Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 mei 2011, nr. WJZ/292144 (2757), houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van het versterken van de cultuureducatie in het primair onderwijs in het schooljaar 2011–2012 (Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school waarop de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra van toepassing is.

Artikel 2. Reikwijdte

De minister verstrekt aan het bevoegd gezag een subsidie voor het schooljaar 2011–2012, waarmee de school haar visie op de functie van cultuureducatie in haar onderwijsprogramma in samenwerking met haar culturele omgeving vertaalt in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten.

Artikel 3. Subsidiebedrag

De subsidie bestaat uit een bedrag van € 10,90 per leerling voor het schooljaar 2011–2012. Het aantal leerlingen wordt vastgesteld op basis van de door de accountant gevalideerde telgegevens van 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

  • 1. Het bevoegd gezag werkt mee aan een nulmeting en evaluatie.

  • 2. Het bevoegd gezag geeft de minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen die deze in verband met de ontvangen subsidie verlangen. Het bevoegd gezag geeft desgewenst aan voornoemde ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage.

Artikel 5. Betaling

De subsidie voor het schooljaar 2011–2012 wordt in oktober 2011 betaalbaar gesteld.

Artikel 6. Besteding van de subsidie

De subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming in de kosten die zijn verbonden aan de in artikel 2 van deze regeling beschreven activiteiten. Het eventueel niet voor de activiteiten aangewende deel van de subsidie kan, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 en vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling vormt een voortzetting van de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2008–2011. Evenals in die regeling worden met de onderhavige regeling, voor het schooljaar 2011–2012, ambtshalve middelen beschikbaar gesteld aan alle scholen in het primair onderwijs (bedoeld worden scholen in basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs). Met deze regeling wordt bevorderd dat scholen hun visie op de functie van cultuureducatie in het lesprogramma verder ontwikkelen en deze visie in samenwerking met hun culturele omgeving in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten vertalen.

De bedoeling van deze stimuleringsregeling is dat scholen in toenemende mate zelf beleid ontwikkelen op het gebied van cultuureducatie. Het gaat er hierbij om dat scholen een visie ontwikkelen op wat men wil bereiken met cultuureducatie en op de samenhang met andere leergebieden in het onderwijsprogramma. Deelname aan een netwerk van scholen en culturele instellingen en aandacht voor deskundigheidsbevordering van het personeel op het gebied van cultuureducatie zijn daarbij succesfactoren gebleken.

Met de verlenging van één schooljaar van deze stimuleringsregeling willen we scholen een jaar langer de tijd geven om de verankering van dit cultuureducatiebeleid goed te regelen.

Administratieve lasten

Deze regeling is een voortzetting van de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2008-2011 en leidt daarom niet tot wijziging van de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Onder cultuureducatie worden alle educatieve activiteiten verstaan die beogen de leerlingen in contact te brengen met cultuuruitingen in actieve, receptieve dan wel reflectieve vorm. Ook vallen hieronder activiteiten om de deskundigheid van leraren op dit gebied te vergroten dan wel het onderwijsteam aan te vullen of te laten ondersteunen door externe deskundigen of instellingen. Cultuureducatie strekt zich uit van beeldende vorming, muziek, dans en drama tot literatuur, audio-visueel en cultureel erfgoed. Onder dit laatste vallen musea, archieven, archeologie en monumenten.

Het begrip cultuureducatie wordt ruim geïnterpreteerd; de bedoeling is echter dat de keuzes voortkomen uit een visie die door de school wordt ontwikkeld en die wordt verantwoord in het schoolplan.

Op www.cultuurplein.nl is een bruikbaar format te vinden voor het structureren van de voornemens op het gebied van cultuureducatie: www.cultuurplein.nl/po/cultuurbeleid.

De bedoeling van deze stimuleringsregeling is dat scholen in toenemende mate zelf beleid ontwikkelen op het gebied van cultuureducatie. Het gaat er hierbij om dat scholen een visie ontwikkelen op wat men wil bereiken met cultuureducatie en op de samenhang met andere leergebieden in het onderwijsprogramma. Deelname aan een netwerk van scholen en culturele instellingen (waarbij sprake is van afstemming tussen vraag en aanbod en waarbij kennisoverdracht naar andere scholen een rol speelt) en aandacht voor deskundigheidsbevordering van het personeel op het gebied van cultuureducatie zijn daarbij succesfactoren gebleken.

Er zijn instrumenten ontwikkeld die scholen kunnen helpen bij het formuleren van cultuureducatiebeleid en er wordt bovendien voorzien in mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering.

Artikel 3

Deze regeling wordt gefinancierd op basis van het aantal leerlingen van een school. Het gewicht van een leerling speelt geen rol bij de verdeling van de middelen.

Artikel 4

Er wordt in opdracht van OCW onderzoek verricht naar de doelmatigheid van de intensivering versterking cultuureducatie in het primair onderwijs. De eis van bereidheid tot deelname aan nulmeting en (tussentijdse) evaluatie houdt hiermee verband.

Artikel 6

De inkomsten en uitgaven hoeven niet herkenbaar in de jaarrekening te worden opgenomen. Overigens zij opgemerkt dat de middelen kunnen worden teruggevorderd als deze niet rechtmatig zijn besteed.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven