Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 april 2011, nr. WJZ / 11060091, houdende regels met betrekking tot het eenmalig bedrag verschuldigd door een verkrijger of houder van de vergunningen voor kavel A7 en voor frequentieruimte in band III (Regeling vaststelling eenmalig bedrag uitgifte kavel A7 2011)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Financiën;

Gelet op artikel 3.3a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. Regeling aanvraag:

Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen kavels A7 en A8 in de FM-band en aanvraag vergunningen voor frequentieruimte in band III;

c. kavel A7:

kavel A7 zoals bepaald in artikel 1 van de Regeling aanvraag;

d. vergunning voor digitale radio-omroep:

vergunning voor digitale radio-omroep zoals bepaald in artikel 1 van de Regeling aanvraag.

Artikel 2

  • 1. De verkrijger of houder van een vergunning voor kavel A7 en van een vergunning voor digitale radio-omroep welke verleend is met toepassing van de Regeling aanvraag, is voor het gebruik van de desbetreffende frequentieruimte gedurende de periode van 1 september 2011 tot en met 31 augustus 2017 een eenmalig bedrag verschuldigd, waarvan de hoogte is: € 17.563.200,–.

  • 2. Indien de verlening van de vergunningen met toepassing van de Regeling aanvraag plaats vindt na 1 september 2011, is voor de resterende periode tot en met 31 augustus 2017 een eenmalig bedrag verschuldigd waarvan de hoogte wordt bepaald door het desbetreffende eenmalig bedrag, genoemd in het eerste lid, te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het aantal hele maanden dat na het tijdstip van vergunningverlening resteert tot en met 31 augustus 2017 en de noemer door het getal 72.

Artikel 3

  • 1. De verkrijger of de houder van de vergunningen betaalt het op grond van artikel 2 verschuldigde bedrag uiterlijk op 1 september 2011 of, indien het tijdstip van vergunningverlening later ligt dan 21 juli 2011, uiterlijk zes weken na dat tijdstip.

  • 2. Indien op verzoek van de verkrijger of de houder van de vergunningen in afwijking van het eerste lid uitstel van betaling wordt verleend, worden aan de beschikking tot uitstel van betaling de voorschriften verbonden dat het verschuldigde bedrag wordt betaald in zes gelijke termijnen die steeds jaarlijks vervallen op 1 september, voor het eerst op 1 september 2011, en dat de verkrijger respectievelijk de houder van de vergunningen een waarborgsom verstrekt of een bankgarantie volgens het model, opgenomen in de bijlage, overlegt ter hoogte van een zesde deel van het verschuldigde bedrag. Indien het tijdstip van vergunningverlening later ligt dan 21 juli 2011, vervalt de eerste termijn uiterlijk zes weken na dat tijdstip.

  • 3. Voor de betaling door de verkrijger of de houder van het door hem op grond van artikel 2 verschuldigde bedrag wordt mede:

    • a. de waarborgsom aangewend die op grond van artikel 6 van de Regeling aanvraag is verstrekt, of

    • b. in het geval de verkrijger niet tijdig of niet volledig heeft betaald, de bankgarantie aangewend die op grond van artikel 6 van de Regeling aanvraag is verstrekt.

  • 4. De betalingen worden verricht door overmaking op het bankrekeningnummer 56.99.94.039, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; Agentschap Telecom, onder vermelding van ‘kavel A7’ en van ‘vergunning voor digitale radio-omroep’.

  • 5. De minister kan een geldschuld jegens de vergunninghouder die verband houdt met een bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet genomen besluit, verrekenen met een vordering op grond van artikel 2.

Artikel 4

Artikel 4 van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2011 is van overeenkomstige toepassing op degene die houder is van een vergunning voor digitale radio-omroep welke verleend is met toepassing van de Regeling aanvraag.

Artikel 5

  • 1. Indien op grond van de Regeling aanvraag aan een aanvrager geen vergunningen worden verleend voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep, wordt de door hem op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling aanvraag verstrekte waarborgsom of bankgarantie door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie teruggestort, respectievelijk teruggegeven.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid vergoedt de minister de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 3, vierde lid, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dagvoorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort.

  • 3. Bij toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel a, vergoedt de minister de rente over de op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling aanvraag verstrekte gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop het besluit tot vaststelling van dit bedrag aan hem bekend is gemaakt tot en met 31 augustus 2011.

  • 4. De rente wordt berekend volgens actual/360 op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 4 basispunten.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling eenmalig bedrag uitgifte kavel A7 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 april 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

BIJLAGE: MODEL VOOR EEN BANKGARANTIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, TWEEDE LID, VAN DE REGELING VASTSTELLING EENMALIG BEDRAG UITGIFTE KAVEL A7 2011

Modelbankgarantie1

I. De ondergetekende

..... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ....., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat regels zijn gesteld over de verlening van de vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep voor kavel A7 of A8 onder gelijktijdige verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen kavels A7 en A8 in de FM-band en aanvraag vergunningen voor frequentieruimte in band III (hierna: Regeling aanvraag) en in deRegeling vaststelling eenmalig bedrag uitgifte A7 2011 (hierna: Regeling eenmalig bedrag);

  • C. dat degene die een aanvraag om de vergunningen voor kavel A7 en/of voor kavel A8 voor digitale radio-omroep indient:

    • 1. op grond van artikel 5 van de Regeling aanvraag verplicht is een bedrag ter grootte van zijn financiële bod dan wel zijn financiële biedingen voor de vergunning voor kavel A7 en/of voor kavel A8 te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken, en/of

    • 2. op grond van artikel 6 van de Regeling aanvraag verplicht is bij de indiening daarvan een waarborgsom of een bankgarantie te verstrekken ter grootte van een zesde deel van het bedrag dat hij verschuldigd is op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, van de Regeling eenmalig bedrag;

  • D. dat op grond van artikel 4:94 van de Awb op aanvraag bij beschikking uitstel van betaling kan worden verleend voor het bedrag dat op grond de Regeling eenmalig bedrag verschuldigd is en dat aan deze beschikking de voorschriften worden verbonden dat het verschuldigde bedrag wordt betaald in zes gelijke termijnen die steeds jaarlijks vervallen op 1 september, voor het eerst op 1 september 2011, en dat de verkrijger respectievelijk de houder van de vergunningen een waarborgsom verstrekt of een bankgarantie volgens het model, opgenomen in bijlage 2 bij de Regeling aanvraag en de bijlage bij de Regeling eenmalig bedrag, overlegt ter hoogte van een zesde deel van het verschuldigde bedrag;

  • E. dat ..... (naam aanvrager/houder van de vergunningen), rechtspersoon naar ..... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, statutair gevestigd te ....., kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: ‘de Aanvrager/Houder’, op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • F. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

II. Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1a. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ..... (zegge: ..... ) (invullen bedrag van het financiële bod dan wel de financiële biedingen, bedoeld onder I.C1), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager/Houder te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 1b. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ..... (zegge: ..... ) (invullen bedrag van een zesde deel van het onder I.C2 bedoelde eenmalig bedrag), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager/Houder te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager/Houder te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4a. Deze bankgarantie, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag, bedoeld in onderdeel 1a, vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 4b. Deze bankgarantie, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag, bedoeld in onderdeel 1b, vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval ..... jaar (invullen ‘één jaar’ indien de bankgarantie (alleen) de onder I.C1 of I.C2 bedoelde verplichting betreft; invullen ‘zes jaar’ indien de bankgarantie (mede) de onder I.D bedoelde verplichting betreft) na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

    Plaats: .....

    Datum: .....

    Naam bank en ondertekening

    .....

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Deze regeling strekt ertoe te bepalen dat voor de vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep betreffende kavel A7 en band III (digitale radio-omroep) een eenmalig bedrag in de zin van artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet in rekening wordt gebracht.

De oplegging van het eenmalig bedrag is aan de orde in verband met de verdeling van twee commerciële landelijke FM-vergunningen voor de kavels A7 en A8 die gekoppeld is aan en tegelijkertijd plaatsvindt met de uitgifte van frequentieruimte voor digitale radio-omroep. De verdeling vindt plaats met toepassing van een vergelijkende toets met een financieel bod en, voor zover het de vergunning voor kavel A7 betreft, onder oplegging van een eenmalig bedrag. De digitale frequentieruimte bevindt zich in de banden van 174 MHz tot 230 MHz (een zogenaamde multiplex in band III). De analoge frequentieruimte bevindt zich in de 87,5–104,8 MHz-band.

Binnen de bestemming commerciële radio-omroep zijn, met het oog op het doelmatig gebruik van het frequentiespectrum, nadere bestemmingen bepaald, waarbij kavel A7 nader bestemd is voor ongeclausuleerde landelijke radio-omroep en A8 nader bestemd is voor geclausuleerde landelijke radio-omroep.

Op grond van artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet kan voor het gebruik van frequentieruimte een eenmalig bedrag in rekening worden gebracht ten einde een optimaal gebruik van die frequentieruimte te bevorderen. Vanwege de aard van de onderhavige vergunningen en het feit dat bij de verlenging van de overige commerciële landelijke FM-vergunningen wordt voorzien voor die verlenging een eenmalig bedrag op te leggen, ligt het in de rede voor de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep een eenmalig bedrag in rekening te brengen. Kavel A8 is nader bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en vanwege de clausulering wordt hiervoor geen eenmalig bedrag bepaald.

2. Uitgangspunten

In het kader van het in een brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 geformuleerde digitaliseringsbeleid (Kamerstukken II, 2008–2009, 24 095, nr. 241) worden de kavels A7 en A8 bestemd voor radio-omroepen die een bijdrage willen leveren aan de transitie naar digitale etherradio. Houders van een vergunning voor analoge radio-omroep dienen daarom te beschikken over een vergunning voor digitale radio-omroep. Om te komen tot deze koppeling wordt een gecombineerde aanvraagprocedure gevolgd voor de kavels A7 en A8 en voor de frequentieruimte voor digitale radio-omroep. Het eenmalig bedrag heeft betrekking op het samenstel van de (ongeclausuleerde) vergunning voor kavel A7 en een vergunning voor digitale radio-omroep.

In de voornoemde brief en in de brief van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Tweede Kamer van 13 januari (Kamerstukken II 2010–2011, 24 095, nr. 267) is uitgesproken dat met het oog op de digitaliseringsdoelstelling de lopende vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band zullen worden verlengd tot en met 31 augustus 2017 onder de voorwaarden dat de vergunninghouders de komende vergunningsperiode zullen investeren in digitale radio-omroep en dat voor de verlenging een marktconforme prijs wordt betaald. Deze prijs, in de vorm van een eenmalig bedrag, dient in balans te zijn met de financiële verplichtingen voor verkrijgers van de kavels A7 en A8. Om die reden is de berekening voor het eenmalig bedrag voor de kavels A7 en A8 en voor de andere kavels, in combinatie met de vergunning voor digitale radio-omroep, in één onderzoek uitgevoerd, op dezelfde grondslagen.

Voor dit onderzoek was uitgangspunt dat de economische waarde van de vergunningen diende te worden bepaald door de gedurende de looptijd van de vergunning uit de exploitatie van de vergunning te verwachten voordelen contant te maken voor het jaar van vergunningverlening, overeenkomstig artikel 3.3a, tweede lid, onder a, Telecommunicatiewet. Ingevolge artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn (Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108), gewijzigd door richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, Pb EU L337) is van belang dat eenmalige bedragen zodanig worden bepaald dat zij objectief gerechtvaardigd, transparant, niet-discriminerend en proportioneel zijn. Ook om die reden is voor de bepaling van de hoogte van de contante waarde per kavel onafhankelijk onderzoek gedaan naar de economische waarde die verlenging van de landelijke en niet-landelijke FM-vergunningen en van de vergunningen voor middengolfradio (AM) vertegenwoordigt onder de voorwaarde van gelijktijdig gebruik van een vergunning voor digitale radio-omroep. Hierbij is ten aanzien van de vergunningen in de FM-band uitgegaan van het beleid en de randvoorwaarden zoals geldend sinds de verdeling van 2003. Zo zijn beperkingen gesteld aan de hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële omroepinstelling ten hoogste mag verwerven. Eén commerciële omroepinstelling mag ten hoogste beschikken over twee landelijke commerciële kavels, waarbij als aanvullende voorwaarde geldt dat een omroepinstelling ten hoogste over één geclausuleerde kavel mag beschikken en ten hoogste over één ongeclausuleerde kavel.

In het onderzoek is de contante waarde bepaald die elke vergunning zou vertegenwoordigen voor een gemiddeld efficiënte toetreder. Gegeven het uitgangspunt dat vergunninghouders voor de verlenging van hun vergunning een marktconforme vergoeding moeten betalen, zijn de voor díe vergunningen berekende waarden zonder meer overgenomen als eenmalig bedrag, voor zover niet een waarde van nihil resulteerde. Voor de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep is op basis van de in het onderzoek berekende contante waarde een zodanig eenmalig bedrag bepaald dat naar verwachting de financiële verplichtingen van de verkrijger in balans zullen zijn met die van de houders van de te verlengen vergunningen. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

Het onderzoek heeft nulwaarden opgeleverd voor sommige landelijke vergunningen en voor alle niet-landelijke vergunningen. Wat de landelijke vergunningen betreft is dat het gevolg van het feit dat voor de desbetreffende vergunningen gebruiksbeperkingen in de vorm van clausuleringen gelden. De clausuleringen vloeien voort uit de nadere bestemming die voor de FM-band is bepaald binnen de bestemming commerciële radio-omroep, met het oog op het doelmatig gebruik van het frequentiespectrum. Kavel A7 is nader bestemd voor ongeclausuleerde landelijke radio-omroep en kavel A8 is nader bestemd voor geclausuleerde landelijke radio-omroep. De clausulering ten aanzien van de vergunning voor kavel A8 vormt een zodanige beperking van de gebruiksmogelijkheden dat de economische waarde van deze vergunning in combinatie met de bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep voor een toetreder nihil is.

3. Hoogte van het eenmalig bedrag

Het hiervoor bedoelde waardebepalingsonderzoek is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek, het Instituut voor Informatierecht (IViR) en TNO Informatie- en Communicatietechnologie onder begeleiding van een adviescommissie, bestaande uit prof. Van Wijnbergen, prof. Bardoel en prof. Hessels. Zoals gezegd strekt de waardebepaling er enerzijds toe voor de vergunningen een marktconforme vergoeding in rekening te brengen en anderzijds een optimaal frequentiegebruik te waarborgen. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in het rapport Waarde commerciële radiovergunningen van 28 april 2010 met het Addendum van maart 2011, die voor kennisgeving zijn gepubliceerd op de website van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De huidige vergunninghouders zijn in de gelegenheid gesteld een inbreng te leveren ten behoeve van het waardebepalingsonderzoek. Vanwege de noodzaak om te komen tot een marktconforme vergoeding, was het wenselijk de marktpartijen te raadplegen over keuzes ten aanzien van de onderzoeksmethoden. Bovendien was de beschikbaarstelling van gegevens over inkomsten en uitgaven in de afgelopen jaren van belang om te kunnen komen tot een reëel beeld van de kasstromen. De gegevensverstrekking door de huidige vergunninghouders heeft het mogelijk gemaakt de waardebepaling een goed fundament te verschaffen en heeft ook geleid tot een bijstelling van de aanvankelijk berekende waarden. In paragraaf 5 wordt hier nader op ingegaan.

De waarde van de vergunningen is bepaald door voor een fictieve, gemiddeld efficiënte toetreder een kasstroomschema op te stellen. Dit schema omvat per jaar van de vergunningperiode 2011–2017 en per vergunning enerzijds de inkomende kasstromen – de inkomsten die een vergunninghouder realiter met zijn vergunning kan genereren –, anderzijds de uitgaande kasstromen – de uitgaven die samenhangen met het gebruik van de vergunning. Het verschil tussen de inkomende en de uitgaande kasstroom bepaalt in essentie de waarde van een vergunning en daarmee uiteindelijk het eenmalig bedrag. Door bij de waardebepaling uit te gaan van een fictieve toetreder wordt geabstraheerd van de feitelijke positie van de huidige vergunninghouders en wordt bewerkstelligd dat het financieel instrument voor zowel de houders wier vergunning wordt verlengd als de toekomstige houder van de vergunning voor kavel A7 passend is.

Om het bedoelde kasstroomschema voor een fictieve, gemiddeld efficiënte toetreder te kunnen opstellen, zijn eerst de relevante gegevens van de huidige vergunninghouders verzameld. Het betreft bijvoorbeeld gegevens over de advertentie-inkomsten, overige inkomsten, lonen en salarissen en inkomsten niet betreffende de distributie van radioprogramma’s. Deze gegevens zijn waar mogelijk gevalideerd met gegevens uit openbare bronnen.

Vervolgens zijn deze gegevens geanalyseerd en is de relatie onderzocht met de objectieve kenmerken van de vergunningen – zoals de grootte van de kavel, een eventuele clausulering, de opbouw van het netwerk e.d. – alsmede met het aantal jaren dat een vergunninghouder actief is op de markt. Dit maakt het mogelijk de per vergunning verzamelde gegevens ook te gebruiken voor de waardebepaling van andere vergunningen.

Op de uitkomsten betreffende de huidige ingaande en uitgaande kasstromen zijn modellen toegepast om de ontwikkeling van deze kasstromen in de toekomst te kunnen voorspellen. Hierbij is rekening gehouden met bijv. prognoses ten aanzien van de advertentiemarkt en de inflatie, alsmede verwachte wijzigingen in het demografisch bereik van de kavels. Verder zijn naast de kosten van analoge distributie ook de kosten van digitale distributie betrokken, gelet op de verplichting van de vergunninghouders te investeren in digitale radio-omroep. De (des)-investeringen en operationele kosten die samenhangen met de uitrol van een netwerk voor digitale radio en de distributie van digitale radioprogramma’s zijn door TNO berekend.

Tenslotte zijn de netto-kasstromen per jaar zoals berekend op basis van de prognoses over de jaarlijkse inkomsten en kosten, voor de datum van vergunningverlening contant gemaakt met een discontovoet, de zogeheten Weighted Average Cost of Capital (WACC), die specifiek voor deze sector is bepaald. Hoe hoger de WACC is, hoe lager de contante waarde ten tijde van de vergunningverlening. De contant gemaakte waarde vormt de waarde die de desbetreffende vergunning voor analoge radio-omroep in combinatie met een vergunning voor digitale radio-omroep voor een gemiddeld efficiënte toetreder zou hebben.

De hoogte van de resulterende waarden is ten aanzien van de inkomsten vooral afhankelijk van de advertentie-inkomsten, het al dan niet geclausuleerd zijn en het demografisch bereik van de desbetreffende vergunning. Bij de uitgaven zijn de personeelskosten en de distributiekosten de belangrijkste componenten. De toegepaste WACC vormt tenslotte een belangrijke factor bij de berekening van de uiteindelijke waarden.

De verschillen tussen de eenmalige bedragen voor de ongeclausuleerde kavels kunnen vooral worden verklaard uit verschillen in specifieke kavelkenmerken zoals bereik en opbouw van het FM-netwerk.

Bij de berekening van de waarden is uitgegaan van actuele prognoses zodat de uitkomsten ook kunnen worden aangemerkt als actuele waarden. Daarmee wordt ook voldaan aan het wettelijk vereiste het eenmalig bedrag in het jaar van vergunningverlening te bepalen.

Omdat de economische waarde van de vergunningen voor kavel A8 tezamen meteen vergunning voor digitale radio-omroep op nihil is bepaald, wordt voor deze vergunningen geen eenmalig bedrag opgelegd.

Bij de vaststelling van het eenmalig bedrag voor de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep is rekening gehouden met het feit dat bij de aanvraag voor de vergunning voor kavel A7 een financieel bod moet worden uitgebracht. Door het eenmalig bedrag op 80 % van de in het onderzoek bepaalde economische waarde vast te stellen wordt enerzijds biedruimte gecreëerd, terwijl anderzijds een duidelijke indicatie van de economische waarde wordt gegeven. Naar verwachting kan op deze wijze worden gerealiseerd dat het totaal van de financiële verplichtingen voor de verkrijger van de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep in goede verhouding is met de voor de verlenging onder de verplichting van digitalisering opgelegde eenmalige bedragen. Hierbij is ook meegewogen dat het financieel bod op grond van artikel 16 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen kavels A7 en A8 in de FM-band en aanvraag vergunningen voor frequentieruimte in band III niet betaald hoeft te worden als de verkrijger als enige het hoogste aantal plussen heeft gekregen in het kader van de vergelijkende toets.

4. Betalingsregime

Ter waarborging van de betaling van het eenmalig bedrag voor kavel A7 is de aanvrager verplicht een waarborgsom of bankgarantie af te geven voor een zesde deel van het eenmalig bedrag. Dit is vastgelegd in artikel 6 van de Regeling aanvraag. Deze zekerheidstelling maakt onderdeel uit van de aanvraag en dient geëffectueerd te zijn op het uiterste tijdstip van indiening van de aanvraag. De aanvrager kan er voor kiezen één waarborgsom of bankgarantie af te geven voor zowel het eenmalig bedrag als voor het financieel bod.

Indien de aanvrager een samenstel van analoge en digitale vergunningen verkrijgt is hij het gehele eenmalig bedrag verschuldigd. Desgewenst kan uitstel van betaling worden verleend overeenkomstig het regime voor bestuursrechtelijke geldschulden van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). In dat geval worden in een krachtens artikel 4:94 Awb te nemen beschikking voorschriften gesteld ten aanzien van de betalingstermijnen en een te stellen zekerheid. Alsdan wordt een betalingsregeling getroffen waarbij het eenmalig bedrag in zes termijnen betaald wordt, steeds jaarlijks een zesde deel voorafgaand aan de komende betalingstermijn. Als voorwaarde hiervoor geldt dat de vergunninghouder via een bankgarantie of waarborgsom zekerheid moet verschaffen voor een bedrag van een zesde deel van het eenmalig bedrag. De kosten voor een bankgarantie bedragen in deze specifieke situatie ongeveer 1 % van het gegarandeerde bedrag. De kosten voor een waarborgsom zijn gelijk aan de opportuniteitskosten voor dit bedrag minus, in het geval dat een vergunninghouder kiest voor uitgestelde betaling, de korting op de verschuldigde rente die ontstaat omdat de waarborgsom in mindering wordt gebracht op de totale restschuld. Verder is van belang dat overeenkomstig het regime van de Awb over het verschuldigde maar nog niet betaalde deel van het eenmalig bedrag rente wordt geheven.

5. Consultatie

De ontwerpen van het zogenaamde bekendmakingsbesluit (in het bijzonder betreffende de toepassing van een vergelijkende toets), van de aanvraagregeling, van de regeling eenmalig bedrag en van de vergunningen zijn met toepassing van artikel 5 van het Frequentiebesluit geconsulteerd in najaar 2010. Dit heeft dertien reacties van bestaande landelijke partijen, potentiële toetreders en andere betrokkenen opgeleverd. De opmerkingen betreffen vooral het aangepaste bereik van de ongeclausuleerde vergunning A7 en de hoogte van het voorziene eenmalig bedrag voor de vergunningen voor dit kavel en voor digitale radio-omroep.

Zoals gemeld in de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 is voor het oplossen van ontvangstklachten bij de landelijke publieke omroep frequentieruimte van kavel A7 aangewend. Bij de berekening van de waarde van de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep is rekening gehouden met deze aanpassing. Voor alle landelijke vergunningen, en zo ook die voor kavel A7, heeft Agentschap Telecom het demografisch bereik in de jaren 2003, 2005, 2009 en 2011 berekend. Het demografisch bereik in de tussenliggende jaren was niet berekend en is derhalve geïnterpoleerd. Deze waarden zijn gebruikt ten behoeve van de projecties voor de inkomsten en kosten vanaf de verlenging. Overigens blijkt uit de herberekening van het demografisch bereik dat een sterke daling van het demografisch bereik van kavel A7 ten opzichte van eerdere jaren niet aan de orde is. Dit hangt onder andere samen met wijzigingen van kavel A7 die hebben plaatsgevonden in het kader van het optimalisatiebeleid (Beleidsregel optimalisatie commerciële FM-vergunningen).

Over de hoogte van het eenmalig bedrag zijn naast de opmerkingen inzake de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep tal van zienswijzen naar voren zijn gebracht in het kader van de openbare voorbereidingsprocedure betreffende de besluiten voor de verlenging van de commerciële radiovergunningen, onder voorwaarde van digitalisering. Hieruit is gebleken dat de gehanteerde methode voor de berekening van de waarde van de radiovergunningen door een groot deel van de huidige vergunninghouders wordt onderschreven. De uitkomsten van het waardebepalingsonderzoek waren voor veel partijen aanleiding een reactie te geven en in sommige gevallen aanvullende informatie. Andere zienswijzen hadden betrekking op de zogenaamde ingroeicurve (partijen gaven aan dat het niet realistisch is dat er in het eerste jaar winst gemaakt wordt), de toegepaste discontovoet (de WACC) en tenslotte de toegerekende digitaliseringskosten.

In eerste instantie was uitgegaan van gegevens van vergunninghouders over de jaren 2006 tot en met 2008 en is aan de hand hiervan ingeschat hoe de inkomsten en uitgaven van een toetreder in de beginjaren van exploitatie van hun vergunning verlopen, de zogenaamde ingroeicurve. Bezwaren van vergunninghouders dat deze inschatting niet realistisch was, waren aanleiding ook over de jaren 2004 en 2005 gegevens te verzamelen. Hieruit is gebleken dat een toetreder inderdaad in de beginjaren te maken heeft met hogere kosten en lagere inkomsten dan ingeschat. Naar aanleiding van opmerkingen dat de toegepaste WACC te laag zou zijn en onvoldoende rekening zou houden met de specifieke omstandigheden van een ondernemer die zich begeeft op de markt voor commerciële radiovergunningen zijn gesprekken met sectorspecialisten van enkele grote Nederlandse banken gevoerd. Op basis van de uit deze gesprekken en uit de zienswijzen verkregen informatie is de in eerste instantie gebruikte aanname over het aandeel van het vreemd vermogen in het totale vermogen naar beneden bijgesteld. Tevens is de zogenaamde kredietopslag voor vergunninghouders verhoogd. Dit heeft er tezamen toe geleid dat de WACC van 6% naar 6,4% is verhoogd met als gevolg een daling van de waarden.

Het commentaar in de zienswijzen ten aanzien van de verrekening van de digitaliseringskosten betrof vooral de wijze waarop de kosten voor de uitrol en exploitatie van het digitale netwerk werden berekend en toebedeeld aan elke individuele vergunninghouder. Dat was reden de kosten voor digitalisering bij de herberekening op een andere wijze in de waardebepaling te betrekken. Hierbij is de verplichting een vergunning voor digitale radio-omroep te exploiteren aangemerkt als aanvullende verplichting voor het gebruik van de lopende FM-vergunningen voor analoge radio-omroep zodat de kosten voor digitalisering volledig zijn verdisconteerd in de prognoses voor de netto-kasstromen. In eerste instantie maakten de digitaliseringskosten deel uit van de totale kasstroom voor distributie van commerciële radio via de ether of via de kabel. Omdat van die kasstroom slechts 60 % betrekking heeft op etherradio, werden de digitaliseringskosten aanvankelijk ook voor slechts 60 % in de waardeberekening betrokken. Overigens heeft ook een andere berekening van de kosten voor het toezicht van Agentschap Telecom op het gebruik van vergunningen voor digitale radio-omroep geleid tot lagere kosten voor de exploitatie van digitale radio.

Tot slot zijn opmerkingen gemaakt dat de vergunning voor kavel A7 ten opzichte van de te verlengen vergunningen zou verschillen, omdat kavel A7 al enige tijd niet meer in gebruik is. De nieuwe vergunninghouder zou meer moeite moeten doen om een positie in de markt te kunnen verwerven. Op dit punt is van belang dat SEO uit is gegaan van een nieuwe toetreder. Hiervoor geldt per definitie dat deze communicatie-uitingen zal moeten doen om de luisteraar te interesseren voor zijn programma’s. Bij deze uitingen hoort ook de frequentie waarop het station te beluisteren is. Mocht dit verschil toch in enige mate optreden, dan kan de vergunninghouder hier rekening mee houden bij het uitbrengen van zijn financieel bod.

Immers, zoals hierboven aangegeven, wordt niet de volledige door SEO berekende waarde als financieel instrument toepast, maar 80% hiervan. Dat levert biedruimte op. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de opmerkingen in de consultatie dat het volledig opleggen van de door SEO berekende waarde tot een onvergelijkbare situatie ten opzichte van de te verlengen vergunningen zou leiden, aangezien hier nog een bod voor uitgebracht moet worden.

Het voorgaande betekent dat diverse elementen uit de reacties hebben geleid tot wijzigingen in het berekeningsmodel en tot een hernieuwde berekening van de contante waarden. De hieruit resulterende waarden liggen ten grondslag aan het in deze regeling voor de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep bepaalde eenmalige bedrag.

6. Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen effecten op de administratieve lasten van de vergunninghouders.

7. Beleid betreffende vaste verandermomenten

Het is van groot belang voor de marktpartijen en voor de luisteraars dat de verdeling van de vergunningen voor kavel A7 en voor digitale radio-omroep zo spoedig mogelijk plaatsvindt, gelet op het feit dat de vergunning voor kavel A7 reeds geruime tijd niet in gebruik is. Bovendien is spoedige verdeling van belang voor het digitaliseringsbeleid in welk kader per 1 september 2011 een zogenaamd landelijk kavel in band III aan commerciële, landelijke partijen beschikbaar wordt gesteld voor digitale radio-omroep. Het is voor de gezamenlijke exploitatie van het landelijke kavel gewenst dat ook de vergunninghouders voor de kavels A7 en A8 zo spoedig kunnen deelnemen aan (de voorbereiding van) de gezamenlijke exploitatie van het landelijke kavel. Met het oog hierop is afgeweken van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten. De uitzonderingsgrond ’Hoge c.q. buitensporige private of publieke voor- en nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering’ is hier van toepassing.

II. Artikelen

Artikel 1

Bij de omschrijving van een aantal begrippen wordt aangesloten bij de Regeling aanvraag.

Artikel 2

Blijkens het eerste lid is het vastgestelde eenmalige bedrag steeds van toepassing als de vergunningen zijn verleend met toepassing van de Regeling aanvraag, dus op basis van aanvragen die zijn ingediend binnen de in deze regeling bepaalde termijn. Deze regeling is ook van toepassing in geval van overdracht van krachtens een van deze regelingen verleende vergunningen. Indien gedurende de looptijd van deze vergunningen een aan de overheid teruggevallen vergunning opnieuw wordt verdeeld, is deze regeling niet van toepassing. Het verschuldigde eenmalig bedrag wordt bij die gelegenheid immers opnieuw bepaald, aan de hand van de economische waarde die de vergunning dan heeft voor het resterende deel van de looptijd.

Het is denkbaar dat de vergunningverlening plaatsvindt na de aanvang van de vergunningsperiode, bijvoorbeeld als de vergunningverlening onderwerp van een gerechtelijke procedure wordt. In dat geval wordt de hoogte van het eenmalig bedrag naar rato aangepast overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 3

Op grond van het eerste lid geldt als uitgangspunt dat het eenmalig bedrag ineens wordt betaald en wel op uiterlijk 1 september 2011. Indien echter de vergunningverlening na dat tijdstip plaatsvindt, of ook later dan zes weken vóór dat tijdstip plaatsvindt, dient het eenmalig bedrag uiterlijk zes weken na de vergunningverlening te worden betaald, overeenkomstig het regime van de Algemene wet bestuursrecht voor bestuursrechtelijke geldschulden dat uit gaat van een betalingstermijn van zes weken (artikel 4:87 Awb).

Hiernaast bestaat de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen op grond van artikel 4:94 Awb. Op grond van deze bepaling kan uitstel van betaling worden verleend, waarbij voorschriften kunnen worden verbonden ten aanzien van onder meer de betalingstermijnen. Ingevolge het tweede lid van artikel 3 wordt bij verlening van uitstel van betaling van het eenmalig bedrag een betalingsregeling getroffen met zes (gelijke) termijnen.

Verder wordt voorzien in het voorschrift dat zekerheid wordt verschaft voor de nog te vervallen termijnen. Het vereiste om zekerheid te verschaffen voor een bedrag van een zesde deel van het verschuldigde bedrag heeft feitelijk betrekking op de betalingstermijn die aan het einde van het lopende jaar van de vergunningsperiode is verschuldigd voor het volgende jaar. Daarmee wordt het risico weggenomen dat de invordering van een jaartermijn niet mogelijk is. De zekerheid moet gelden voor de periode tot de laatste termijn is betaald. Voor de invordering van het verschuldigde bedrag geldt het regime voor bestuursrechtelijke geldschulden van titel 4.4 Awb.

Wie gebruik maakt van de betalingsregeling en in dat kader zekerheid moet stellen, kan daarbij gebruik maken van de voor de aanvraag geboden zekerheid. Dan dient, indien zekerheid wordt gesteld door middel van een bankgarantie, de garantie voor een periode van maximaal zes jaar te worden verstrekt – zoals bepaald in de als bijlage bij deze regeling gevoegde modelbankgarantie.

Degene die gebruik maakt van de mogelijkheid een betalingsregeling te treffen is tevens rente verschuldigd over het nog niet betaalde deel van het verschuldigde eenmalig bedrag. Op grond van artikel 4:101 Awb wordt over het deel van het eenmalig bedrag waarvoor uitstel van betaling is geheven, jaarlijks rente geheven op de voet van de wettelijke rente, thans 3 %.

Indien voor de verkrijging van uitstel van betaling zekerheid wordt verschaft in de vorm van een waarborgsom, ontvangt de overheid hierover rente. Om die reden zal in dat geval geen wettelijke rente in rekening worden gebracht over het deel van het verschuldigde en nog niet betaalde bedrag dat wordt gedekt door de waarborgsom – tenzij sprake is van betalingsachterstand. Overeenkomstig artikel 4:101 Awb zal dit in de beschikking tot uitstel van betaling worden vastgelegd.

Tenslotte geeft het vijfde lid de minister de bevoegdheid in voorkomend geval een geldschuld jegens de vergunninghouder met de vordering inzake het eenmalig bedrag te verrekenen. Verrekening is op grond van artikel 4:93 Awb slechts mogelijk met een expliciete wettelijke grondslag. Deze bepaling biedt een grondslag voor verrekening in het geval een vergunninghouder in gebreke blijft (een betalingstermijn van) het eenmalig bedrag te betalen maar anderzijds wel een vordering jegens de staat heeft die verband houdt met de uitvoering van het frequentiebeleid.

Artikel 4

Met dit artikel wordt artikel 4 van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2011 van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat artikel bevat een voorziening om een deel van het eenmalig bedrag te restitueren voor het geval het aantal houders van een vergunning voor landelijke digitale radio-omroep minder is dan negen. Het eenmalig bedrag is gebaseerd op een berekening van de economische waarde van de vergunningen voor respectievelijk analoge en digitale radio-omroep. Daarbij is voor de kosten van de uitrol en het beheer van een netwerk voor digitale radio uitgegaan van een gezamenlijke investering van alle vergunninghouders - gelet op het feit dat de exploitatie van de onderhavige frequentiecapaciteit niet anders dan in gezamenlijkheid kan plaatsvinden. Indien nu in de periode dat investeringen in de uitrol van digitale radio moeten worden gedaan één of meer vergunningen niet verleend zijn dan wel teruggevallen zijn aan de overheid, is het niet onredelijk hiermee rekening te houden in het kader van de betaling van het eenmalig bedrag. Om die reden vindt in dat geval een restitutie plaats voor de meerkosten. Het betreft derhalve alleen de kosten die de zittende vergunninghouders vanwege een kleiner aantal deelnemers binnen de landelijke multiplex extra moeten maken in verband met de uitrol en het beheer van digitale radio.

Artikel 5

Na de aanvraagprocedure blijkt welke aanvragers vergunningen verkrijgen en welke niet. In het laatstbedoelde geval wordt de verstrekte zekerheid teruggeven. Indien zekerheid was gesteld door middel van een waarborgsom ontvangt de aanvrager op grond van het tweede lid een vergoeding voor de rente over het gestorte bedrag. Een rentevergoeding wordt ook geboden indien de aanvraag wordt toegewezen en de in het kader van de aanvraag gestorte waarborgsom wordt aangewend voor de betaling van het eenmalig bedrag, zo is bepaald in het derde lid.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.


X Noot
1

dit model dient te worden gebruikt voor een bankgarantie

  • a. voor het stellen van zekerheid in het kader van de aanvraagprocedure (i.v.m. de verplichting bedoeld in de verklaring onder I.C1 en/of I.C2) of

  • b. met het oog op het verkrijgen van uitstel van betaling (i.v.m. de verplichting bedoeld in de verklaring onder I.D; uitstel van betaling wordt niet verleend voor het financieel bod)

  • c. of ten behoeve van een combinatie hiervan.

    Voor het financieel bod geldt de bankgarantie in beginsel voor maximaal één jaar. Bij het financieel instrument geldt de bankgarantie in beginsel maximaal 1 jaar als de aanvrager geen uitstel van betaling aanvraagt. Vraagt de aanvraag wél uitstel van betaling dan geldt de bankgarantie in beginsel voor maximaal zes jaar. De aanvrager kan al bij de aanvraag een verzoek om uitstel van betaling doen en dan zekerheid verschaffen met behulp van een bankgarantie voor in beginsel maximaal zes jaar.

Naar boven