openbare lichamen, Curaçao of Sint Maarten opgerichte naamloze of besloten vennootschap is, het nummer van inschrijving in het handelsregister en de plaats van vestiging.

  • 5.4. Naam van bestuurders en commissarissen van de bewaarder en vermelding van naam van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid van de bewaarder bepalen.

  • 5.5. De voornaamste werkzaamheden van de in rubriek 5.4 genoemde personen buiten de functie(s) die zij bij de bewaarder vervullen voor zover deze activiteiten verband houden met de werkzaamheden van de bewaarder of van de beleggingsinstelling waaraan de bewaarder is verbonden.

  • 5.6. De datum waarop de jaarrekening van de bewaarder op grond van zijn statuten of ingevolge de wet moet zijn afgesloten.

  • 5.7. Een letterlijke weergave, of een gedegen samenvatting, van de geldende tekst van de statuten van de bewaarder, alsmede vermelding van de plaatsen waar deze stukken, voor zover deze niet bij het prospectus zijn gevoegd, en de verslagen of jaarrekeningen van de bewaarder ter inzage liggen en verkrijgbaar zijn.

BIJLAGE 4. INHOUD PROSPECTUS BIJ AANBIEDEN EFFECTEN

Bijlage als bedoeld in artikel 2:21

Hoofdstuk I. Gegevens voor aandeelbewijzen, optiebewijzen, warrants, inschrijvingen in aandelenregisters, winst- en oprichtersbewijzen, rechten van deelgenootschap, schuldbrieven, inschrijvingen in schuldregisters, en soortgelijke waardepapieren dan wel rechten

§ 1. Gegevens betreffende de personen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus

  • 1.1. Naam en functie van de natuurlijke personen onderscheidenlijk naam en zetel van de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus of, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld.

    Ingeval een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het prospectus of een gedeelte daarvan, worden tevens naam en functie vermeld van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid van deze rechtspersoon bepalen.

  • 1.2. Verklaring van de in de rubriek 1.1 bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het prospectus of in het gedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

§ 2. Gegevens betreffende de accountants die ter zake van de in het prospectus opgenomen gegevens mededelingen hebben gedaan alsmede betreffende de aard van deze mededelingen

  • 2.1 Naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging, van de accountant die de jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren heeft gecontroleerd.

  • 2.2 Mededeling dat de jaarrekeningen, bedoeld in rubriek 2.1, door een accountant zijn gecontroleerd.

    De verklaringen van de accountant worden integraal opgenomen. Indien een verklaring een voorbehoud bevat dan wel sprake is van oordeelsonthouding, worden de redenen daarvoor in de tekst van de mededeling vermeld.

  • 2.3 Overige gegevens in het prospectus die door een accountant zijn gecontroleerd en naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging, van die accountant.

    Deze gegevens worden slechts verstrekt voor zover zij afwijken van de in rubriek 2.1 genoemde gegevens.

  • 2.4 Mededeling van een accountant dat het prospectus, voor zover van toepassing, de in de rubrieken 1.1 tot en met 13.7 genoemde gegevens bevat, alsmede de gegevens die zijn vereist op grond van de door de toezichthoudende autoriteit ingevolge artikel 2, vijfde lid, van het besluit gestelde regels.

    Indien naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging, van de accountant afwijken van de in rubriek 2.1 onderscheidenlijk rubriek 2.3 genoemde gegevens worden deze eveneens vermeld.

§ 3. Algemene gegevens betreffende de uitgevende instelling

  • 3.1. Naam, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien deze laatste afwijkt van die van de statutaire zetel.

  • 3.2. Datum van oprichting en duur van de uitgevende instelling indien zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan, alsmede de datum waarop de statuten laatstelijk zijn gewijzigd.

  • 3.3. Wetgeving die op de uitgevende instelling van toepassing is en rechtsvorm die zij in het kader van deze wetgeving heeft.

  • 3.4. Doel van de uitgevende instelling en verwijzing naar de artikelen van de statuten waarin dit wordt omschreven, alsmede de statutaire bepalingen betreffende wijziging van de statuten.

  • 3.5. Indien de uitgevende instelling een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, de datum en het nummer van de laatstverkregen ministeriële verklaring van geen bezwaar op de statuten, het nummer van inschrijving in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

  • 3.6. Opgave van de plaatsen in Nederland waar inzage mogelijk is in de in het prospectus genoemde documenten betreffende de uitgevende instelling, alsmede, voor zover de volgende documenten niet in het prospectus zijn opgenomen, opgave van de plaatsen in Nederland waar het laatstverschenen jaarverslag, de jaarrekeningen, de halfjaarcijfers en de statuten verkrijgbaar zijn.

  • 3.7. Gegevens betreffende de fiscale positie van de uitgevende instelling.

  • 3.8. Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, een beknopte beschrijving van die groep en van de plaats die zij daarbinnen inneemt.

§ 4. Gegevens betreffende het kapitaal van de uitgevende instelling

  • 4.1. Bedrag van het geplaatste kapitaal, alsmede aantal en categorieën van de aandelen waarin het geplaatste kapitaal is verdeeld, onder vermelding van hun belangrijkste kenmerken. Het nog te storten gedeelte van het geplaatste kapitaal, onder vermelding van het aantal of de totale nominale waarde en de aard van de niet volgestorte aandelen, in voorkomend geval onderverdeeld naar het percentage van storting.

  • 4.2. Statutaire bepalingen en eventuele machtigingen inzake wijziging in het kapitaal, alsmede de vervaldatum van eventuele machtigingen.

  • 4.3. Indien een deel van het maatschappelijk kapitaal niet is geplaatst of een verplichting tot kapitaalverhoging is aangegaan, in het bijzonder in geval van uitgegeven warrants of converteerbare leningen of van verleende optierechten:

    • a. het bedrag van het desbetreffende deel van het maatschappelijk kapitaal of van de verplichting;

    • b. de categorieën rechthebbenden die op deze aanvullende gedeelten van het kapitaal een voorkeursrecht hebben;

    • c. de voorwaarden en bepalingen inzake de uitgifte van de desbetreffende aandelen; en

    • d. de voorwaarden en bepalingen inzake de eventuele conversie en de wijze waarop de inschrijvingen hiervoor geschieden.

  • 4.4. Aantal en kenmerken van de stukken die geen deel uitmaken van het geplaatste kapitaal.

  • 4.5. Gespecificeerde opgave van de groei of afname van het geplaatste kapitaal van de uitgevende instelling in de laatste drie jaren, alsmede een beschrijving van de factoren die hiervoor de grondslag vormen of vormden.

  • 4.6. Naam en adres van de natuurlijke personen onderscheidenlijk naam en zetel van de rechtspersonen die, direct of indirect, afzonderlijk of gezamenlijk zeggenschap over de uitgevende instelling uitoefenen of kunnen uitoefenen, alsmede het bedrag van het in hun bezit zijnde deel van het kapitaal waaraan stemrecht is verbonden.

    Indien de zeggenschap wordt of kan worden uitgeoefend door een rechtspersoon worden tevens de namen vermeld van degenen aan wie een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in die rechtspersoon toekomt dan wel, ingeval bedoeld recht in een aandeel is belichaamd en toekomt aan een vennootschap, vereniging of stichting, de namen van de bestuurders van die rechtspersoon.

  • 4.7. Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, de houders van een gekwalificeerde deelneming.

  • 4.8. Aantal, boekwaarde en nominale waarde, dan wel, bij gebreke van een nominale waarde, fractiewaarde, van de aandelen van de uitgevende instelling die zij of een vennootschap waarin zij direct of indirect voor meer dan 50% deelneemt, in portefeuille houdt, indien deze aandelen niet afzonderlijk in de balans zijn opgenomen.

§ 5. Gegevens betreffende de activiteiten van de uitgevende instelling

  • 5.1. Beschrijving van de belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling in de laatste drie boekjaren, indien van belang onderverdeeld naar product of dienst en naar geografische markten.

  • 5.2. Beschrijving van nieuwe of voorgenomen activiteiten van de uitgevende instelling, indien van belang onderverdeeld naar product of dienst en naar geografische markten.

  • 5.3. Netto-omzet en resultaat na belastingen in de laatste drie boekjaren, indien van belang onderverdeeld naar categorieën bedrijfsactiviteiten en naar geografische markten.

  • 5.4. Voor activiteiten op het gebied van mijnbouw, olie- en aardgaswinning, steengroeven en soortgelijke activiteiten, een beschrijving van de ligging van de delfstoffen en de economische aspecten van de winning. Indien hiervan een taxatierapport is opgemaakt, wordt een uittreksel hiervan, ondertekend door de deskundige die het rapport heeft opgesteld, in het prospectus opgenomen.

  • 5.5. Indien de in de rubrieken 5.1 tot en met 5.4 genoemde gegevens zijn beïnvloed door uitzonderlijke omstandigheden wordt van die omstandigheden melding gemaakt.

  • 5.6. Afhankelijkheid van de uitgevende instelling van concessies, octrooien of licenties, van industriële, commerciële of financiële overeenkomsten of van nieuwe fabricageprocédés, indien deze factoren van fundamenteel belang zijn voor haar werkzaamheid of rentabiliteit.

  • 5.7. Rechtszaken of arbitrages die een belangrijke invloed kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële en fiscale positie van de uitgevende instelling.

  • 5.8. Onderbrekingen in de activiteiten van de uitgevende instelling die een belangrijke invloed kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op haar financiële positie.

  • 5.9. Met cijfers toegelichte beschrijving van de belangrijkste investeringen, daaronder begrepen belangen in andere ondernemingen, zoals aandelen en obligaties, die zijn gerealiseerd in de drie laatste boekjaren en de reeds verstreken maanden van het lopende boekjaar.

  • 5.10. Gegevens betreffende de belangrijkste in uitvoering zijnde investeringen, met uitsluiting van aan de gang zijnde verwerving van belangen in andere ondernemingen, alsmede gegevens betreffende de geografische verdeling en betreffende de opzet van de financiering van deze investeringen.

  • 5.11. Gegevens betreffende de belangrijkste investeringen in de toekomst waarvoor vaste verbintenissen zijn aangegaan, met uitsluiting van voorgenomen verwerving van belangen in andere ondernemingen.

§ 6. Individuele gegevens betreffende ondernemingen waarvan de uitgevende instelling een deel van het kapitaal bezit dat in belangrijke mate van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van de activa en de passiva, de financiële positie of de resultaten van de uitgevende instelling

  • 6.1 Naam, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien deze laatste afwijkt van die van de statutaire zetel.

  • 6.2 Beschrijving van het doel alsmede van de belangrijkste activiteiten van de onderneming.

  • 6.3 Bedrag van het geplaatste kapitaal.

  • 6.4 Gedeelte van het geplaatste kapitaal in het bezit van de uitgevende instelling en het eventueel op dit gedeelte nog te storten bedrag.

  • 6.5 Resultaat per aandeel uit de normale bedrijfsvoering, na belastingen.

  • 6.6 Bedrag der dividenden door de uitgevende instelling in de loop van het laatste boekjaar ontvangen uit hoofde van het bezit van aandelen.

  • 6.7 Hoogte van de vorderingen en de schulden van de uitgevende instelling tegenover de onderneming, onderverdeeld naar obligaties, overige leningen en schulden alsmede naar leningen en schulden met en leningen en schulden zonder garantie of zekerheid.

  • 6.8 Meest recente gegevens betreffende:

    • a. het totaalbedrag van voorwaardelijke verplichtingen dat door de uitgevende instelling jegens de onderneming is aangegaan; en

    • b. de schulden en gestelde zekerheden waarvoor de uitgevende instelling garant staat binnen de groep waarvan zij deel uitmaakt.

§ 7. Gegevens betreffende het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de uitgevende instelling

  • 7.1 Balansen en winst- en verliesrekeningen over de laatste drie boekjaren, in de vorm van een vergelijkend overzicht opgesteld door de organen van de uitgevende instelling. De toelichting behorende tot de jaarrekening van het laatste boekjaar.

    Bij de verkrijgbaarstelling van het prospectus mogen niet meer dan achttien maanden zijn verstreken sinds de afsluiting van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft.

    Indien de uitgevende instelling zowel een vennootschappelijke als een geconsolideerde jaarrekening opstelt, neemt zij beide in het prospectus op conform de eerste alinea van deze rubriek. Ter zake van de geconsolideerde jaarrekening worden de toegepaste consolidatiegrondslagen vermeld.

  • 7.2 Resultaat na belastingen en hoogte van het dividend per aandeel van de uitgevende instelling, over de laatste drie boekjaren.

    Indien tijdens deze periode van drie boekjaren het aantal aandelen van de uitgevende instelling is gewijzigd ten gevolge van bijvoorbeeld een kapitaalverhoging of -verlaging of een samenvoeging of splitsing van aandelen, worden de resultaten en de dividenden per aandeel zodanig herleid dat zij vergelijkbaar zijn. In dat geval worden de gebruikte omrekeningsformules vermeld.

  • 7.3 Meest recente gegevens betreffende:

    • a. het totaalbedrag van alle leningen en schulden, onderverdeeld naar obligaties, overige leningen en schulden alsmede naar leningen en schulden met en leningen en schulden zonder garantie of zekerheid;

    • b. het totaalbedrag van voorwaardelijke verplichtingen dat door de uitgevende instelling is aangegaan; en

    • c. de schulden en gestelde zekerheden waarvoor de uitgevende instelling garant staat binnen de groep waarvan zij deel uitmaakt.

  • 7.4 Indien tien maanden zijn verstreken sinds de afsluiting van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft, worden halfjaarcijfers in het prospectus opgenomen of daaraan gehecht. Deze halfjaarcijfers worden opgesteld in de vorm van een balans en een winst- en verliesrekening met toelichting en hebben betrekking op de eerste zes maanden na afloop van dat boekjaar. Indien zij niet door een accountant zijn gecontroleerd, wordt dat vermeld.

    Elke belangrijke wijziging in de cijfers na de afsluiting van het laatste boekjaar of na de opstelling van de halfjaarcijfers wordt in het prospectus of in een daaraan gehechte toelichting vermeld.

  • 7.5 Kasstroomoverzicht met betrekking tot de laatste drie boekjaren.

§ 8. Gegevens betreffende het bestuur, de leiding en het toezicht van de uitgevende instelling

  • 8.1 Naam, adres en functie in de uitgevende instelling van de volgende personen, onder vermelding van de belangrijkste door hen buiten de instelling uitgeoefende activiteiten, voor zover deze activiteiten voor de uitgevende instelling van belang zijn:

    • a. leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen;

    • b. beherende vennoten als het een commanditaire vennootschap betreft.

    Ingeval onder a of b sprake is van een rechtspersoon worden tevens vermeld de in de aanhef van deze rubriek genoemde gegevens van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid van deze rechtspersoon bepalen.

  • 8.2 Bezoldigingen en voordelen van leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uitgevende instelling, alsmede aan deze leden verstrekte leningen en afgegeven garanties.

  • 8.3 Naam en adres van de oprichters van de uitgevende instelling, indien de oprichting van de uitgevende instelling vijf jaren of minder aan de verkrijgbaarstelling van het prospectus is vooraf gegaan.

  • 8.4 Totaal aantal aandelen van de uitgevende instelling in het bezit van de leden van haar bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en totaal aantal hun verleende opties op aandelen van de instelling onderscheidenlijk totaal aantal aandelen en verleende opties op aandelen die voor hun rekening en risico worden gehouden door derden.

§ 9. Gegevens betreffende de recente ontwikkeling en de vooruitzichten van de uitgevende instelling

  • 9.1 Algemene gegevens betreffende de gang van zaken bij de uitgevende instelling sinds het afsluiten van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft, in het bijzonder over:

    • a. de belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop, looptijd en omvang van de orderportefeuille; en

    • b. de recente tendensen in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen.

  • 9.2 Beschrijving van de vooruitzichten van de uitgevende instelling voor ten minste de eerste zes maanden na vaststelling van het prospectus.

§ 10. Additioneel voor aandeelbewijzen, optiebewijzen, warrants, inschrijvingen in aandelenregisters, winst- en oprichtersbewijzen, rechten van deelgenootschap, en soortgelijke waardepapieren dan wel rechten

  • 10.1. Gegevens betreffende de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan alsmede wetgeving waaronder de effecten zijn of worden uitgegeven.

  • 10.2. Aantal effecten dat is of, indien dit vooraf is bepaald, wordt uitgegeven, alsmede het nominale bedrag van de emissie. Indien aan de uitgifte een voorplaatsing van effecten is voorafgegaan, wordt het bedrag hiervan vermeld.

  • 10.3. Indien de uitgifte van de effecten gelijktijdig op markten in verschillende landen plaatsvindt, worden deze markten vermeld. Ingeval een gedeelte van de uitgifte aan een bepaalde markt is voorbehouden, wordt dit gedeelte vermeld.

  • 10.4. Gespecificeerde opgave of raming van het totaalbedrag en het bedrag per uitgegeven of uit te geven effect van de aan de uitgifte verbonden kosten, onderverdeeld naar:

    • a. de kosten voor rekening van de inschrijver of koper;

    • b. de provisies en overige vergoedingen voor de financiële tussenpersonen; en

    • c. de overige kosten.

  • 10.5. Voorgenomen bestemmingen van de verwachte opbrengst van de emissie, die resteert na aftrek van het totaalbedrag van de aan de uitgifte verbonden kosten, alsmede het gedeelte van de verwachte opbrengst dat voor elk van de bestemmingen zal worden aangewend.

  • 10.6. Aantal voor verhandeling beschikbare effecten.

  • 10.7. Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, in het bijzonder de omvang van het stemrecht, het recht op uitkering van winst of op een gedeelte van het eventuele saldo bij vereffening alsmede ieder voorkeursrecht.

  • 10.8. Tijdstip waarop de aan de effecten verbonden rechten een aanvang nemen.

  • 10.9. Verjaringstermijn van de dividenden en van de begunstigden van de verjaring.

  • 10.10. Mededeling of de effecten op naam of aan toonder zijn alsmede of beperkingen bestaan in de overdraagbaarheid en verhandelbaarheid van de effecten, onder vermelding van de aard en redenen van deze eventuele beperkingen.

  • 10.11. Aard van de voorkeursrechten van de aandeelhouders of van de beperking of opheffing van deze rechten, onder vermelding van de redenen van de beperking onderscheidenlijk opheffing.

  • 10.12. Wijze van uitoefening van het voorkeursrecht, verhandelbaarheid van de claimrechten, bestemming van niet uitgeoefende claimrechten.

  • 10.13. Uitgifte- of verkoopprijs, onder vermelding van de nominale waarde en het agio of, bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde of het bedrag van de kapitaalverhoging en het agio.

  • 10.14. Motivering van de uitgifte- of verkoopprijs.

  • 10.15. Bedrag van het eigen vermogen per aandeel van de uitgevende instelling voor en na de uitgifte en de toename hiervan als gevolg van de betalingen door de kopers van de desbetreffende aandelen.

  • 10.16. Periode waarin de inschrijving op de effecten openstaat of openstond onderscheidenlijk de plaatsing geschiedt of geschiedde en eventuele mogelijkheden tot vervroegde sluiting. Opgave van de instellingen die zijn belast met het in ontvangst nemen van inschrijvingen. Wijze van en termijnen voor de levering van de effecten alsmede eventuele uitgifte van recepissen. Wijze van betaling, in het bijzonder ten aanzien van de volstorting van niet volgestorte aandelen.

  • 10.17. Beschrijving van de fiscale positie van de aandeelhouder.

  • 10.18. Ingeval natuurlijke personen of rechtspersonen ten opzichte van de uitgevende instelling de emissie overnemen of de plaatsing garanderen, wordt van elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen ten minste het volgende vermeld:

    • a. naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging;

    • b. de omvang van de participatie in de emissie, uitgedrukt in procenten van het nominale bedrag van de emissie;

    • c. de verplichtingen die in het kader van de overneming of het garanderen van de plaatsing van de emissie jegens de uitgevende instelling zijn of worden aangegaan; en

    • d. indien van toepassing, de zakelijke relatie, anders dan op grond van de overeenkomst tot overneming of garantie van de emissie, tot de uitgevende instelling alsmede de aard van die relatie.

    Indien de overneming of plaatsingsgarantie slechts op een deel van de emissie betrekking heeft, wordt het overblijvende deel vermeld.

  • 10.19. Indien effecten van dezelfde categorie als de effecten die zijn of worden uitgegeven reeds op een of meer markten worden verhandeld, worden deze markten vermeld, alsmede de eerste koers dan wel de eerste bied- en laatkoers van elke maand van de laatst verstreken twaalf maanden en de koers van elke dag van de laatst verstreken maand, onder vermelding van de markten waarop deze koersen tot stand zijn gekomen.

  • 10.20. Opgave voor het laatste boekjaar en het lopende boekjaar van:

    • a. de door derden gedane openbare aanbiedingen tot koop of ruil van de aandelen van de uitgevende instelling; en

    • b. de door de uitgevende instelling gedane openbare aanbiedingen tot ruil van de aandelen van een andere vennootschap onder vermelding van de prijs of de ruilwaarde en van het resultaat.

§ 11. Additioneel voor schuldbrieven, inschrijvingen in schuldregisters, en soortgelijke waardepapieren dan wel rechten

  • 11.1. Gegevens betreffende de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan alsmede wetgeving waaronder de effecten zijn of worden uitgegeven.

  • 11.2. Aantal effecten dat is of, indien dit vooraf is bepaald, wordt uitgegeven, alsmede het nominale bedrag van de emissie. Indien aan de uitgifte een voorplaatsing van effecten is voorafgegaan, wordt het bedrag hiervan vermeld.

  • 11.3. Indien de uitgifte van de effecten gelijktijdig op markten in verschillende landen plaatsvindt, worden deze markten vermeld. Ingeval een gedeelte van de uitgifte aan een bepaalde markt is voorbehouden, wordt dit gedeelte vermeld.

  • 11.4. Gespecificeerde opgave of raming van het totaalbedrag en het bedrag per uitgegeven of uit te geven effect van de aan de uitgifte verbonden kosten, onderverdeeld naar:

    • a. de kosten voor rekening van de inschrijver of koper;

    • b. de provisies en overige vergoedingen voor de financiële tussenpersonen; en

    • c. de overige kosten.

  • 11.5. Voorgenomen bestemmingen van de verwachte opbrengst van de emissie, die resteert na aftrek van het totaalbedrag van de aan de uitgifte verbonden kosten, alsmede het gedeelte van de verwachte opbrengst dat voor elk van de bestemmingen zal worden aangewend.

  • 11.6. Gegevens betreffende de leningvoorwaarden, waaronder, voor zover van toepassing, ten minste:

    • a. het nominale bedrag van de lening; indien het bedrag van de lening niet is vastgesteld, wordt daarvan melding gemaakt onder opgave van het tijdstip waarop de vaststelling zal plaatsvinden;

    • b. het rentepercentage en de datum waarop de lening rente gaat dragen; indien meer rentevoeten worden toegepast, worden de voorwaarden voor wijziging vermeld;

    • c. de valuta waar de lening in luidt; indien de lening luidt in rekeneenheden, wordt de regeling daarvan vermeld;

    • d. de optieclausule en een toelichting op de voorwaarden daarvan;

    • e. de coupures, het aantal, de soorten en de nummering der stukken;

    • f. de winstdelingsclausules; en

    • g. de voorkeursrechten.

  • 11.7. Couponvervaldagen.

  • 11.8. Plan van aflossing, onder vermelding van onder meer de maanden waarin wordt geloot, de data waarop wordt afgelost alsmede of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing mogelijk is. Indien dit laatste het geval is, worden de wijze waarop en de voorwaarden waaronder dit kan geschieden alsmede de invloed van vervroegde gedeeltelijke aflossing op de verdere aflossingen vermeld.

  • 11.9. Wijze waarop van de loting en van de al dan niet vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing mededeling wordt gedaan.

  • 11.10. Omschrijving van het bij uitloting toe te passen systeem.

  • 11.11. Mededeling of de effecten op naam of aan toonder zijn alsmede of beperkingen bestaan in de overdraagbaarheid en verhandelbaarheid van de effecten, onder vermelding van de aard en redenen van deze eventuele beperkingen.

  • 11.12. Aard van eventuele voorkeursrechten, verhandelbaarheid van eventuele claimrechten en bestemming van niet uitgeoefende claimrechten.

  • 11.13. Uitgifte- of verkoopprijs, onder vermelding van de nominale waarde.

  • 11.14. Motivering van de uitgifte- of verkoopprijs.

  • 11.15. Effectieve rendement op basis van de uitgiftekoers alsmede gehanteerde berekeningsmethode.

  • 11.16. Periode waarin de inschrijving op de effecten openstaat of openstond onderscheidenlijk de plaatsing geschiedt of geschiedde en eventuele mogelijkheden tot vervroegde sluiting. Opgave van de instellingen die zijn belast met het in ontvangst nemen van inschrijvingen. Wijze van en termijnen voor de levering van de effecten alsmede eventuele uitgifte van recepissen.

  • 11.17. Verjaringstermijn van rente en betaalbaar gestelde hoofdsommen, onder vermelding van de begunstigden van de verjaring alsmede van de aanwijzing van betaalkantoren.

  • 11.18. Beschrijving van de fiscale positie van de houder van de desbetreffende effecten.

  • 11.19. Ingeval natuurlijke personen of rechtspersonen ten opzichte van de uitgevende instelling de emissie overnemen of de plaatsing garanderen, wordt van elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen ten minste het volgende vermeld:

    • a. naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging;

    • b. de gegevens, genoemd in de rubrieken 3, 4, 5, 7, 8 en 9 van deze paragraaf;

    • c. de omvang van de participatie in de emissie, uitgedrukt in procenten van het nominale bedrag van de emissie;

    • d. de verplichtingen die in het kader van de overneming of het garanderen van de plaatsing van de emissie jegens de uitgevende instelling zijn of worden aangegaan; en

    • e. indien van toepassing, de zakelijke relatie tot de uitgevende instelling.

    Indien de overneming of plaatsingsgarantie slechts op een deel van de emissie betrekking heeft, wordt het overblijvende deel vermeld.

  • 11.20. Aard en draagwijdte van de garanties, zekerheden en verplichtingen, die dienen ter verzekering van de aflossing van de effecten en de rentebetaling. De plaatsen in Nederland waar het publiek inzage kan krijgen in de overeenkomsten betreffende deze garanties, zekerheden en verplichtingen.

  • 11.21. Regeling van de trustee of van een andere vertegenwoordiging van de houders van de desbetreffende effecten. Naam en functie onderscheidenlijk naam en zetel van de vertegenwoordiger van de houders van de desbetreffende effecten, voornaamste bepalingen inzake deze vertegenwoordiging en in het bijzonder de bepalingen inzake vervanging van de vertegenwoordiger. Indien de vertegenwoordiger in een zakelijke relatie tot de uitgevende instelling staat, wordt hiervan melding gemaakt. De plaatsen in Nederland waar het publiek inzage kan krijgen in de overeenkomsten betreffende deze vormen van vertegenwoordiging.

  • 11.22. Bedingen inzake achterstelling van de lening ten opzichte van andere schulden van de uitgevende instelling die reeds bestaan of nog zullen worden aangegaan.

  • 11.23. Ten aanzien van converteerbare obligaties worden tevens vermeld:

    • a. de conversiebepalingen en de wijze waarop de conversie van obligaties de aflossing beïnvloedt;

    • b. voor zover van toepassing, de in de rubrieken 10.1 tot en met 10.20 genoemde gegevens voor de aandelen waarin kan worden geconverteerd;

    • c. de bepaling dat per advertentie in een of meer landelijke dagbladen telkens kennis zal worden gegeven van het feit dat gebruik wordt gemaakt van het eventuele recht ingevolge de voorwaarden de geconverteerde stukken, anders dan door deelneming aan de lotingen, in mindering te brengen op door loting voor aflossing aan te wijzen stukken. Daarbij wordt vermeld dat deze kennisgeving ten minste tien dagen voor de datum waarop de loting plaatsvindt zal geschieden alsmede welke wijziging het aantal uit te loten stukken daardoor ondergaat onderscheidenlijk dat de aflossing door loting geheel achterwege blijft; en

    • d. indien de instelling die de aandelen uitgeeft niet de instelling is die de converteerbare obligaties uitgeeft, de in de rubrieken 2.1, 2.2 en 3.1 tot en met 9.2 genoemde gegevens betreffende de instelling die de aandelen uitgeeft.

  • 11.24. Ten aanzien van effecten waarvan rente en aflossing door een of meer rechtspersonen zijn gegarandeerd, bevat het prospectus over de garant of garanten tevens de in de rubrieken 2.1, 2.2 en 3.1 tot en met 9.2 genoemde gegevens.

Hoofdstuk II. Gegevens voor certificaten van aandelen en soortgelijke waardepapieren

§ 12. Gegevens betreffende de instelling die de certificaten uitgeeft

  • 12.1. Naam, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien deze laatste afwijkt van die van de statutaire zetel.

  • 12.2. Datum van oprichting en duur van de uitgevende instelling indien zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

  • 12.3. Wetgeving die op de instelling die de certificaten afgeeft van toepassing is en rechtsvorm die zij in het kader van deze wetgeving heeft.

  • 12.4. Bedrag van het geplaatste kapitaal, alsmede aantal en categorieën van de aandelen waarin het geplaatste kapitaal is verdeeld, onder vermelding van hun belangrijkste kenmerken.

  • 12.5. Opgave van de houders van het kapitaal.

  • 12.6. Naam, adres en functie in de uitgevende instelling van de volgende personen, onder vermelding van de belangrijkste door hen buiten de instelling uitgeoefende activiteiten, voor zover deze activiteiten voor de uitgevende instelling van belang zijn:

    • a. leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen;

    • b. beherende vennoten als het een commanditaire vennootschap betreft.

    Ingeval onder a of b sprake is van een rechtspersoon worden tevens vermeld de in de aanhef van deze rubriek genoemde gegevens van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid van deze rechtspersoon bepalen.

  • 12.7. Doel van de uitgevende instelling. Indien de uitgifte van certificaten niet het enige doel is, beschrijving van de aard der overige activiteiten onder speciale vermelding van die welke een zuiver fiduciair karakter hebben.

  • 12.8. Indien de uitgevende instelling een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, de datum en het nummer van de laatstverkregen ministeriële verklaring van geen bezwaar op de statuten, het nummer van inschrijving in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

  • 12.9. Samenvatting van de jaarrekening over het laatst afgesloten boekjaar. Indien tien maanden zijn verstreken sinds de afsluiting van het boekjaar waarop de laatstgepubliceerde jaarrekening betrekking heeft, worden halfjaarcijfers in het prospectus opgenomen of daaraan gehecht. Deze halfjaarcijfers worden opgesteld in de vorm van een balans en een winst- en verliesrekening met toelichting en hebben betrekking op de eerste zes maanden na afloop van dat boekjaar. Indien zij niet door een accountant zijn gecontroleerd, wordt dat vermeld. Opgave van de plaatsen in Nederland waar de jaarrekening over het laatst afgesloten boekjaar alsmede de statuten van de uitgevende instelling ter inzage liggen.

    Elke belangrijke wijziging in de cijfers na de afsluiting van het laatste boekjaar of na de opstelling van de halfjaarcijfers wordt in het prospectus of in een daaraan gehechte toelichting vermeld.

§ 13. Gegevens betreffende de certificaten

  • 13.1. Opgave van de regels voor de uitgifte van de certificaten, onder vermelding van datum en plaats van publicatie.

  • 13.2. Beschrijving van de aan de oorspronkelijke effecten verbonden rechten, in het bijzonder de omvang van het stemrecht, het recht op uitkering van winst of op een gedeelte van het eventuele saldo bij vereffening alsmede ieder voorkeursrecht. De regels volgens welke de uitgevende instelling deze rechten uitoefent en maatregelen bedoeld voor het verkrijgen van instructies van de houders van certificaten.

  • 13.3. Bankgaranties of andere garanties die aan de certificaten verbonden zijn en die ertoe strekken de nakoming van verplichtingen van de uitgevende instellingen te verzekeren.

  • 13.4. Mogelijkheid van omwisseling van de certificaten in oorspronkelijke stukken en regels voor deze omwisseling.

  • 13.5. Bedrag der provisies en kosten ten laste van de houder inzake:

    • a. de uitgifte van de certificaten;

    • b. de verzilvering van de dividendbewijzen;

    • c. het creëren van extra certificaten;

    • d. de omwisseling van certificaten tegen oorspronkelijke stukken; en

    • e. de overige kosten.

  • 13.6. Gegevens betreffende het aantal voor verhandeling beschikbare certificaten alsmede betreffende de verhandelbaarheid en overdraagbaarheid van de certificaten.

  • 13.7. Gegevens betreffende alle belastingen en heffingen die ten laste van de houders kunnen worden geheven in de landen waar de certificaten worden uitgegeven.

Hoofdstuk III. Gegevens voor opties, rechten op overdracht op termijn van goederen, en soortgelijke rechten

§ 14. Gegevens betreffende de personen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus

  • 14.1. Naam en functie van de natuurlijke personen onderscheidenlijk naam en zetel van de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus of, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld.

    Ingeval een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het prospectus of een gedeelte daarvan, worden tevens naam en functie vermeld van de natuurlijke personen die uiteindelijk het beleid van deze rechtspersoon bepalen.

  • 14.2. Verklaring van de in de rubriek 14.1 bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het prospectus of in het gedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

§ 15. Gegevens betreffende de accountant die ter zake van de in het prospectus opgenomen gegevens mededelingen heeft gedaan alsmede betreffende de aard van deze mededelingen

  • 15.1. Naam, adres en woonplaats, dan wel plaats van vestiging, van de accountant die ter zake van de in het prospectus opgenomen gegevens mededelingen heeft gedaan.

  • 15.2. Mededeling van de accountant dat het prospectus, voor zover van toepassing, de in de rubrieken 14.1 tot en met 21.7 genoemde gegevens bevat, alsmede de gegevens die zijn vereist op grond van de door de toezichthoudende autoriteit ingevolge artikel 2, vijfde lid, van het besluit gestelde regels.

§ 16. Algemene gegevens betreffende de uitgevende instelling

  • 16.1. Naam, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien deze laatste afwijkt van die van de statutaire zetel.

  • 16.2. Datum van oprichting en duur van de uitgevende instelling indien zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan, alsmede de datum waarop de statuten laatstelijk zijn gewijzigd.

  • 16.3. Wetgeving die op de uitgevende instelling van toepassing is en rechtsvorm die zij in het kader van deze wetgeving heeft.

  • 16.4. Doel van de uitgevende instelling en verwijzing naar de artikelen van de statuten waarin dit wordt omschreven, alsmede de statutaire bepalingen betreffende wijziging van de statuten.

  • 16.5. Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, een beknopte beschrijving van die groep en van de plaats die zij daarbinnen inneemt.

  • 16.6. Indien de uitgevende instelling een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, de datum en het nummer van de laatst verkregen ministeriële verklaring van geen bezwaar op de statuten, het nummer van inschrijving in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

  • 16.7. Opgave van de plaatsen in Nederland waar inzage mogelijk is in de in het prospectus genoemde documenten betreffende de uitgevende instelling, alsmede, voor zover de volgende documenten niet in het prospectus zijn opgenomen, opgave van de plaatsen in Nederland waar het laatstverschenen jaarverslag, de jaarrekeningen, de halfjaarcijfers en de statuten verkrijgbaar zijn.

  • 16.8. Gegevens betreffende de fiscale positie van de uitgevende instelling.

§ 17. Gegevens betreffende het kapitaal van de uitgevende instelling

  • 17.1. Bedrag van het geplaatste kapitaal, alsmede aantal en categorieën van de aandelen waarin het geplaatste kapitaal is verdeeld, onder vermelding van hun belangrijkste kenmerken. Het nog te storten gedeelte van het geplaatste kapitaal, onder vermelding van het aantal of de totale nominale waarde en de aard van de niet volgestorte aandelen, in voorkomend geval onderverdeeld naar het percentage van storting.

  • 17.2. Gespecificeerde opgave van de groei of afname van het geplaatste kapitaal van de uitgevende instelling in de laatste drie jaren, alsmede een beschrijving van de factoren die hiervoor de grondslag vormen of vormden.

  • 17.3. Naam en adres van de natuurlijke personen onderscheidenlijk naam en zetel van de rechtspersonen die, direct of indirect, afzonderlijk of gezamenlijk zeggenschap over de uitgevende instelling uitoefenen of kunnen uitoefenen, alsmede het bedrag van het in hun bezit zijnde deel van het kapitaal waaraan stemrecht is verbonden.

    Indien de zeggenschap wordt of kan worden uitgeoefend door een rechtspersoon worden tevens de namen vermeld van degenen aan wie een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in die rechtspersoon toekomt dan wel, ingeval bedoeld recht in een aandeel is belichaamd en toekomt aan een vennootschap, vereniging of stichting, de namen van de bestuurders van die rechtspersoon.

  • 17.4. Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, de houders van een gekwalificeerde deelneming.

§ 18. Gegevens betreffende de activiteiten van de uitgevende instelling

  • 18.1. Beschrijving van de belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling in de laatste drie boekjaren, indien van belang onderverdeeld naar product of dienst en naar geografische markten.

  • 18.2. Netto-omzet en resultaat na belastingen in de laatste drie boekjaren, indien van belang onderverdeeld naar categorieën bedrijfsactiviteiten en naar geografische markten.

  • 18.3. Rechtszaken of arbitrages die een belangrijke invloed kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële en fiscale positie van de uitgevende instelling.

  • 18.4. Onderbrekingen in de activiteiten van de uitgevende instelling die een belangrijke invloed kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op haar financiële positie.

  • 18.5. Met cijfers toegelichte beschrijving van de belangrijkste investeringen, daaronder begrepen belangen in andere ondernemingen, zoals aandelen en obligaties, die zijn gerealiseerd in de drie laatste boekjaren en de reeds verstreken maanden van het lopende boekjaar.

§ 19. Gegevens betreffende de recente ontwikkeling en de vooruitzichten van de uitgevende instelling

  • 19.1. Algemene gegevens betreffende de gang van zaken bij de uitgevende instelling sinds het afsluiten van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft, in het bijzonder over:

    • a. de belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop, looptijd en omvang van de orderportefeuille; en

    • b. de recente tendensen in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen.

  • 19.2. Beschrijving van de vooruitzichten van de uitgevende instelling voor ten minste de eerste zes maanden na vaststelling van het prospectus.

§ 20. Gegevens betreffende het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de uitgevende instelling, voor zover deze gegevens niet in de jaarrekening zijn vermeld

  • 20.1. Balansen en winst- en verliesrekeningen over de laatste drie boekjaren, in de vorm van een vergelijkend overzicht opgesteld door de organen van de uitgevende instelling. De toelichting behorende tot de jaarrekening van het laatste boekjaar.

    Bij de verkrijgbaarstelling van het prospectus mogen niet meer dan achttien maanden zijn verstreken sinds de afsluiting van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft.

    Indien de uitgevende instelling zowel een vennootschappelijke als een geconsolideerde jaarrekening opstelt, neemt zij beide in het prospectus op conform de eerste alinea van deze rubriek. Ter zake van de geconsolideerde jaarrekening worden de toegepaste consolidatiegrondslagen vermeld.

  • 20.2. Resultaat na belastingen en hoogte van het dividend per aandeel van de uitgevende instelling, over de laatste drie boekjaren.

    Indien tijdens deze periode van drie boekjaren het aantal aandelen van de uitgevende instelling is gewijzigd ten gevolge van bijvoorbeeld een kapitaalverhoging of -verlaging of een samenvoeging of splitsing van aandelen, worden de resultaten en de dividenden per aandeel zodanig herleid dat zij vergelijkbaar zijn. In dat geval worden de gebruikte omrekeningsformules vermeld.

  • 20.3. Meest recente gegevens betreffende:

    • a. het totaalbedrag van alle leningen en schulden, onderverdeeld naar obligaties, overige leningen en schulden alsmede naar leningen en schulden met en leningen en schulden zonder garantie of zekerheid;

    • b. het totaalbedrag van voorwaardelijke verplichtingen dat door de uitgevende instelling is aangegaan; en

    • c. de schulden en gestelde zekerheden waarvoor de uitgevende instelling garant staat binnen de groep waarvan zij deel uitmaakt.

  • 20.4. Indien tien maanden zijn verstreken sinds de afsluiting van het boekjaar waarop de laatst gepubliceerde jaarrekening betrekking heeft, worden halfjaarcijfers in het prospectus opgenomen of daaraan gehecht. Deze halfjaarcijfers worden opgesteld in de vorm van een balans en een winst- en verliesrekening met toelichting en hebben betrekking op de eerste zes maanden na afloop van dat boekjaar. Indien zij niet door een accountant zijn gecontroleerd, wordt dat vermeld.

    Elke belangrijke wijziging in de cijfers na de afsluiting van het laatste boekjaar of na de opstelling van de halfjaarcijfers wordt in het prospectus of in een daaraan gehechte toelichting vermeld.

  • 20.5. Kasstroomoverzicht met betrekking tot de laatste drie boekjaren.

§ 21. Additioneel voor opties en soortgelijke rechten

  • 21.1. Beschrijving van de optie als beleggingsinstrument, waarbij ten minste worden gespecificeerd:

    • a. de rechten en verplichtingen die aan de optie zijn verbonden;

    • b. de factoren die de prijs van de optie bepalen alsmede de wijze waarop publicatie omtrent de prijsvorming van de opties plaatsvindt; en

    • c. de functie van de optie.

  • 21.2. Onderliggende waarde waarop het optiecontract betrekking heeft.

  • 21.3. Handelseenheid, afloopdatum en uitoefenprijs van het optiecontract.

  • 21.4. Specificatie van de zekerheden of het onderpand tot dekking van alle verplichtingen die uit het optiecontract kunnen voortvloeien, alsmede de wijze waarop de zekerheden of het onderpand moeten worden gedeponeerd.

  • 21.5. Beschrijving van de procedure bij uitoefening van de optie, in het bijzonder bij de uitvoering van de leverings- en betalingsverplichtingen die bij uitoefening ontstaan, alsmede een specificatie van de kosten die hieraan verbonden zijn en een opgave voor wiens rekening deze kosten zijn.

  • 21.6. Valuta waarin het optiecontract luidt.

  • 21.7. Verhandelbaarheid van het optiecontract. Indien verhandeling op een gereglementeerde markt plaatsvindt, een beschrijving van deze markt. Indien verhandeling niet op een gereglementeerde markt plaatsvindt, wordt hiervan melding gemaakt. In beide gevallen wordt een beschrijving gegeven van de personen en instellingen die in deze effecten een markt onderhouden.

§ 22. Additioneel voor rechten op overdracht op termijn van goederen

  • 22.1. Beschrijving van het termijncontract als beleggingsinstrument, waarbij ten minste worden gespecificeerd:

    • a. de rechten en verplichtingen die aan het termijncontract zijn verbonden;

    • b. de factoren die de prijs van het termijncontract bepalen alsmede de wijze waarop publikatie omtrent de prijsvorming van de termijncontracten plaatsvindt; en

    • c. de functie van het termijncontract.

  • 22.2. Onderliggende waarde waarop het termijncontract betrekking heeft.

  • 22.3. Handelseenheid, afloopdatum en uitoefenprijs van het termijncontract.

  • 22.4. Leveringscondities die uit het termijncontract voortvloeien, zoals de kalendermaanden waarin levering plaats kan vinden, de plaats van levering, de bijkomende kosten die aan het aangaan en de uitvoering van het contract zijn verbonden alsmede voor wiens rekening die kosten zijn.

  • 22.5. Specificatie van de zekerheden of het onderpand tot dekking van alle verplichtingen die uit het termijncontract kunnen voortvloeien, alsmede de wijze waarop de zekerheden of het onderpand moeten worden gedeponeerd.

  • 22.6. Valuta waarin het termijncontract luidt.

  • 22.7. Verhandelbaarheid van het termijncontract. Indien verhandeling op een gereglementeerde markt plaatsvindt, een beschrijving van deze markt. Indien verhandeling niet op een gereglementeerde markt plaatsvindt, wordt hiervan melding gemaakt. In beide gevallen wordt een beschrijving gegeven van de personen en instellingen die in deze effecten een markt onderhouden.

TOELICHTING

Algemeen

De Wet financiële markten BES (Wfm BES) regelt het toezicht op de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De wet beoogt ervoor te zorgen dat in de openbare lichamen werkzame financiële ondernemingen financieel solide, betrouwbaar en stabiel zijn, en dat zij hun klanten goed voorlichten over hun producten en diensten en tegenover hen ook verder de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. Belangrijk is ook dat de financiële sector integer is en niet wordt gebruikt voor het witwassen van geld, de financiering van terrorisme of andere illegale activiteiten. Een aantal van de bepalingen van de Wfm BES is nader uitgewerkt in het Besluit financiële markten BES (Bfm BES).

De wet en het besluit bevatten grondslagen voor een verdere uitwerking van sommige bepalingen bij ministeriële regeling. De onderhavige regeling geeft invulling aan die grondslagen, en is als volgt opgebouwd. Paragraaf 1 bevat een definitie, en regelt daarnaast de doorberekening van toezichtkosten aan onder toezicht staande instellingen en andere betrokken marktpartijen. Ook worden in paragraaf 1 enkele vrijstellingen geregeld. Paragraaf 2 geeft invulling aan een aantal specifieke grondslagen in het besluit en de wet. Paragraaf 3 heeft betrekking op de informatie over de betaler die bij geldovermakingen moet worden bijgevoegd. Paragraaf 4 ten slotte bevat een overgangsregeling voor categorieën financiële ondernemingen die onder de Wfm BES voor het eerst vergunningplichtig worden. Verder regelt deze paragraaf de inwerkingtreding en de citeertitel van de regeling.

De gevolgen van de toezichtregels voor het bedrijfsleven zijn uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wfm BES en in de nota van toelichting bij het Bfm BES. De onderhavige regeling heeft geen zelfstandige gevolgen voor het bedrijfsleven en leidt niet tot aanpassing van de in die stukken weergegeven analyse.

De regeling is, net als de Wfm BES en het Bfm BES, tot stand gekomen in overleg met de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Ook de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en organisaties van marktpartijen zijn bij de totstandkoming betrokken geweest. Dit heeft eraan bijgedragen dat de bepalingen in deze regeling steeds zo goed mogelijk zijn afgestemd op de kenmerken van de lokale markt en waar mogelijk aansluiten bij soortgelijke regels in Curaçao en Sint Maarten.

Artikelsgewijs

§ 1.Inleidende bepalingen

Artikel 1:1 (begripsbepalingen)

Artikel 1:1 bevat slechts een definitie, die geen toelichting behoeft. Er is voor gekozen de definities van enkele andere begrippen, die alleen relevant zijn binnen de context van de paragraaf over geldovermakingen, in de desbetreffende paragraaf op te nemen (zie artikel 3:1).

Artikel 1:2 (tarieven eenmalige toezichtkosten)
Eerste lid en bijlage 1

Artikel 1:10, eerste lid, van de Wfm BES bepaalt dat de aanvrager van een beschikking op grond van de wet voor de behandeling van zijn aanvraag een vergoeding verschuldigd is aan de desbetreffende toezichtautoriteit. De van toepassing zijnde tarieven worden ingevolge artikel 1:10, derde lid, van de wet bij ministeriële regeling vastgesteld. Zij zijn, op grond van artikel1:2, eerste lid, opgenomen in bijlage 1. In deze bijlage worden de volgende soorten beschikkingen onderscheiden, af te geven door DNB dan wel de AFM:

  • een vergunning, zoals vereist ingevolge artikel 2:1, 2:2 of 2:3 van de wet;

  • wijziging van een vergunning;

  • controle van een notificatie;

  • toetsing van beleidsbepalers en medebeleidsbepalers, met dien verstande dat voor de toetsing geen vergoeding verschuldigd is als deze onderdeel vormt van een vergunningaanvraag, en evenmin in het geval van hertoetsing van een zittende bestuurder of commissaris;

  • een ontheffing;

  • een verklaring van geen bezwaar;

  • goedkeuring van een prospectus.

De hoogte van de tarieven weerspiegelt de tijd en inspanning die gemoeid is met de beoordeling van de aanvraag door de bevoegde toezichtautoriteit. Daarnaast is rekening gehouden met de draagkracht van de aanvrager, mede om te voorkomen dat de tarieven een te hoge toelatingsdrempel zouden vormen. Het feit dat een natuurlijk persoon voor dezelfde beschikking een lagere vergoeding verschuldigd is dan een rechtspersoon heeft met beide overwegingen te maken: de aanvraag zal in het eerste geval eenvoudiger te beoordelen zijn, terwijl ook de draagkracht van een natuurlijk persoon (eenmansbedrijf) lager is dan die van een rechtspersoon zoals een bank.

Bij de door DNB te hanteren tarieven geldt een onderscheid tussen financiële ondernemingen met zetel in de openbare lichamen en met zetel in het buitenland. In het laatste geval is het tarief de helft lager. Dit doet recht aan het feit dat het zwaartepunt van het prudentieel toezicht dan berust bij de toezichthoudende instantie van het land van herkomst (lees: de CBCS). Een dergelijk onderscheid is niet aan de orde bij de tarieven van de AFM, aangezien gedragstoezicht naar zijn aard juist de verantwoordelijkheid van het gastland is, en in dit geval dus van de AFM. De plaats van de zetel is daarbij niet of minder relevant.

Tweede en derde lid

Het tweede lid bepaalt dat de vergoeding voor zover mogelijk bij vooruitbetaling verschuldigd is. Het derde lid bevat een hardheidsclausule die het de toezichtautoriteit in bijzondere situaties mogelijk maakt af te wijken van de voorgeschreven tarieven. Daarvan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als het toepasselijke tarief in een bepaald geval een onbillijke toetredingsdrempel zou vormen. Het ligt in de rede dat de toezichtautoriteit de hardheidsclausule met terughoudendheid toepast.

Artikel 1:3 (tarieven doorlopende toezichtkosten)

Op grond van artikel 1:11, eerste lid, van het besluit zijn financiële ondernemingen die onder toezicht staan van DNB of de AFM jaarlijks een vergoeding verschuldigd voor de kosten van het doorlopend toezicht. De daarbij toe te passen tarieven zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling. In de bijlage wordt onderscheid gemaakt tussen de door DNB respectievelijk de AFM in rekening te brengen vergoedingen, en voor wat betreft DNB, tussen financiële ondernemingen met zetel in de openbare lichamen respectievelijk met zetel in het buitenland. Dit onderscheid is reeds toegelicht bij artikel 1:2, eerste lid. Datzelfde geldt voor het onderscheid tussen rechtspersonen en natuurlijke personen als het gaat om bemiddelaars en kredietaanbieders.

Voor kredietinstellingen en voor levens- en schadeverzekeraars houdt bijlage 2 tevens rekening met de omvang van de activiteiten. Daarmee wordt recht gedaan aan het feit dat een kredietinstelling met zetel in de openbare lichamen zowel een, naar verhouding, grote bank kan zijn als een kleine kredietvereniging. Het is passend dat daarmee bij het vaststellen van de tarieven rekening wordt gehouden. Ook bijkantoren kunnen in omvang verschillen, met dien verstande dat de omvang van hun activiteiten is gemaximeerd door artikel 2:17 van het besluit en artikel 2:1 van deze regeling. Net als de in die artikelen neergelegde bijkantorengrens zijn de in bijlage 2 opgenomen tarieven voor kredietinstellingen afhankelijk van de som van de toevertrouwde middelen per ultimo van het laatst afgesloten boekjaar, en die voor levens- en schadeverzekeraars van de omvang van de bruto premies over het laatst afgesloten boekjaar. Ter wille van de eenvoud is gekozen voor een staffel, waardoor pas een hoger tarief gaat gelden als een kredietinstelling of verzekeraar in een hogere bandbreedte terecht komt. Een voorbeeld moge een en ander illustreren.

Kredietinstelling X is in de BES actief door middel van een bijkantoor met toevertrouwde middelen ter waarde van (zeg) USD 23 miljoen. Het bijkantoor valt dan in de bandbreedte USD 20-25 miljoen, waarvoor een tarief geldt van 4 x USD 500 = USD 2.000. Wanneer sprake is van twee vestigingen van dezelfde kredietinstelling in de openbare lichamen tellen deze samen als één bijkantoor. In dat geval is het tarief afhankelijk van de bij beide vestigingen gezamenlijk aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito’s.

Voor kredietinstellingen en levens- en schadeverzekeraars geldt een minimumtarief van USD 2.000 als de onderneming haar zetel in de openbare lichamen heeft, en van USD 1.000 als de zetel zich in het buitenland bevindt. Voor het geval zij hun zetel in de openbare lichamen hebben is tevens een maximumtarief vastgesteld, om te voorkomen dat de jaarlijkse vergoeding tot een onredelijk bedrag zou oplopen. In het geval van bijkantoren is het niet nodig een maximum vast te stellen, gelet op de in de artikelen 2:1 en 2:2 neergelegde bijkantorengrens.

Voor andere categorieën dan kredietinstellingen en levens- en schadeverzekeraars is afgezien van een heffing op basis van omvang van de activiteiten. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat het aantal financiële ondernemingen in die categorieën gering is, waardoor er minder behoefte bestaat aan differentiëring. Daarnaast betekent het hanteren van een omvangsmaatstaf dat voorafgaand aan het opleggen van de heffing de toezichtautoriteit geïnformeerd moet worden over de hoogte van die maatstaf bij de desbetreffende onderneming. Dit zou tot administratieve lasten leiden en het systeem onnodig complex maken. Voor kredietinstellingen en verzekeraars geldt dit bezwaar niet, omdat zij ingevolge artikel 5:4 van het besluit al gehouden zijn opgave te doen van de omvang van hun toevertrouwde middelen respectievelijk bruto premies.

Artikel 1:4 (vrijstelling assurantiebemiddelaars)

Artikel 1:4 heeft betrekking op het bemiddelen in verzekeringen en voorziet in vrijstellingen in twee situaties. Onderdeel a bevat een vrijstelling voor assurantiebemiddelaars waarvan de werkzaamheden slechts bestaan uit het behandelen van schade of de incasso van premies. Er is in dat geval sprake van bemiddelingsactiviteiten, aangezien daartoe ook behoort het assisteren bij het beheer of de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten (zie de definitie van bemiddelen, onderdeel c, in artikel 1:1 van de wet). Het is echter niet de bedoeling eisen te stellen aan deze activiteiten als deze worden verricht door iemand die niet betrokken is of was bij de totstandkoming van zulke overeenkomsten.

Onderdeel b regelt het bemiddelen in reis- en annuleringsverzekeringen door reisbureaus en reisorganisaties. Overwogen is dat het hierbij gaat om in sterke mate gestandaardiseerde producten waarvoor algemene assurantiekennis minder noodzakelijk is. Op grond van onderdeel b is voor deze vorm van bemiddeling geen vergunning als bemiddelaar vereist, mits ten minste een bij het reisbureau of de reisorganisatie werkzame persoon beschikt over een relevante opleiding op het gebied van reis- en annuleringsverzekeringen of daaraan gelijk te stellen ervaring.

Artikel 1:5 (vrijstelling kredietinstellingen en verzekeraars)

Dit artikel stelt kredietinstellingen en verzekeraars met zetel in het buitenland vrij van het indienen van de ingevolge artikel 5:5, eerste lid, respectievelijk artikel 5:6, eerste lid, van het besluit voorgeschreven periodieke rapportagestaten ten behoeve van het prudentieel toezicht. Dit is in overeenstemming met de wijze waarop het prudentieel toezicht op deze categorieën financiële ondernemingen in de wet is vormgegeven. Op grond van artikel 3:20 van de wet worden zij vermoed te voldoen aan de wettelijke eisen inzake minimumvermogen, solvabiliteit en liquiditeit indien zij in de staat van zetel – in het algemeen Curaçao of Sint Maarten – onder prudentieel toezicht staan. Het is dan niet nodig dat zij rapportagestaten indienen bij de Nederlandsche Bank. Dit is slechts anders als de Nederlandsche Bank reden zou hebben te twijfelen aan het bewijsvermoeden van artikel 3:20. Zij kan dan op grond van artikel 5:5, vierde lid, van het besluit – waarvoor de vrijstelling niet geldt – in een individueel geval besluiten dat de betrokken kredietinstelling of verzekeraar periodiek moet melden of haar (zijn) solvabiliteit dan wel liquiditeit zich nog boven een door de Nederlandsche Bank vastgestelde signaleringswaarde bevindt.

§ 2 Bepalingen betreffende specifieke categorieën financiële ondernemingen

Artikel 2:1 (bijkantorengrens kredietinstellingen en verzekeraars)

Op grond van artikel 2:17 van het Bfm BES mogen kredietinstellingen en verzekeraars alleen in de openbare lichamen werkzaam zijn door middel van een bijkantoor als aan de in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden houdt in dat alleen kleine bijkantoren worden toegelaten. Een bijkantoor van een kredietinstelling is klein als de toevertrouwde middelen per ultimo van het laatst afgesloten boekjaar niet meer bedroegen dan USD 90 miljoen (eerste lid). Een bijkantoor van een verzekeraar is klein als de bruto premies over het afgelopen boekjaar niet meer bedroegen dan USD 5 miljoen (tweede lid). Wanneer een kredietinstelling of een verzekeraar meer dan een vestiging in de openbare lichamen heeft, worden de vestigingen tezamen als één bijkantoor beschouwd.

Artikel 2:2 (erkende assurantiediploma’s)

Assurantiebemiddelaars dienen, evenals (onder)gevolmachtigde agenten, te beschikken over de voor een goede uitoefening van hun werkzaamheden vereiste vakbekwaamheid. Deze vakbekwaamheid moet blijken uit het bezit van een relevant assurantiediploma (artikel 3:4 van het besluit). artikel 2:2 bevat een lijst van erkende diploma’s voor het bemiddelen in levensverzekeringen (eerste lid) respectievelijk schadeverzekeringen (tweede lid). Deze lijst komt overeen met die in artikel 1.1 van de Regeling financiële markten BES 2010 (Stcrt. 2010, 14 616).

Artikel 2:3 (gegevens en bescheiden trustkantoren)

In artikel 2:3 zijn enkele gegevens en bescheiden benoemd met betrekking tot de organisatie van het trustkantoor die het trustkantoor beschikbaar dient te houden voor de toezichtautoriteit. Dit artikel is grotendeels ontleend aan bijlage B van de Regeling integriteit financiële markten BES (Stcrt. 2010, 14 617), die op haar beurt is geënt op de opsomming ter zake in de Voorschriften ter uitvoering van de artikelen 3 lid 2, 8 lid 2 en 11 lid 1 van de Landsverordening Toezicht Trustwezen. Nieuw is onderdeel n dat ziet op de zeggenschapsstructuur en zeggenschapsverhoudingen van het trustkantoor en de groep waartoe het behoort. Dit onderdeel is ontleend aan artikel 17, onderdeel d, van de (Europees Nederlandse) Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren.

Artikel 2:4 (prospectus beleggingsinstellingen)

Op grond van artikel 6:3 van het besluit dient het door een beleggingsinstelling beschikbaar te stellen prospectus ten minste de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens te bevatten. Een opsomming van deze gegevens is opgenomen in bijlage 3. Zij hebben achtereenvolgens betrekking op 1) de personen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus, 2) de accountant die de jaarrekening van de beleggingsinstelling heeft gecontroleerd en, in voorkomend geval, de (externe) accountant die bepaalde gegevens in het prospectus heeft gecontroleerd, 3) de beleggingsinstelling zelf, 4) de beheerder en 5) de bewaarder. Het prospectus dient aldus inzicht te bieden in alle relevante kenmerken van de beleggingsinstelling, opdat beleggers hun beleggingsbeslissingen daarop kunnen baseren.

Artikel 2:5 (normbedragen kredietwaardigheidstoets)

De kredietwaardigheidstoets als bedoeld in artikel 7:17 van het besluit is gebaseerd op een rekenmodel, aan de hand waarvan kan worden berekend wat het maximale krediet is waarvoor een kredietaanvrager in aanmerking komt, gegeven zijn inkomen en de samenstelling van zijn huishouden. Een van de variabelen in het model is het normbedrag, dat wil zeggen de vaste (niet inkomensafhankelijke) component van de kosten van levensonderhoud behorende bij een bepaalde samenstelling van het huishouden. Eveneens van belang zijn de forfaitaire woonlasten die in de normbedragen zijn begrepen. De feitelijke woonlasten van de kredietaanvrager zullen in de praktijk vaak afwijken van deze standaardbedragen. Het rekenmodel houdt daar rekening mee: door de forfaitaire (standaard) woonlasten te vervangen door de werkelijke woonlasten van de kredietaanvrager wordt het normbedrag omgezet in het voor de aanvrager geldende leefbedrag. De netto-inkomsten van de aanvrager en het leefbedrag bepalen tezamen de voor betaling van rente en aflossing (van het nieuwe en eventueel al lopend krediet) beschikbare financieringsruimte (artikel 7:17, derde lid, van het besluit).

De toepasselijke normbedragen worden ingevolge artikel 7:17, zesde lid, van het besluit vastgesteld bij ministeriële regeling. artikel 2:5 voorziet daarin. De in de tabel opgenomen normbedragen zijn afgeleid van de tabel in de nota van toelichting bij het Bfm BES (artikel 7:17, zesde lid), die betrekking had op 2010. Zij zijn verhoogd met de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde stijging van de consumentenprijzen in 2011. Deze stijging bedroeg 5,37 % voor Bonaire, 9,91 % voor Sint Eustatius en 6,41 % voor Saba. Door toepassing van deze percentages gelden voor de drie openbare lichamen verschillende normbedragen.

Artikel 2:6 (prospectus bij aanbieden effecten)

Wanneer in de openbare lichamen effecten worden aangeboden aan het publiek of worden toegelaten tot de handel op een in de openbare lichamen gehouden effectenbeurs, dient een door de AFM goedgekeurd prospectus verkrijgbaar te zijn dat beleggers in staat stelt zich een goed oordeel te vormen over de uitgevende instelling en de uitgegeven effecten (artikel 5:19 tot en met 5:21 van de wet). Ingevolge artikel 8:1 van het besluit wordt bij ministeriële regeling bepaald welke gegevens het prospectus ten minste dient te bevatten. Deze gegevens zijn opgenomen in bijlage 4. In de bijlage wordt, overeenkomstig artikel 8:1, eerste lid, van het besluit, onderscheid gemaakt naar verschillende soorten effecten.

Artikel 2:7 (erkende effectenbeurzen)

Artikel 2:7 bepaalt welke effectenbeurzen worden aangemerkt als erkende effectenbeurzen in de zin van artikel 6:1, eerste lid, van de wet. De lijst komt overeen met de lijst die was opgenomen in artikel 4.1 van de Regeling financiële markten BES 2010, met dien verstande dat daaraan de in Curaçao werkzame Dutch Caribbean Securities Exchange is toegevoegd. Daar was aanleiding toe, nu deze beurs over de vereiste vergunning beschikt en begin 2011 officieel van start is gegaan.

§ 3. Informatie over betaler bij geldovermakingen

Paragraaf 3 komt overeen met paragraaf 4, artikelen 24 tot en met 37, van de Regeling integriteit financiële markten BES (Stcrt. 2010, 14 617). De in deze paragraaf opgenomen bepalingen geven uitvoering aan artikel 4:19 van de wet, op grond waarvan kredietinstellingen, geldtransactiekantoren en elektronischgeldinstellingen verplicht zijn bij geldovermakingen informatie over de betaler bij te voegen. Met deze bepalingen wordt invulling gegeven aan FATF-aanbevelingen ter zake1. De bewoordingen zijn grotendeels ontleend aan de Europese verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler2.

In Curaçao en Sint Maarten zijn soortgelijke regels opgenomen in beleidsregels van de CBCS voor kredietinstellingen en geldtransactiekantoren3. Waar in die beleidsregels is verwezen naar de bedoelde FATF-aanbevelingen, is de uitwerking van de norm in deze regeling uitgeschreven.

Het doel van deze bepalingen is geldovermakingen traceerbaar te maken. Daartoe dienen kredietinstellingen en geldtransactiekantoren informatie over de betaler door de hele betalingsketen door te geven. Dergelijke informatie kan van groot belang zijn bij de opsporing van het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.

Artikelen 3:2 tot en met 3:4 (uitzonderingen)

De uitzonderingen in de artikelen 3:2, 3:3 en 3:4 zien op situaties waarin het risico van witwassen of de financiering van terrorisme beperkt is, of wordt ondervangen door andere maatregelen.

Artikelen 3:5 tot en met 3:7 (bij te voegen informatie)

De artikelen 3:5, 3:6 en 3:7 bevatten de kernverplichtingen van deze paragraaf: welke informatie over de betaler bij betalingen moet worden gevoegd.

Artikelen 3:8 tot en met 3:11 (ontbrekende of onvolledige informatie)

Kredietinstellingen en geldtransactiekantoren dienen te controleren of bij ontvangen betalingen de juiste informatie over de betaler is gevoegd. Zo niet, dan weigeren zij die betaling. Als de juiste informatie vaker ontbreekt bij betalingen afkomstig van dezelfde betalingsdienstaanbieder, dan dient een kredietinstelling of geldtransactiekantoor te overwegen de relatie met die onderneming te verbreken. Ingevolge de Wet ter voorkoming van Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES dient een kredietinstelling of geldtransactiekantoor in dat geval tevens te overwegen een melding te doen van een ongebruikelijke transactie. Ontvangen informatie over een betaler moet ten minste vijf jaar worden bewaard.

Artikelen 3:12 en 3:13 (intermediaire betalingsdienstaanbieders)

Intermediaire betalingsdienstaanbieders dienen alle ontvangen informatie over een betaler door te geven met de desbetreffende betaling. In artikel 3:13 zijn regels gesteld om rekening te houden met mogelijke technische beperkingen die intermediaire betalingsdienstaanbieders kunnen beletten te voldoen aan de verplichting om alle ontvangen informatie over de betaler door te geven.

§ 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4:1 (nieuwe categorieën financiële ondernemingen)

Artikel 4:1 bevat een (tijdelijke) vrijstelling voor categorieën financiële ondernemingen die als gevolg van de inwerkingtreding van de wet voor het eerst vergunningplichtig worden. Het gaat dan om adviseurs, bemiddelaars in andere financiële producten dan verzekeringen, elektronischgeldinstellingen, kredietaanbieders (niet zijnde kredietinstellingen of verzekeraars) en vermogensbeheerders. Om te voorkomen dat zulke ondernemingen, voor zover zij reeds voor 1 juli 2012 in de openbare lichamen actief waren (maar niet pas sinds minder dan een maand), op 1 juli ineens in overtreding van de nieuwe wetgeving zouden zijn doordat zij niet beschikken over de ingevolge de Wfm BES vereiste vergunning, bepaalt artikel 4:1 dat zij tot 1 januari 2013 zijn vrijgesteld van de eisen die de wet aan de uitoefening van hun bedrijf stelt. Dit stelt hen in staat tijdig een vergunning aan te vragen en zich voor te bereiden op de eisen die per 1 januari 2013 op hen van toepassing worden.

Het tweede lid zorgt ervoor dat, wanneer een financiële onderneming als hier bedoeld tijdig – dat wil zeggen voor 1 oktober 2012 – een vergunning aanvraagt, de vrijstelling van kracht blijft zolang nog niet op de vergunningaanvraag is beslist. De vrijstelling eindigt zodra de vergunning is verleend, dan wel, in geval van een afwijzend besluit, op de eerste dag van de derde kalendermaand na het tijdstip van afwijzing van de vergunningaanvraag. De voor 1 oktober in te dienen vergunningaanvraag dient wel te voldoen aan de eisen die de wet aan een dergelijke aanvraag stelt, dat wil zeggen dat deze volledig is en dat alle voorgeschreven gegevens en bescheiden zijn bijgevoegd.

Dient een onderneming geen vergunningaanvraag in voor 1 oktober dan wordt dat beschouwd als teken dat de onderneming niet voornemens is haar werkzaamheden onder de nieuwe omstandigheden voort te zetten en zal zij deze moeten staken. Dit houdt in dat zij vanaf de genoemde datum geen nieuwe overeenkomsten meer mag sluiten en haar bestaande activiteiten moet afwikkelen, in voorkomend geval met inachtneming van de door de bevoegde autoriteit gegeven aanwijzingen.

Artikel 4:2 (inwerkingtreding)

De onderhavige regeling zal tegelijk met de Wfm BES en het Bfm BES in werking treden, dat wil zeggen met ingang van 1 juli 2012. Een uitzondering is van toepassing met betrekking tot artikel 1:3, dat ziet op de doorberekening van doorlopende toezichtkosten. Het zou niet praktisch zijn dit artikel halverwege het kalenderjaar in werking te laten treden. artikel 1:3 zal daarom in werking treden per 1 januari 2013, zodat doorberekening van doorlopende toezichtkosten voor het eerst zal plaatsvinden in 2013.

De Minister van Financiën, J.C. de Jager.


X Noot
1

FATF aanbeveling 16, voorheen FATF Speciale Aanbeveling VII.

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler.

X Noot
3

Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Credit Institutions (May 2011) en Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Money Transfer Companies (May 2011).

Naar boven