De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op artikel 13, vierde lid, van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepaling
Onder KOB wordt verstaan: het bedrag van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3 van de van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming
oudere belastingplichtigen.
Artikel 2. Raming uitgaven KOB
Uiterlijk op 1 oktober van elk jaar verstrekt de SVB aan de Minister een opgave van het bedrag aan geraamde KOB in het komende
jaar, met een uitsplitsing naar maand.
Artikel 3. Afdracht KOB
Met als valutadag de tweeëntwintigste dag van elke maand stort de Minister een periodiek voorschot op het bedrag, bedoeld
in artikel 2, op een rekening-courant van de SVB bij de Minister van Financiën. De Minister kan, na overleg met de SVB, van
dit bedrag afwijken.
Artikel 4. Raming uitgaven uitvoeringskosten
In het jaarplan met begroting, bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,
verstrekt de SVB elk jaar aan de Minister een opgave van het totaalbedrag aan geraamde uitvoeringskosten met betrekking tot
de KOB in het komende jaar.
Artikel 5. Afdracht uitvoeringskosten
Met als valutadag de eerste dag van elke maand stort de Minister ééntwaalfde van het bedrag, bedoeld in artikel 4, op een
rekening-courant van de SVB bij de Minister van Financiën. De Minister kan, na overleg met de SVB, van dit bedrag afwijken.
Artikel 6. Afrekening
1. Uiterlijk op 1 juli dient de SVB de afrekening van KOB en de uitvoeringskosten met betrekking tot de KOB over het afgelopen
kalenderjaar bij de Minister in.
2. In de afrekening van de KOB en de uitvoeringskosten met betrekking tot de KOB wordt, op basis van de jaarrekening, bedoeld
in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de kasstroom inzichtelijk gemaakt en wordt deze
afzonderlijk vermeld voor de uitgaven en ontvangsten met betrekking tot de KOB.
3. Op grond van de afrekening van de KOB en de uitvoeringskosten met betrekking tot de KOB vindt voor 15 augustus een betaling
plaats ten gunste of ten laste van de SVB.
Artikel 7. Vaststelling Rijksbijdrage
De Minister stelt jaarlijks voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven KOB ten laste van de SVB
over het afgelopen kalenderjaar vast.
Artikel 8. Overgangsrecht 2011
Voor het jaar 2011:
a. wordt de raming, bedoeld in artikel 2, uiterlijk op 15 juni 2011 verstrekt, en
b. wordt de raming, bedoeld in artikel 4, afzonderlijk van het jaarplan met begroting, bedoeld in artikel 46, eerste lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, uiterlijk op 15 juni 2011 verstrekt.
Artikel 9. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2011, waarbij artikel 8 vervalt met ingang van 1 januari 2012.
Artikel 10. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
TOELICHTING
Algemeen
Op 1 juni 2011 treedt de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (Wet MKOB) in werking. Op grond
van artikel 2 van de Wet MKOB is de uitvoering aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) opgedragen.
In artikel 13 van de Wet MKOB is bepaald dat de door de SVB verstrekte tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 3 van de van de
Wet MKOB, (KOB) en de hieraan verbonden uitvoeringskosten ten laste komen van het Rijk. In de onderhavige regeling worden
op grond van artikel 13, vierde lid, van de Wet MKOB regels gesteld voor de bekostiging van de rijksbijdrage aan de SVB, zowel
voor de uitgaven KOB als voor de uitvoeringskosten.
De vormgeving van de bekostiging van de Wet MKOB komt overeen met die van andere rijksgefinancierde wetten en regelingen die
door de SVB worden uitgevoerd.
Artikelsgewijs
Artikelen 2, 3, 4 en 5
De raming van de uitgaven KOB en de uitvoeringskosten is neergelegd in de artikelen 2 en 4. Op grond van jaarramingen van
de SVB vindt periodieke bevoorschotting plaats. Dit is geregeld in de artikelen 3 en 5. Bij de uitvoeringskosten wordt bij
de jaarraming aangesloten op het jaarplan van de SVB. Bij de uitgaven KOB is dit niet het geval. Reden daarvoor is dat de
rijksbijdrage met betrekking tot de uitgaven KOB in tegenstelling tot de uitvoeringskosten geen sturingsinstrument vormt.
De minister heeft de mogelijkheid om de hoogte van de periodieke bevoorschotting gedurende het uitvoeringsjaar aan te passen.
Artikelen 6 en 7
De eindafrekening en de vaststelling van de Rijksbijdrage zijn geregeld in de artikelen 6 en 7. De SVB leidt uit de jaarrekening
de realisatie op kasbasis af en dient de in verband hiermee staande stukken in bij de minister. De minister beoordeelt de
stukken, bepaalt de afrekening van de verstrekte voorschotten en wikkelt deze af. Via de vaststelling van de Rijksbijdrage
wordt de SVB gedechargeerd.
Artikel 8
Aangezien de Wet MKOB in de loop van het jaar 2011 in werking treedt, zijn in artikel 8 overgangsbepalingen voor dit jaar
opgenomen. De overgangsbepalingen hebben betrekking op de data waarop de SVB de jaarramingen aanbiedt en de wijze waarop de
jaarraming van de uitvoeringskosten wordt verstrekt.
Artikel 9
Aangezien de SVB vanaf 1 juni 2011 uitbetaalt en daarbij uitvoeringskosten maakt, treedt deze regeling met ingang van diezelfde
datum in werking. Het overgangsrecht voor het jaar 2011, dat is opgenomen in artikel 8, is uitgewerkt op 1 januari 2012. Artikel
8 kan daarom met ingang van die laatstgenoemde datum vervallen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.