Besluit van …, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 49 van de Wet op de rechtsbijstand wordt onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners) bekendgemaakt. Aan een ieder wordt hiermee de gelegenheid geboden om binnen vier weken na de datum van uitgifte van plaatsing van de Staatscourant waarin het ontwerp wordt geplaatst wensen en bezwaren ter kennis te brengen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van … 2011, nr. …;

Gelet op de artikelen 33e, derde lid, en 37 van de Wet op de rechtsbijstand, artikel 21 van de Gerechtsdeurwaarderswet en artikel 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van …, nr. W…/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van …, nr. …;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 95,21,–’ vervangen door: € 106,23,–.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het basisbedrag en de vergoeding, bedoeld in artikel 27, eerste lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari door Onze Minister gewijzigd met een percentage dat overeenkomt met 0,6 x (A - B) + (0,4 x C), waarbij:

    • a. A gelijk is aan het procentuele verschil tussen het indexcijfer van de CAO-lonen per uur, inclusief de bijzondere beloningen van het jaargemiddelde van het jaar t-2 en het daaraan voorafgaande jaargemiddelde, zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn bekendgemaakt;

    • b. B gelijk is aan het procentuele verschil tussen het indexcijfer van de arbeidsproductiviteit in alle sectoren van het jaargemiddelde van het jaar t-2 en het daaraan voorafgaande jaargemiddelde, zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn bekendgemaakt;

    • c. C gelijk is aan het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindexcijfers voor alle huishoudens op de meest recente tijdsbasis van het jaargemiddelde van het jaar t-2 en het daaraan voorafgaande jaargemiddelde, zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn bekendgemaakt, en

    • d. onder t-2 wordt verstaan het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin de gewijzigde bedragen zullen gelden.

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

ARTIKEL II

In artikel 7, vierde lid, van het Besluit toevoeging mediation vervalt: en derde.

ARTIKEL III

Artikel 14, eerste lid, van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘het indexcijfer van het bruto uurloon, inclusief de bijzondere beloningen, op basis van de CAO lonen van alle werknemers van het jaar t-2’ wordt vervangen door: het indexcijfer van de CAO-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen van het jaargemiddelde van het jaar t-2;

  • b. ‘voorafgaande jaar’ wordt vervangen door: voorafgaande jaargemiddelde;

  • c. de woorden ‘in de Sociaal-economische Maandstatistiek’ vervallen.

2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘het jaar t-2’ wordt vervangen door: het jaargemiddelde van het jaar t-2;

  • b. ‘voorafgaande jaar’ wordt vervangen door: voorafgaande jaargemiddelde;

  • c. de woorden ‘in de Nationale Rekeningen’ vervallen.

3. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘huishoudens van het jaar t-2 en het daaraan voorafgaande jaar’ wordt vervangen door:

    huishoudens op de meest recente tijdsbasis van het jaargemiddelde van het jaar t-2;

  • b. ‘voorafgaande jaar’ wordt vervangen door: voorafgaande jaargemiddelde;

  • c. de woorden ‘in de Maandstatistiek van de prijzen’ vervallen.

ARTIKEL IV

Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation zoals deze luidden vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op aanvragen om een toevoeging die door de rechtsbijstandverlener of mediator zijn verstuurd vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

ARTIKEL VI

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Uit de bijlage bij het regeerakkoord van oktober 2010 vloeit een aanvullende structurele taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand voort van jaarlijks € 50 miljoen. In genoemde bijlage wordt aangekondigd dat besparingen op de rechtsbijstand onder andere worden gerealiseerd door aanpassingen en/of het niet-indexeren van de tarieven van de advocatuur in de gesubsidieerde rechtshulp.

Bij de eerdere structurele taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand op grond van het coalitieakkoord uit 2007 is ervoor gekozen tot een verlaging van de uitgaven te komen middels verschillende maatregelen (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 13, 2008/09, 31753, nrs, 1,4 en 10, 2009/10, 31753, nr. 22). De maatregelen die in dat kader zijn aangekondigd leiden op zichzelf niet tot de aanvullende structurele taakstelling die bereikt moet worden op grond van het regeerakkoord van 2010.

Daarom komen thans maatregelen in beeld die de individuele gebruikers van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en de aan dat stelsel deelnemende rechtsbijstandverleners raken.

De in dit besluit geregelde maatregelen zijn aangekondigd in de brief van de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer van 8 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 31753, nr. 27) en zijn besproken tijdens een algemeen overleg tussen de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer en de Minister en Staatssecretaris op 9 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/11, nr. PM).

Dit besluit, waarmee onder meer het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) wordt gewijzigd, bevat de maatregelen die zien op de verlaging van de vergoeding van de aan het stelsel deelnemende rechtsbijstandverleners, alsmede een wijziging van de wijze waarop de (jaarlijkse) indexering van deze vergoeding plaatsvindt.

Financiële gevolgen

Dit besluit is noodzakelijk om een deel van de structurele taakstelling van € 50 miloen op de gesubsidieerde rechtsbijstand, zoals deze voortvloeit uit het regeerakkoord van oktober 2010, te realiseren. Met dit besluit worden besparingen geboekt door in het Bvr het basisbedrag, aan de hand waarvan de hoogte van de vergoeding van de rechtsbijstandverlener wordt berekend, met 5% te verlagen. Daarnaast worden besparingen geboekt door wijziging van de manier waarop de jaarlijkse indexering van dit basisbedrag plaatsvindt. Met de maatregelen wordt naar verwachting in totaal structureel jaarlijks een besparing gerealiseerd van € 20 miljoen.

De verlaging van de vergoeding levert jaarlijks een besparing op van € 17 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een gemiddeld volume over de afgelopen jaren van € 340 miljoen. Een percentage van 5% levert € 17 miljoen op. Van deze besparing van € 17 miljoen kan € 16,7 miljoen worden toegerekend aan de rechtsbijstandverlener. Aangezien het basisbedrag dat wordt gehanteerd voor het berekenen van de vergoeding van de advocatuur, eveneens wordt toegepast bij de berekening van de vergoeding voor de mediator, vindt ook een vermindering van laatstgenoemde vergoeding plaats (zie de artikelsgewijze toelichting artikel I, onderdeel 1). Dit levert een jaarlijkse besparing op van € 0,3 miljoen.

De wijziging van de indexeringsregeling levert jaarlijks een totale besparing op van € 3 miljoen. Daarvan wordt 0,04 miljoen toegerekend aan de mediators. Een gevolg van de wijziging van de indexeringsregeling is dat deze niet alleen gaat gelden voor het basisbedrag voor de vaststelling van de vergoeding van de rechtsbijstandverlener en mediator, maar ook voor de vergoeding voor administratieve kosten (zie artikel 3, tweede lid, Bvr).

Consultatie en voorhang

Een concept van dit besluit is ter consultatie voorgelegd aan de Nederlandse orde van advocaten (hierna: de Orde) en de raad voor rechtsbijstand. [PM: uitkomsten consultatie]

Een ontwerp van dit besluit is overeenkomstig de op grond van artikel 49 van de Wet op de rechtbijstand (Wrb) voorschreven voorhangprocedure aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd en in de Staatscourant bekendgemaakt (Stcr. 2011, nr. PM). [PM: uitkomsten voorhang]

Administratieve lasten

Voor burgers en bedrijfsleven zijn aan dit besluit geen administratieve lasten of andere nalevingskosten verbonden. Overeenkomstig het Convenant over het beëindigen van de ex ante toetsing voorgenomen wet- en regelgeving Justitie van 24 september 2009 is dit besluit niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel 1,

De verlaging van het basisbedrag ofwel de vergoeding per punt voor de rechtsbijstandverlener is een uitwerking van hetgeen is aangekondigd in het regeerakkoord van oktober 2010.

De groei van de uitgaven voor de gesubsidieerde rechtsbijstand in de afgelopen jaren hangt nauw samen met de stijging van de vergoeding per punt van de rechtsbijstandverlener van € 41,– in 1994 naar € 111,82,– per 1 juli 2010. Deze stijging is niet alleen ontstaan door toepassing van de indexeringsmaatregel van artikel 3, tweede lid, Bvr, maar ook door tussentijdse verhogingen van het basisbedrag.

Nu, zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is aangegeven, op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand in het kader van het totale financieel-economisch beleid wederom een versobering in de uitgaven wordt doorgevoerd, ligt het voor de hand om in dat kader ook een bijdrage van de rechtsbijstandverlener te vragen.

Een verlaging van de genoemde vergoeding van rechtsbijstandverleners met 5% levert een besparing op van € 17 miljoen per jaar. Uitgaande van het basisbedrag dat geldt per 1 juli 2010, wordt door verlaging van de vergoeding met 5% het nieuwe basisbedrag per 1 januari 2012 € 106,23,–.

Vanwege de gelijkwaardigheid van het niveau van de dienstverlening van mediators, is de vergoeding voor mediators gekoppeld aan die voor rechtsbijstandverleners (zie artikel 7, derde lid, Besluit toevoeging mediation). In de meeste gevallen zijn de mediators aan wie toevoegingen worden verleend tevens advocaat. De verlaging van het basisbedrag van de vergoeding van de rechtsbijstandverlener heeft om die reden direct gevolgen voor het basisbedrag van mediators.

Artikel I, onderdeel 2,

Hoewel het in tijden van versobering van de uitgaven op gesubsidieerde rechtsbijstand redelijk is om ook een bijdrage van rechtsbijstandverleners te verlangen, moet onder ogen worden gezien dat een verlaging van het basisbedrag tot gevolg kan hebben dat het voor bepaalde rechtsbijstandverleners wellicht minder interessant wordt om aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand deel te blijven nemen. Die bereidheid zou verder kunnen afnemen indien thans tevens zou worden besloten tot het niet langer jaarlijks automatisch indexeren van de basisvergoeding. Daarom wordt in plaats van niet-indexeren van het basisbedrag overgegaan tot een wijziging van de indexeringssystematiek.

Tot de inwerkingtreding van dit besluit was de loonkostenindexering gekoppeld aan de marktgemiddelde ontwikkeling. Het basisbedrag werd jaarlijks geïndexeerd op basis van de stijging van het loon- en prijspeil (inflatiecorrectie).

Een betere aansluiting bij de kostenontwikkeling wordt verkregen door de indexering mede te baseren op de productiviteitsstatistiek, aangezien de productiviteit mede de ontwikkeling van de loonkosten bepaalt. Een vergelijkbare regeling geldt sinds 2001 al voor de indexering van de vergoeding van ambtshandelingen die door de gerechtsdeurwaarders worden verricht (artikel 14, eerste lid, Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders). Met de wijziging van artikel 3, tweede lid, Bvr, wordt de indexering van het basisbedrag in overeenstemming gebracht met de reeds voor de ambtshandelingen van de gerechtsdeurwaarders geldende indexeringsregeling.

Deze indexeringsregeling houdt in dat de loonkostenontwikkeling wordt beheerst door de loonkostenstijging en de productiviteitsstijging, die beide in de indexering zijn verdisconteerd. De eerste werkt prijsverhogend; met de lonen stijgen ook de kosten van een productief uur en daarmee de productkosten. De tweede werkt prijsverlagend; met de stijging van de productiviteit per medewerker, dalen de tijdsbesteding per product en de arbeidskosten. Voor de bepaling van de loonkostenstijging wordt aangesloten bij de jaarlijkse loonontwikkelingscijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voorts is aangesloten bij de feitelijke loonontwikkeling in de afgelopen periode, hetgeen waarborgt dat de indexering is gebaseerd op een reële stijging en niet op een verwachte stijging (die achteraf gecorrigeerd zou moeten worden voor de feitelijke loonkostenontwikkeling als deze afwijkt van de verwachte waarde). Voor de jaarlijkse mutatie in de arbeidsproductiviteit geldt mutatis mutandis hetzelfde. De door het CBS vastgestelde cijfers zijn bepalend. Beide voor de loonkostenmutatie bepalende componenten (loonkostenstijging en productiviteitsstijging) worden in gelijke mate in de indexering meegewogen, aangezien procentuele mutaties in beide componenten van gelijke invloed op de kostenontwikkeling zijn (dit is in artikel 3, tweede lid, Bvr, weergegeven als A-B). De stijging van overheadkosten wordt gerelateerd aan de ontwikkeling van het algemeen prijspeil, aangezien het algemeen prijspeil de meest consistente veroorzaker is van mutaties in de feitelijke overheadkosten (dit is in artikel 3, tweede lid, Bvr, weergegeven als C). Ook voor het algemeen prijspeil wordt het jaarlijks door het CBS vastgestelde indexeringscijfer (de consumentenprijsindex) aangehouden. De wegingsfactor van de kostenveroorzakers is gesteld op 0,6 voor de loonkosten minus de arbeidsproductiviteit en 0,4 voor de overheadkosten.

Met het oog op de beschikbaarheid van de noodzakelijke gegevens is de indexering gebaseerd op ontwikkelingen in de periode die eindigt op 31 december van het jaar voor het jaar waarvoor de tariefaanpassing geldt. Zo zal de aanpassing per 1 januari 2012 (het jaar t) zijn gebaseerd op ontwikkelingen in het jaar 2010 (t-2), welke ontwikkelingen worden uitgedrukt in de procentuele verhouding tussen de indices over het laatstgenoemde jaar (t-2) en het daaraan voorafgaande jaar (t-3).

De wijziging van de indexeringsregeling van het basisbedrag van de rechtsbijstandverlener werkt door in het indexeren van het basisbedrag voor mediators, nu artikel 7, vierde lid, Besluit toevoeging mediation, bepaalt dat artikel 3, tweede lid, Bvr, van overeenkomstige toepassing is.

Artikel I, onderdeel 3

In artikel 3, tweede lid, Bvr (nieuw) is al bepaald dat het basisbedrag en de vergoeding, bedoeld in artikel 27, eerste lid, jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast. Daardoor is het derde lid van artikel 3 Bvr (oud) komen te vervallen.

Artikel II

Nu het derde lid van artikel 3 Bvr is komen te vervallen (zie artikel I, onderdeel 3), is ook de verwijzing in artikel 7, vierde lid, Besluit toevoeging mediation, komen te vervallen.

Artikel III

Dit onderdeel bevat een aantal technische aanpassingen in artikel 14, eerste lid, Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Technische aanpassingen zijn onder andere noodzakelijk in verband met het feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek gestopt is met het publiceren van de Sociaal-economische Maandstatistiek en de Maandstatistiek van de prijzen. De indexcijfers van de CAO-lonen en consumentenprijsindexcijfers die voorheen in genoemde Maandstatistieken werden gepubliceerd, worden thans bekendgemaakt op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl). Ook het indexcijfer van de arbeidsproductiviteit uit de Nationale Rekening wordt op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakt. Voorts zijn enkele begrippen aangepast aan de in de tabellen van het Centraal Bureau voor de Statistiek gebezigde terminologie. Met de aanpassingen zijn dus geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Artikel IV

Indien de rechtsbijstandverlener of mediator de aanvraag om een toevoeging heeft verzonden vóór 1 januari 2012 is het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 of het Besluit toevoeging mediation van toepassing zoals dat luidde vóór inwerkingtreding van onderhavig besluit. Dit betekent dat het oude basisbedrag van toepassing is op de aanvraag om een toevoeging die door de rechtsbijstandverlener wordt verzonden op 31 december 2011, maar door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand eerst op 2 januari 2012 ontvangen wordt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Naar boven