Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, 23 mei 2011, nr. BJZ201145168, houdende wijziging van de Regeling externe veiligheid buisleidingen (uitzondering op het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar in verband met risicoverhogende objecten)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikel 3, tweede lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling externe veiligheid buisleidingen wordt als volgt gewijzigd:

In paragraaf 3 wordt na artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. Artikel 6, tweede lid, van het besluit is niet van toepassing voor zover de overschrijding van de waarde, genoemd in dat lid, het gevolg is van het op grond van een bestemmingsplan toelaten van de aanleg, bouw of vestiging van een risicoverhogend object in de directe omgeving van de buisleiding.

  • 2. De uitzondering, bedoeld in het eerste lid, is alleen van toepassing op bedrijventerreinen die als zodanig in een bestemmingsplan zijn bestemd en waar de vestiging van kwetsbare objecten is uitgesloten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

Op industrieterreinen komt het voor dat er risicoverhogende objecten in de directe omgeving van buisleidingen staan. Bij een risicoverhogend object kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de aanwezigheid van een windturbine. De faalkans van een windturbine, die bestaat uit het omvallen daarvan, kan een risicoverhogend effect hebben op de buisleiding. Uit artikel 11, derde lid, van het besluit vloeit voort dat bij het ruimtelijk plannen van risicoverhogende objecten in de directe omgeving van buisleidingen het plaatsgebonden risico van de buisleiding inclusief de risicoverhoging niet over een kwetsbaar object mag vallen. Uit artikel 6, tweede lid, van het besluit vloeit voort dat bij de aanleg van een nieuwe buisleiding het plaatsgebonden risico van de buisleiding binnen de belemmeringenstrook moet blijven, ongeacht of zich daarbuiten kwetsbare objecten bevinden of niet. Deze strenge normering voor de aanleg van nieuwe buisleidingen is niet altijd haalbaar op industrieterreinen omdat bijvoorbeeld ruimtelijke alternatieven voor de aanleg van de noodzakelijke buisleidingen beperkt zijn of al risicoverhogende objecten aanwezig zijn. In het eerste lid van artikel 5a is daarom voor die situaties de in artikel 6, tweede lid, van het besluit opgenomen normering niet van toepassing verklaard op de risicoverhoging als gevolg van de aanwezigheid van het risicoverhogend object in de directe omgeving van de buisleiding. Wel moet ook in dat geval worden voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van het besluit opgenomen norm. De buisleiding moet voor het overige deel overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van het besluit worden aangelegd waarbij het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook moet liggen.

Het resultaat van de in deze regeling opgenomen uitzondering is dat situaties op een industrieterrein waarbij zich de combinatie voordoet van buisleidingen met een risicoverhogend object in de directe omgeving zoveel mogelijk gelijk worden beoordeeld.

Artikel 11, eerste en tweede lid, van het besluit is overigens van toepassing op het bestemmingsplan waarin de aanleg van de buisleiding wordt vastgelegd. Dat houdt in dat er ook een richtwaarde geldt voor het plaatsgebonden risico in relatie tot beperkt kwetsbare objecten. Artikel 11 van het besluit richt zich tot de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen en is niet rechtstreeks van toepassing op de exploitant.

De uitzondering wordt in het tweede lid beperkt tot industrieterreinen waarop de vestiging van kwetsbare objecten is uitgesloten. In het vrije veld zijn er voor de exploitant voldoende alternatieven om aan de norm van artikel 6, tweede lid, van het besluit te voldoen, door bijvoorbeeld een ander tracé te kiezen of de buisleiding dieper te leggen.

Bij de inwerkingtreding van deze wijziging wordt afgeweken van de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29515, nr. 309) omdat met de wijziging de aanleg van een pijpleiding in het Eemshavengebied mogelijk wordt gemaakt. Deze leiding moet vanaf 1 september 2011 in bedrijf zijn. Wanneer gewacht wordt op het eerstvolgende vaste verandermoment loopt de planning van de aanleg gevaar en kan de leiding niet tijdig in gebruik worden genomen.

De onderhavige wijziging van de regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burgers.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven