Wijziging Voorziening tot samenwerking Politie Nederland

De korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen, met instemming van de regionale colleges, en de Minister van Veiligheid en Justitie als beheerder van het Korps landelijke politiediensten

Besluiten:

ARTIKEL I

De Voorziening tot samenwerking Politie Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1., onder a, komt te luiden:

minister: Minister van Veiligheid en Justitie;.

B

In de artikelen 2.4., eerste lid, 3.2., eerste en tweede lid, 3.5., eerste en derde lid, 5.1., tweede, derde en vierde lid, 5.2., eerste en tweede lid, 6.1., 6.2., derde, vierde en vijfde lid, 6.3., eerste en derde lid, 7.1., eerste lid, 8., eerste lid, en 9.2., eerste, tweede en vierde lid, wordt ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

C

Artikel 2.5. vervalt.

D

Artikel 3.1. komt te luiden:

Het bestuur wordt gevormd door de beheerder van het Korps landelijke politiediensten.

E

In artikel 3.2. vervallen het derde en het vierde lid.

Het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid. In dit artikellid wordt ‘De voorzitter’ gewijzigd in: Het bestuur.

F

Artikel 3.3. komt te luiden:

Het bestuur stelt een reglement vast waarin nadere regels worden gegeven over de werkwijze van het bestuur.

G

Artikel 3.4. vervalt.

H

In artikel 3.5. vervalt in het eerste lid de passage ‘en aan de minister’, en vervalt in het derde lid de passage ‘of de minister’.

I

De artikelen 4.1. tot en met 4.4. vervallen.

J

In artikel 5.1., derde lid, vervalt de passage ‘na verkregen instemming van de minister’.

K

In de artikelen 5.1., zesde lid, 8, eerste en tweede lid, wordt ‘dagelijks bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

L

In artikel 6.2. vervalt in het eerste lid de passage ‘, de minister gehoord,’ en wordt ‘dagelijks bestuur’ gewijzigd in: bestuur

Het tweede lid komt te luiden:

Het bestuur pleegt regelmatig overleg met de algemeen directeur.

M

In artikel 6.3., eerste lid, vervalt de passage ‘de minister gehoord,’.

N

In artikel 7.3. wordt in het eerste lid ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

In de derde volzin vervalt de passage ‘en aan de minister’.

In het tweede lid worden ‘algemeen bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

In de derde volzin vervalt de passage ‘door het algemeen bestuur’.

In het derde en het zesde lid wordt ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

Het vijfde lid komt te luiden:

Het bestuur kan de begroting wijzigen.

O

In artikel 7.4. komt het eerste lid te luiden:

Het bestuur stelt jaarlijks de rekening over het afgelopen kalenderjaar vast. Vaststelling geschiedt uiterlijk 31 maart volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft..

In het vierde lid wordt ‘dagelijks bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

Het vijfde en het zesde lid vervallen.

P

In artikel 9.1. wordt in het derde en vierde lid ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

In het vijfde lid vervalt de passage ‘en de minister’ en wordt ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

In het achtste lid wordt ‘dagelijks bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

Het negende lid komt te luiden:

Het bestuur blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Q

In artikel 9.3. vervalt het tweede lid en worden het derde, vierde en vijfde lid vernummerd tot respectievelijk het tweede, derde en vierde lid.

De passages ‘algemeen bestuur’ worden telkens gewijzigd in: bestuur.

R

In artikel 9.4. vervalt het tweede lid en de nummering van het eerste lid, en wordt ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in: bestuur.

S

Artikel 10. vervalt.

ARTIKEL II

Deze wijziging van de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland zal met bijbehorende toelichting door de Minister van Veiligheid en Justitie in de Staatscourant worden geplaatst.

Zij treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2011.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Ter uitwerking van het Regeerakkoord van 30 september 2010 is een wetsvoorstel in procedure gebracht waarin wordt voorzien in een nationale politie. Beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2012, als gevolg waarvan het beheer van de politie zal berusten bij de minister van Veiligheid en Justitie. Om de overgang van een regionaal naar een nationaal politiebestel soepel en snel te laten verlopen, hebben de minister van Veiligheid en Justitie, de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad en de voorzitter van het College van procureurs-generaal op 22 februari 2011 transitieafspraken gemaakt. Een van die afspraken is dat de minister, vooruitlopend op de oprichting van de nationale politie, de verantwoordelijkheid voor de voorziening tot samenwerking Politie Nederland reeds met ingang van 1 mei 2011 zal overnemen. Afgesproken is dat de 25 regionale korpsbeheerders zich zullen terugtrekken uit het algemeen bestuur van Politie Nederland, dat daardoor nog maar één bestuurslid zal tellen: de beheerder van het Korps landelijke politiediensten, zijnde de minister van Veiligheid en Justitie. Laatstgenoemde zal hierdoor volledig verantwoordelijk worden voor belangrijke beheersmatige onderwerpen zoals ICT en inkoop, en zal ook rechtstreeks sturing kunnen geven aan de noodzakelijke ICT-veranderingen bij de politie. In de transitieafspraken is vastgelegd dat de verschillende landelijke projecten die thans bij Politie Nederland zijn ondergebracht (zoals het HRM-programma en het Centrum voor Opsporing), het CIO-office alsmede het Kwaliteitsbureau Politie, de Voorziening tot Proces- en Productontwikkeling, het Expertisecentrum Personeelsvoorziening en de Politieonderwijsraad zowel inhoudelijk als beheersmatig zullen worden gebracht onder de politiek-bestuurlijke eindverantwoordelijkheid van de minister in zijn rol van enig bestuurder van Politie Nederland. Dit geldt ook voor de divisie Bestuursondersteuning, met dien verstande dat de minister niet inhoudelijk verantwoordelijk zal worden voor de ondersteuning die vanuit de divisie bestuursondersteuning wordt geleverd aan het korpsbeheerdersberaad en de raad van korpschefs.

Terugbrengen van het algemeen bestuur tot een éénhoofdig bestuur vergt een aantal wijzigingen van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (hierna: de regeling). Deze wijzigingen zijn overwegend van technische aard. Zo voorziet de regeling in een dagelijks bestuur, bestaande uit (minimaal drie en maximaal zes) leden van het algemeen bestuur, de voorzitter daaronder begrepen. Bij een eenhoofdig bestuur bestaat uiteraard geen behoefte meer aan een dagelijks bestuur, zodat alle bepalingen daaromtrent kunnen vervallen. In dit verband wordt in de regeling uitsluitend nog gesproken van ‘bestuur’, ontdaan van adjectief ‘algemeen’.

In een organisatie met een eenhoofdig bestuur is van een bestuursvergadering uiteraard geen sprake meer. Bepalingen waarin wordt gesproken van ‘vergadering’ of waarin regels worden gegeven over de vergaderorde en besluitvorming, komen te vervallen. Hetzelfde geldt voor bepalingen met betrekking tot de ‘voorzitter’. Geschrapt wordt ook het huidige derde lid van artikel 3.3., bepalende dat over de besluiten van het algemeen bestuur die de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie raken, voorafgaand overleg wordt gevoerd met het College van procureurs-generaal. Deze bepaling is logisch in de huidige situatie waarin het College overlegt met 26 bestuursleden van Politie Nederland, onder wie 25 korpsbeheerders. In de nieuwe situatie daarentegen, waarin het bestuur wordt gevormd door de beheerder van het Korps landelijke politiediensten, en derhalve door de minister die verantwoordelijk is voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de vervulling van taken ten dienste van de justitie, is de bepaling overbodig. Het spreekt voor zich dat de minister met het College van procureurs-generaal overleg zal voeren zo dikwijls dat nodig is, en het College zal voorzien van alle noodzakelijke informatie, maar dergelijke details binnen de hiërarchische lijn hoeven niet te worden beschreven in deze regeling.

Ingevolge de transitieafspraken zal de minister direct na wijziging van deze regeling, derhalve met ingang van de derde kwartaalbetaling 2011, de bijdrage van de korpsen aan Politie Nederland inhouden via de budgetcirculaires van het departement. Dit vergt verder geen aanpassing van de regeling, omdat de bekostigingsmethodiek als zodanig ongewijzigd blijft.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven