Ministeriële regeling van 17 mei 2011, HDPO/AR-249/11, tot wijziging van de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers 2005 met betrekking tot de nettoloonvaststelling

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 121, eerste lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken,

In overeenstemming met de centrales van verenigingen van ambtenaren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken,

Besluit:

ARTIKEL I

Van artikel 4.9, eerste lid, van de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers 2005 wordt de punt van de tweede volzin gewijzigd in een komma. Toegevoegd wordt de volgende volzin: dan wel het bedrag dat de werknemer lokaal over zijn loon aan belasting verschuldigd zou zijn indien de lokale belastingautoriteiten de lokaal gebruikelijke belasting over zijn loon zouden heffen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling wordt in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

de Secretaris-Generaal,

E. Kronenburg.

TOELICHTING

Voor 1 januari 1998, zijnde de datum van inwerkingtreding van de rechtsvoorganger van deze regeling, te weten de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers (Rrlok), was de berekening en afdracht van loonbelasting over aan lokale werknemers uitbetaald brutoloon door de jaren heen problematisch omdat in de praktijk niet altijd duidelijk was welk land tot heffing bevoegd was. Die onduidelijkheid kon in de praktijk tot de onwenselijke situatie leiden dat lokale werknemers in sommige gevallen nergens belasting afdroegen en daarmee onbedoeld een veel hoger besteedbaar loon ontvingen dan op de standplaats gebruikelijk was. Om die reden is er bij de introductie van de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers 2005 (Rrlok 2005) heel welbewust gekozen voor een nettoloonbenadering, waarbij steeds uitgegaan wordt van het lokaal gangbare nettoloon.

Die welbewuste keuze garandeert dat lokale werknemers ongeacht hun nationaliteit en ongeacht het feit of en zo ja waar zij belasting en socialezekerheidspremies moeten betalen, voor het verrichten van vergelijkbare werkzaamheden zoveel mogelijk gelijk worden behandeld en daarmee netto zoveel mogelijk hetzelfde besteedbare loon overhouden.

In de Rrlok 2005 is dit belangrijke gelijkheidsprincipe in algemene bewoordingen vastgelegd in artikel 1.4, waar is bepaald dat de werkgever geen onderscheid maakt tussen werknemers op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, een verschil in arbeidsduur of op welke grond dan ook, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Dit principe wordt verder uitgewerkt in paragraaf 4 van hoofdstuk 4 van de Rrlok 2005 voor wat betreft belastingen en hoofdstuk 5 voor wat betreft socialezekerheidspremies.

In artikel 4.8 wordt bepaald dat het loon van de werknemer bruto wordt vastgesteld. De artikelen 4.9 tot en met 4.11 stellen vervolgens regels met betrekking tot de nettoloonvaststelling. Daarbij is achtereenvolgens rekening gehouden met de situatie dat een werknemer lokaal belasting dient te betalen (artikel 4.9), dan wel in Nederland belasting dient te betalen (artikel 4.10) en met de situatie dat een werknemer zowel lokaal als ook in Nederland belasting dient te betalen (artikel 4.11).

Onlangs bleek abusievelijk geen rekening te zijn gehouden met de situatie dat een werknemer noch lokaal noch in Nederland belasting dient te betalen en daardoor in vergelijking met zijn collega werknemer die hetzelfde werk verricht en wel belasting over zijn loon verschuldigd is een te hoog besteedbaar loon overhoudt. Deze situatie is in strijd met artikel 1.4 van de Rrlok 2005, i.c. het principe van gelijke behandeling. Artikel 5.6 voorziet wel in de situatie dat de werknemer noch in Nederland noch lokaal onder het socialezekerheidsstelsel valt.

Voorliggende regeling is bedoeld om die kennelijke omissie te herstellen en een juridische grondslag te creëren voor het ook op het bruto loon in mindering brengen van een bedrag gelijk aan de normaliter lokaal over het loon verschuldigde belasting in het geval zowel de lokale als de Nederlandse belastingautoriteiten om wat voor reden dan ook niet tot heffing overgaan.

De Rrlok 2005 is per 1 januari 2005 in werking getreden. Aan deze wijziging zou dus terugwerkende kracht verleend kunnen worden tot en met 1 januari 2005. Omdat de situatie dat noch in Nederland noch lokaal beslastig verschuldigd is zich in de praktijk pas per 1 januari 2011 voordoet, treedt deze wijziging met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 in werking.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

de Secretaris-Generaal,

E. Kronenburg.

Naar boven