Regeling van de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 april 2011, nr. DWJZ/R&E-3059870, houdende aanpassingsregeling Kaderregeling VWS-subsidies (Aanpassingsregeling Kaderregeling VWS-subsidies)

De Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling palliatieve terminale zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, tweede lid, wordt vervangen door de volgende twee leden:

  • 2. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Een instellingssubsidie wordt voor de periode van een boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het eerste lid wordt ‘de subsidieaanvraag’ vervangen door: de aanvraag van een instellingssubsidie van € 125.000 of meer;

b. het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De aanvrager van een instellingssubsidie van minder dan € 125.000 werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit met betrekking tot het verstrekken van de subsidie.

C

Artikel 17a, tweede lid, wordt vervangen door de volgende twee leden:

  • 2. De subsidieontvanger meldt meteen aan de minister als:

    • a. het aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • b. zich andere omstandigheden zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 3. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

D

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het eerste lid wordt ‘de instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg’ vervangen door: een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg van € 25.000 of meer;

b. er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De Minister betaalt een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg van minder dan € 25.000 in één keer.

E

De artikelen 22 tot en met 27 worden vervangen door de volgende twee artikelen:

Artikel 22

  • 1. De instellingssubsidie voor een netwerk palliatieve zorg bedraagt ten hoogste het in bijlage 1 bij de desbetreffende instelling en het desbetreffende jaar genoemde bedrag.

  • 2. De Minister kan het bedrag van de instellingssubsidie voor een netwerk palliatieve zorg bijstellen in geval van een wijziging van de netwerkregio.

Artikel 23

De Kaderregeling VWS-subsidies is van toepassing op een instellingssubsidie voor een netwerk palliatieve zorg, met dien verstande dat:

  • a. instellingssubsidies van minder dan € 25.000 in afwijking van artikel 7, derde lid, van de Kaderregeling VWS-subsidies voorafgaand aan het boekjaar worden vastgesteld, welke vaststelling wordt aangevraagd overeenkomstig paragraaf 3 van de Kaderregeling VWS-subsidies in plaats van de artikelen 50 tot en met 54 van de Kaderregeling VWS-subsidies;

  • b. instellingssubsidies van € 25.000 tot € 125.000 worden verstrekt als instellingssubsidies als bedoeld in artikel 8, onderdeel d, van de Kaderregeling VWS-subsidies;

  • c. de ontvanger van een instellingssubsidie van € 125.000 of meer in afwijking van artikel 34, eerste lid, van de Kaderregeling VWS-subsidies geen egalisatiereserve vormt.

F

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL II

De Subsidieregeling academische functie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. Bij de verlening van een subsidie kan de Minister ambtshalve tevens voorschotten verlenen.

  • 2. Voorschotten worden gelijkmatig verdeeld over de maanden van het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het College voor zorgverzekeringen draagt zorg voor betaling van de voorschotten.

B

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. De subsidieontvanger meldt meteen aan de Minister als:

    • a. het tijdens de periode waarvoor de subsidie is verleend aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

C

In artikel 11 wordt ‘vijf maanden’ vervangen door: 22 weken.

D

Artikel 12 vervalt.

ARTIKEL III

De Subsidieregeling dienstverlening voor oorlogsgetroffenen wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

De Subsidieregeling donatie bij leven wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a. het tweede en derde lid vervallen;

b. het vierde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

B

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL V

De Subsidieregeling extra opleidingsplaats oogheelkunde wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI

De Subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt vervangen door de volgende twee artikelen:

Artikel 4

  • 1. De minister besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag over de verlening van de subsidie.

  • 2. De minister kan bij het besluit tot verlening van een subsidie ambtshalve tevens voorschotten verlenen.

  • 3. De voorschotten worden gelijkmatig verdeeld over het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt verleend.

Artikel 4a

  • 1. Het bevoegd gezag meldt meteen aan de minister als:

    • a. het tijdens de periode waarvoor de subsidie is verstrekt aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie neemt de minister een besluit op de aanvraag.

ARTIKEL VII

De Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

De Kaderregeling VWS-subsidies, met uitzondering van artikel 17, is van toepassing op een instellingssubsidie.

B

Artikel 17 vervalt.

C

Artikel 21 vervalt.

ARTIKEL VIII

De Subsidieregeling publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 1, onderdeel d, door een punt, vervalt onderdeel e.

B

Paragraaf 3 vervalt.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel b vervalt;

b. de onderdelen c tot en met g worden verletterd b tot en met f.

D

Paragraaf 6 vervalt.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a. het tweede lid vervalt;

b. het derde en vierde lid worden vernummerd tot het tweede en derde lid.

F

In artikel 17, onderdeel a, vervalt ‘dan wel het projectplan’.

G

Artikel 21, vierde lid, vervalt.

H

In artikel 22 vervalt ‘of het project’ en ‘, onderscheidenlijk projectplan,’.

I

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het eerste lid vervalt ‘of het project’;

b. het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De jaarrekening behoeft niet te worden ingezonden, indien het gaat om een subsidie aan een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.

J

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a. voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst;

b. in het eerste lid (nieuw) wordt ‘projectsubsidie’ vervangen door: instellingssubsidie;

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De artikelen 23 en 24 zijn niet van toepassing op de subsidie, bedoeld in het eerste lid.

K

In artikel 40 wordt ‘De subsidie, bedoeld in artikel 37, bestaat’ vervangen door: In afwijking van hoofdstuk I, paragraaf 2, bestaat de subsidie, bedoeld in artikel 37,.

L

De artikelen 47a, 53a en 53b vervallen.

ARTIKEL IX

De Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, derde lid, vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het eerste lid wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt;

b. in het vijfde lid wordt ‘ontheffing’ vervangen door: vrijstelling en ontheffing.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. in het tweede lid wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt;

b. het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. De subsidie wordt vastgesteld op een door de Minister te bepalen bedrag dat in het besluit tot vaststelling wordt genoemd.

  • 4. De Minister betaalt het bedrag van de subsidie in één keer.

c. het vijfde lid vervalt;

d. het zesde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid;

e. in het vijfde lid (nieuw) wordt ‘verlening’ vervangen door: vaststelling.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

De subsidie bestaat uit het bedrag dat wordt berekend met de formule A × B, waarbij wordt verstaan onder:

  • A het aantal door de onderwijsinstelling voor bekostiging aangemelde natuurlijke personen dat op 1 oktober van het tweede studiejaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt ingeschreven stond voor een zorgopleiding en op 1 oktober van het derde studiejaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet ingeschreven stond voor een opleiding;

  • B een normbedrag van € 125.

E

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘artikel 2, derde lid, onder A, en artikel 5, tweede lid, onder A’ vervangen door: artikel 5, onder A.

F

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘verleend’ vervangen door: verstrekt.

G

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. het eerste lid, onderdeel 2°, komt te luiden:

  • 2°. het tarief voor de eigen bijdrage van de deelnemers.

b. het eerste lid, onderdeel 3°, vervalt;

c. het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De onderwijsinstelling meldt meteen aan de Minister als:

    • a. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • b. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

d. onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

H

De artikelen 9, 11 en 12 vervallen.

I

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

J

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. de naam ‘MBO-Verpleegkundige (Geestelijke vanaf Gezondheidszorg)’ wordt vervangen door: MBO-Verpleegkundige (Geestelijke Gezondheidszorg);

b. de afkorting ‘VVT’ wordt vervangen door: Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg;

c. de naam ‘Laborant (Allround laborant)’ wordt vervangen door: Laboratoriummedewerker (Allround laborant);

d. de naam ‘Medewerker gehandicaptenzorg’ wordt vervangen door: Medewerker gehandicaptenzorg niveau 4;

e. code en naam ‘94430 Voetverzorger’ worden vervangen door: 94430 Pedicure;

f. code en naam ‘94440 Voetverzorger’ worden vervangen door: 94440 Pedicure (Medisch pedicure);

g. de volgende regels vervallen:

vanaf 2008/2009

94831

Verzorgende-IG (Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg)

vanaf 2008/2009

94832

Verzorgende-IG (Gehandicaptenzorg)

vanaf 2008/2009

94833

Verzorgende-IG (Geestelijke gezondheidszorg)

vanaf 2008/2009

94834

Verzorgende-IG (Kraamzorg);

h. de volgende regels vervallen:

vanaf 2009/2010

94430

Pedicure

vanaf 2009/2010

94440

Medisch Pedicure;

i. de naam ‘Laboratoriummedewerker (Laborant) (basisberoepsopleiding)’ wordt vervangen door: Laboratoriummedewerker (Laborant);

j. de volgende regel wordt toegevoegd:

vanaf 2011/2012

92860

Orthopedisch technisch medewerker.

K

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. de naam ‘Mondhygiëne (Mondzorgkunde)’ wordt vervangen door: Mondzorgkunde;

b. de volgende regel vervalt:

vanaf 2008/2009

34565

Opleiding tot verpleegkundige in de Maatschappelijke Gezondheidszorg;

c. de volgende regels worden toegevoegd:

vanaf 2011/2012

30023

B Medische Hulpverlening

vanaf 2011/2012

34571

B Oefentherapie Cesar

vanaf 2011/2012

34572

B Opleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck

vanaf 2011/2012

80084

Ad Medische Laboratoriumdiagnostiek.

ARTIKEL X

De Subsidieregeling zorginnovatie wordt ingetrokken.

ARTIKEL XI

De Regeling palliatieve terminale zorg, Subsidieregeling academische functie, Subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant, de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan, de Subsidieregeling publieke gezondheid, de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg en de Subsidieregeling zorginnovatie zoals deze luidden op het tijdstip voor inwerkingtreding van deze regeling blijven van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt op grond van de desbetreffende regeling.

ARTIKEL XII

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2011 met dien verstande dat artikel IX in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL XIII

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling Kaderregeling VWS-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

Algemeen

In 2009 zijn de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking (verder te noemen Aanwijzingen) vastgesteld (Stcrt. 2009, nr. 20306). Deze Aanwijzingen vloeien voort uit het uniforme kader voor een eenvoudiger uitvoering en beheer van subsidies (Kamerstukken II 2008/09, 31 865, nr. 5). De Aanwijzingen kennen, afhankelijk van de omvang van de subsidie, verschillende arrangementen voor het verstrekken van subsidies. Voorts bevatten de Aanwijzingen enkele algemene vuistregels voor subsidies. Voor zover van belang wordt in de artikelsgewijze toelichting nader ingegaan op de Aanwijzingen.

Ter implementatie van de Aanwijzingen wordt de algemene Subsidieregeling VWS-subsidies per 1 juli 2011 vervangen door de Kaderregeling VWS-subsidies en worden met deze regeling de meeste bijzondere subsidieregelingen op het terrein van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) aangepast. De onderhavige regeling bevat aanpassingen in verband met de Aanwijzingen. Deze aanpassingsregeling staat los van eventuele latere besluiten tot wijziging of intrekking van bijzondere subsidieregelingen.

Overigens behelst deze aanpassingsregeling niet alle ministeriële regelingen die door de Aanwijzingen geraakt worden. Zo wordt de Rijkssubsidieregeling jeugdzorg, rekening houdend met de Aanwijzingen, bij afzonderlijk besluit vervangen door een nieuwe regeling. Verder worden de subsidieregelingen 1e en 2e tranche zorgopleidingen (nog) niet aangepast, aangezien die regelingen naar verwachting in 2012 of 2013 zullen worden vervangen door een andere bekostigingssystematiek. Ook de Subsidieregeling PGO wordt nog niet aangepast. Die regeling wordt momenteel geëvalueerd. Vóór 1 juli 2011 zal mede op basis van de evaluatie en rekening houdend met de Aanwijzingen, besloten worden over de Subsidieregeling PGO.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele subsidieregelingen op andere onderdelen te wijzigen. Een voorbeeld is het schrappen van uitgewerkte bepalingen.

Artikelsgewijs

Artikel I Regeling palliatieve terminale zorg

De verwijzing in de Regeling palliatieve terminale zorg naar artikel 3 van de Subsidieregeling VWS-subsidies, waarin een begrotingsvoorbehoud was opgenomen, is vervangen door het begrotingsvoorbehoud zelf (artikel 3, lid 2).

De verwijzing naar artikel 4 van de Subsidieregeling VWS-subsidies vervalt. Deze bepaling is overbodig. De Regeling palliatieve terminale zorg geeft immers de bevoegdheid een subsidie te verstrekken. Een aanvraag kan derhalve ook worden afgewezen. Dat kan bijvoorbeeld indien het aannemelijk is dat:

  • de activiteiten niet, niet geheel of niet tijdig zijn uitgevoerd of zullen worden uitgevoerd;

  • de door de aanvrager met de activiteiten nagestreefde doelstellingen niet of in onvoldoende mate zijn bereikt of zullen worden bereikt;

  • het met de subsidiëring beoogde doel niet, niet tijdig of in onvoldoende mate is bereikt of zal worden verwezenlijkt;

  • de financiële middelen met inbegrip van subsidie onvoldoende zullen zijn om de activiteiten uit te voeren.

De verwijzing naar artikel 4:59 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt toezichthouders aan te wijzen, vervalt. Artikel 7 van de Kaderwet VWS-subsidies biedt immers reeds de mogelijkheid om toezichthouders aan te wijzen.

De verwijzingen naar artikel 4 van de Subsidieregeling VWS-subsidies en artikel 4:68 Awb zijn vervangen door een nieuw lid met dezelfde strekking: instellingssubsidies worden per kalenderjaar verstrekt (artikel 3, lid 3).

Betrokkenheid van een accountant kan ingevolge de Aanwijzingen slechts verlangd worden bij subsidies van € 125.000 of meer. Deze grens is opgenomen in artikel 16. In dat artikel was voorts geregeld de medewerking van de accountant aan nader onderzoek. Aangezien dat reeds voortvloeit uit de Comptabiliteitswet 2001, kan artikel 16, tweede lid, vervallen. In plaats daarvan is een algemene verplichting opgenomen tot medewerking aan onderzoek ten behoeve van de besluitvorming.

De meldingsplicht in artikel 17a, tweede lid, is geredigeerd conform de Aanwijzingen en de Kaderregeling VWS-subsidies. Daarbij is rekening gehouden met het gegeven dat de subsidie direct wordt vastgesteld.

Artikel 19 is aangepast aan Aanwijzing 18 inzake betaling en bevoorschotting. Een instellingssubsidie tot € 25.000 wordt in één keer betaald. Op instellingssubsidies voor palliatieve terminale zorg vanaf € 25.000 blijft de gebruikelijke wijze van bevoorschotting van toepassing.

De instellingssubsidies voor netwerken palliatieve zorg worden verstrekt met inachtneming de Kaderregeling VWS-subsidies. Daarop bestaan drie uitzonderingen. Ten eerste worden subsidies lager dan € 25.000 zonder voorafgaande verlening en voorafgaand aan het boekjaar direct vastgesteld. Omdat deze subsidie vooraf in plaats van achteraf wordt verstrekt, wordt de subsidie aangevraagd alsof het een verlening betreft. Ten tweede wordt tussen de € 25.000 en € 125.000 uitsluitend gesubsidieerd op basis van de totale werkelijke kosten verminderd met de totale werkelijke bijdrage van derden en de totale begrote eigen bijdrage. Ten derde wordt bij subsidies vanaf € 125.000 geen egalisatiereserve gevormd. Deze arrangementen sluiten het beste aan bij de wijze waarop de netwerken palliatieve terminale zorg al werden gesubsidieerd.

De hardheidsclausule is gemodelleerd naar de Kaderregeling VWS-subsidies (artikel 31).

Artikel II Subsidieregeling academische functie

In artikel 7 van de Subsidieregeling academische functie is in het licht van Aanwijzing 18 vastgelegd dat tegelijk met de verlening van de subsidie besloten wordt over de bevoorschotting. Hoewel de subsidies voor de academische functie ingevolge artikel 39 van de Zorgverzekeringswet ten laste komen van het Zorgverzekeringsfonds en worden betaald door het College voor zorgverzekeringen, neemt de minister van VWS de besluiten over het verstrekken van de subsidie (artikel 123a Zorgverzekeringswet).

De meldingsplicht in artikel 8 is geredigeerd conform de Aanwijzingen en de Kaderregeling VWS-subsidies.

De beslistermijn voor beschikkingen tot vaststelling van de subsidies voor de academische functie bedraagt conform de Aanwijzingen 22 weken in plaats van vijf maanden (artikel 11).

Artikel 12 is een overgangsbepaling met betrekking tot de subsidie voor het jaar 2008. Deze bepaling vervalt.

Artikel III Subsidieregeling dienstverlening voor oorlogsgetroffenen

De Subsidieregeling dienstverlening voor oorlogsgetroffenen vervalt. Er worden al enige tijd geen subsidies meer verstrekt op grond van die regeling.

Artikel IV Subsidieregeling donatie bij leven

De meldingsplicht en de administratieplicht in artikel 7, tweede en derde lid, van de Subsidieregeling donatie bij leven zijn geschrapt met het oog op de Aanwijzingen 8 en 9. Het betreft immers een subsidie die op aanvraag direct wordt vastgesteld.

De hardheidsclausule is gemodelleerd naar de Kaderregeling VWS-subsidies (artikel 8).

Artikel V Subsidieregeling extra opleidingsplaats oogheelkunde

De Subsidieregeling extra opleidingsplaats oogheelkunde is ingetrokken, omdat de desbetreffende opleidingen vallen onder de subsidieregelingen zorgopleidingen 1e en 2e tranche.

Artikel VI Subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant

De Subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant is voorzien van termijnen voor de besluiten tot verlening, bevoorschotting en vaststelling van de subsidie (artikelen 4 en 5a). Ook is een meldingsplicht toegevoegd (artikel 4a). De termijnen, de wijze van bevoorschotting en de meldingsplicht zijn ontleend aan de Aanwijzingen 16 tot en met 18. Overigens houdt deze meldingsplicht niet in dat – vooruitlopend op de finale verantwoording van de subsidie – alles gemeld dient te worden. Zo hoeft niet telkens melding gemaakt te worden van elke maand dat een student de opleiding wegens ziekte niet volgt. Evenmin hoeft tussentijds gemeld te worden als een enkele student de opleiding staakt. Een tussentijdse melding is bijvoorbeeld echter wel aan de orde als meerdere studenten van een hogeschool al snel na aanvang stoppen met de opleiding.

Artikel VII Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan

In de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan wordt verwezen naar de Subsidieregeling VWS-subsidies. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar de Kaderregeling VWS-subsidies (artikel 2). De subsidie die op grond van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan wordt verstrekt, is een instellingssubsidie in de zin van artikel 8, onderdeel f, van de Kaderregeling VWS-subsidies. De desbetreffende bepalingen van de Kaderregeling VWS-subsidies zijn derhalve ook van toepassing op de instellingssubsidies op grond van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan. Hierop bestaat één uitzondering, te weten de termijn voor het indienen van een aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie: die is uiterlijk 1 november in plaats van de termijn die genoemd is in artikel 17 van de Kaderregeling VWS-subsidies.

De wijze van berekening van de egalisatiereserve volgens de Kaderregeling VWS-subsidies is in grote lijnen hetzelfde als volgens de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan. Het spreekt voor zich dat de egalisatiereserve die op grond van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan is gevormd, opgaat in de egalisatiereserve die wordt gevormd op grond van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan juncto de Kaderregeling VWS-subsidies.

Artikel 21 is een overgangsbepaling met betrekking tot de subsidie voor het jaar 2010. Deze bepaling vervalt.

Artikel VIII Subsidieregeling publieke gezondheid

De meeste aanpassingen van de Subsidieregeling publieke gezondheid aan de Aanwijzingen zouden de projectsubsidies betreffen. Van deze aanpassingen is afgezien. In plaats daarvan is de Subsidieregeling publieke gezondheid beperkt tot het verstrekken van instellingssubsidies. Eventueel nog te verstrekken projectsubsidies op dit beleidsterrein vallen daarmee onder de Kaderregeling VWS-subsidies. De subsidie ten behoeve van de opsporing van erfelijke hypercholesterolemie werd voor de toepassing van de Subsidieregeling publieke gezondheid als een projectsubsidie beschouwd. Op deze subsidie zijn met ingang van 2012 de bepalingen voor instellingssubsidies van toepassing, met uitzondering van de wijze van berekenen van de subsidie en de vorming van een egalisatiereserve. Inhoudelijk vinden er geen wijzigingen plaats. Op 18 maart 2010 is besloten om de opsporing van erfelijke hypercholesterolemie na 2013 niet meer in de huidige vorm voort te zetten en de subsidie aan de Stichting Opsporing Erfelijke Hypercholesterolemie te beëindigen.

De aanpassingen van de Subsidieregeling publieke gezondheid aan de Aanwijzingen voor wat betreft de instellingssubsidies zijn gering. Deze aanpassingen zullen worden aangebracht ter gelegenheid van de jaarlijkse actualisering van de Subsidieregeling publieke gezondheid, die voor het einde van de zomer gepland staat.

Artikel IX Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg

De subsidies op grond van de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg bedragen voor een groot deel minder dan € 25.000. In verband daarmee is voor het verstrekken van alle subsidies op grond van die regeling gekozen voor directe vaststelling zonder voorafgaande verlening. De subsidie wordt voor aanvang van het studiejaar vastgesteld op basis van het aantal studenten in het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. In het onderwijs is een dergelijke bekostigingssystematiek gebruikelijk.

De meeste wijzigingen van de subsidieregeling vloeien voort uit de zojuist geschetste opzet van de subsidiëring. Artikel 2, derde lid, en de verwijzing naar die bepaling in artikel 6 kunnen vervallen. Waar nodig zijn termen als ‘verleend’ en ‘voorschot’ vervangen (zie bijvoorbeeld artikel 3, eerste lid, artikel 5 en artikel 7). In artikel 4 was vastgelegd dat op de aanvraag van een subsidie een besluit over de verlening volgt; dat is vervangen door vaststelling. Daarmee kan de oorspronkelijke vaststellingsprocedure in de artikelen 9 en 11 vervallen. In artikel 4 is opgenomen dat de subsidie in één keer wordt betaald. Dat wordt binnen enkele weken na de vaststelling gedaan. Daarmee wordt voldaan aan de betalingstermijn van artikel 4:87 Awb.

Als gevolg van Aanwijzingen 13 juncto 9 wordt geen administratie van uitgaven en inkomsten meer verlangd. Deze verplichting is derhalve geschrapt uit artikel 8.

Verder is in die bepaling de meldingsplicht geredigeerd conform de Aanwijzingen en de Kaderregeling VWS-subsidies.

Artikel 12 is een overgangsbepaling met betrekking tot aanvragen van subsidies voor de studiejaren 2008/2009 en 2009/2010. Deze bepaling vervalt.

De hardheidsclausule is gemodelleerd naar de Kaderregeling VWS-subsidies (artikel 13).

De lijsten met opleidingen die vallen onder de subsidieregeling zijn enigszins aangepast (bijlagen 1 en 2). Vanwege relevantie voor de arbeidsmarkt in de zorg en risico van besmetting met hepatitis B zijn de volgende opleidingen toegevoegd: Orthopedisch technisch medewerker, Medische Hulpverlening, Oefentherapie Cesar, Opleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck en Medische Laboratoriumdiagnostiek. Daarnaast zijn de namen van enkele opleidingen aangepast en zijn opleidingen geschrapt die in ieder geval sinds het studiejaar 2009/2010 niet meer bestaan.

Aanvragen van subsidie voor het studiejaar 2011/2012 moeten volgens artikel 3, derde lid, uiterlijk 1 mei 2011 worden ingediend. Vanwege het tijdstip van publicatie en inwerkingtreding van deze regeling, is dat niet haalbaar. Daarom wordt aan de mogelijkheid van ontheffing een vrijstelling toegevoegd. Op basis daarvan wordt tot 1 juni 2011 vrijstelling verleend voor aanvragen voor het studiejaar 2011/2012.

Artikel X Subsidieregeling zorginnovatie

De termijnen voor het aanvragen van subsidies op grond van de Subsidieregeling zorginnovatie zijn gesloten. Er zal niet opnieuw de mogelijkheid worden geboden om subsidies aan te vragen. Het beleid ter bevordering van innovatie in de zorg wordt op een andere wijze vorm gegeven. De Subsidieregeling zorginnovatie is dan ook ingetrokken.

Artikel XI en XII

Ingevolge artikel XII treedt deze regeling op 1 juli 2011 in werking. Dat is dezelfde datum als de Kaderregeling VWS-subsidies in werking treedt.

Alleen de wijziging van de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg treedt direct in werking, omdat de wijzigingen al van toepassing zijn op de subsidies voor het studiejaar dat 1 augustus 2011 begint.

Voor zover nodig is in artikel XI bepaald dat de oude subsidieregelingen van toepassing blijven op reeds verstrekte subsidies.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven