Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 april 2011, nr. WJZ/11059881, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2011 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EL&I 2011)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst 2011;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. de secretaris-generaal:

de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

c. de hoofden van dienst:
  • 1°. de directeur-generaal van Agro;

  • 2°. de directeur-generaal van Energie, Telecom en Mededinging;

  • 3°. de directeur-generaal van Internationale Betrekkingen;

  • 4°. de directeur-generaal van Natuur en Regio;

  • 5°. de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie;

  • 6°. de loco secretaris-generaal;

  • 7°. de directeur van de Auditdienst;

  • 8°. de directeur Bedrijfsvoering;

  • 9°. de directeur Bureau Bestuursraad;

  • 10°. de directeur Communicatie;

  • 11°. de directeur Financieel-Economische Zaken;

  • 12°. de directeur Wetgeving en Juridische Zaken;

  • 13°. de Consumentenautoriteit;

  • 14°. de directeur van PIANOo;

  • 15°. de directeur van het Centraal Planbureau;

  • 16°. de directeur van de Dienst ICT Uitvoering;

  • 17°. de directeur van de Dienst Landelijk Gebied;

  • 18°. de inspecteur-generaal der mijnen;

  • 19°. de inspecteur-generaal van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit;

  • 20°. de algemeen directeur voor de Uitvoering;

  • 21°. de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom;

d. P&O-aangelegenheden:

aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

e. BBRA:

Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

f. ARAR:

Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

De organisatie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 3

Het in dit besluit ten aanzien van de minister bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 4

  • 1. Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op:

    • a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet.

  • 2. Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

    • a. beslissingen die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

    • b. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

    • c. beslissingen waaruit belangrijke financiële consequenties voor het rijk voortvloeien, behoudens voor zover een beslissing een rechtstreeks gevolg is van de bestaande aard en omvang van de regeringsbemoeienis op economisch gebied;

    • d. het vaststellen van ministeriële regelingen en beleidsregels, met uitzondering van ministeriële regelingen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, en artikel 7, derde lid;

    • e. delegatie van bevoegdheden;

    • f. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal is genomen;

    • g. aangelegenheden met betrekking tot de secretaris-generaal.

  • 3. Voorts heeft mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:

    • a. de Koningin en het Kabinet der Koningin;

    • b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;

    • c. een minister of een staatssecretaris;

    • d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;

    • e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, met uitzondering van Actal;

    • h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris.

Artikel 5

Bij of krachtens dit besluit verleend mandaat, volmacht en machtiging heeft geen betrekking op:

  • a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen en

  • b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde belanghebbende is.

§ 2. Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 6

  • 1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

    • b. het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 31a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het nemen van besluiten die noodzakelijk zijn ter uitvoering van verordeningen op het gebied van het Europese Visserijbeleid;

    • c. het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de secretaris-generaal door de minister of een hoofd van dienst moeten worden vastgesteld;

    • d. het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;

    • e. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

      • 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of

      • 2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

    • f. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet vallend onder artikel 4, tweede lid, onderdeel a, of behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • g. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

    • h. aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een hoofd van dienst.

  • 2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, behoren in ieder geval:

    • a. het vaststellen van de organisatie en formatie van de diensten bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1° tot en met 14°;

    • b. het vaststellen van de apparaatskosten van de diensten;

    • c. het vaststellen van interne circulaires;

    • d. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden;

    • e. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de hoofden van dienst;

    • f. besluiten ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 15 of hoger van bijlage B van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, inhoudende:

      • 1°. het aanstellen in vaste of tijdelijke dienst en het beëindigen van vaste of tijdelijke aanstellingen;

      • 2°. het verlenen van buitengewoon verlof op basis van artikel 34 van het ARAR;

      • 3°. het opdragen van een andere functie op basis van artikel 57 van het ARAR;

      • 4°. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden op basis van artikel 58 van het ARAR;

      • 5°. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR;

      • 6°. het schorsen van een ambtenaar op basis van artikel 91 van het ARAR;

      • 7°. het verminderen van de bezoldiging tijdens schorsing op basis van artikel 92 van het ARAR;

      • 8°. het bevorderen naar een hogere salarisschaal;

      • 9°. het beslissen omtrent toekennen van een terugkeergarantie;

      • 10°. het nemen van besluiten omtrent schadeloosstellingen boven een bedrag van € 10 000 op grond van artikel 69 van het ARAR;

      • 11°. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van sociaal flankerend beleid.

Artikel 7

  • 1. Aan de hoofden van dienst wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als bedoeld in de bijlage van dit besluit, waaronder begrepen de P&O-aangelegenheden van zijn dienst, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal of aan een ander hoofd van dienst.

  • 2. Aan de hoofden van dienst wordt voorts, ieder voor zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening.

  • 3. Aan de directeuren-generaal wordt, ieder voor zich, mandaat en machtiging verleend voor het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 31a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het nemen van besluiten die noodzakelijk zijn ter uitvoering van verordeningen op het gebied van het Europese Visserijbeleid.

Artikel 8

Aan de directeur-generaal van Energie, Telecom en Mededinging wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

  • a. de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen waarvoor in artikel 14, onderdelen a tot en met c, mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

  • b. benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van de leden van de Mijnraad;

  • c. benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van de leden van de Technische commissie bodembeweging;

  • d. benoeming en ontslag van de leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland;

  • e. benoeming en ontslag van de bestuursleden van de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten.

Artikel 9

Aan de directeur-generaal van Internationale Betrekkingen wordt mandaat en machtiging verleend inzake benoeming, ontslag en vergoeding van leden van het Nationaal Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

Artikel 10

Aan de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie wordt mandaat en machtiging verleend inzake benoeming, ontslag en vergoeding van de leden van de Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie.

Artikel 11

Aan de directeur Bedrijfsvoering wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van bijlage B van het BBRA geldt, inhoudende:

  • a. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81, eerste lid, onderdelen e tot en met l, van het ARAR;

  • b. het verlenen van ontslag op grond van artikelen 49l, 96 en 99 van het ARAR en het verlenen van ontslag in combinatie met een financiële regeling;

  • c. het schorsen van een ambtenaar op basis van artikel 91 van het ARAR;

  • d. het verminderen van de bezoldiging tijdens schorsing op basis van artikel 92 van het ARAR;

  • e. het verlenen van buitengewoon verlof op basis van artikel 34 van het ARAR;

  • f. het beslissen omtrent toekennen van een terugkeergarantie;

  • g. het nemen van besluiten omtrent schadeloosstellingen boven een bedrag van € 10 000 op grond van artikel 69 van het ARAR;

  • h. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van sociaal flankerend beleid.

Artikel 12

  • 1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van verzoeken van de Nationale ombudsman en bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, met uitzondering van:

    • a. bezwaar- en beroepschriften inzake personeelsaangelegenheden;

    • b. bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of behandeld door een functionaris of door die functionaris aangewezen ambtenaren die mandaat, volmacht en machtiging heeft verkregen voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen die besluiten.

  • 2. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt voorts volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen op het werkterrein van de hoofden van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel c, onder 13°, 17°, 20°, en 21°, en het werkterrein van het hoofd van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel c, onder 4°, voor zover het betreft het Programma herijking juridisch instrumentarium en gebiedsinrichting.

  • 3. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met besluiten op grond van de artikelen 86, 90 en 91 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Artikel 13

Aan de algemeen directeur voor de Uitvoering en aan de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebbende bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of behandeld door hem of door hem aangewezen ambtenaren of tegen besluiten ter zake waarvan de behandeling van bezwaar en beroep anderszins aan hem is opgedragen.

Artikel 14

Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

  • a. de artikelen 50, 51, derde lid, en 52, derde lid, en 132 van de Mijnbouwwet;

  • b. de artikelen 22, 30, 35, tweede lid, 51, vijfde lid, 85, 88, tweede lid, 90, 91, 97, 99, derde en vierde lid, 101, 111, 112 en 113 van het Mijnbouwbesluit;

  • c. de Mijnbouwregeling, met uitzondering van artikel 1.2.1 en paragraaf 1.4 en artikel 12.1, tweede lid;

  • d. artikel 18.2 van de Wet Milieubeheer en artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • e. artikel 119 van het Besluit Stralingsbescherming.

§ 3. Instructies

Artikel 15

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

  • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel 16

  • 1. Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

    De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

    namens deze:

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

  • 2. Bij ondertekening van stukken krachtens mandaat en volmacht door functionarissen die onder de hoofden van dienst, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1°. tot en met 5°. ressorteren, wordt onder de functie van de functionaris tevens de naam van het dienstonderdeel vermeld.

§ 4. Ondermandaat

Artikel 17

  • 1. De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges.

  • 2. De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor P&O-aangelegenheden van zijn dienst, waarvoor de secretaris-generaal of de directeur Bedrijfsvoering krachtens dit besluit mandaat, volmacht en machtiging heeft verkregen.

Artikel 18

  • 1. De hoofden van dienst kunnen, ieder voor zijn werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, en voor zover van toepassing voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatie-onderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen of aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.

  • 2. Voor P&O-aangelegenheden geldt, in afwijking van het eerste lid, dat geen ondermandaat, volmacht en machtiging mag worden verleend voor de volgende aangelegenheden:

    • a. het aanstellen in vaste of tijdelijke dienst en het beëindigen van vaste of tijdelijke aanstellingen;

    • b. het opdragen van een andere functie op basis van artikel 57 van het ARAR;

    • c. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden op basis van artikel 58 van het ARAR;

    • d. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR;

    • e. het bevorderen naar een hogere salarisschaal;

    • f. het toekennen van beloningen;

    • g. het nemen van besluiten omtrent schadeloosstellingen op grond van artikel 69 van het ARAR.

  • 3. De secretaris-generaal kan aan hoofden van dienst schriftelijk toestemming geven voor het, in afwijking van het tweede lid, verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

Artikel 19

  • 1. Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.

  • 2. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 17 en 18 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Bedrijfsvoering, de directeur van de Auditdienst en de Algemene Rekenkamer.

§ 5. Vervanging

Artikel 20

  • 1. De uit dit besluit voor de secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op een door de secretaris-generaal aangewezen directeur-generaal.

  • 2. De uit dit besluit voor de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

§ 6. Ondertekening bij afwezigheid minister

Artikel 21

  • 1. Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door hem wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.

  • 2. In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:

    De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

    namens deze,

    overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

    (handtekening)

    (naam)

    secretaris-generaal

§ 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22

  • 1. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010 wordt ingetrokken.

  • 2. De volgende op het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010 berustende besluiten blijven na inwerkingtreding van dit besluit in stand:

    • a. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Markten van het Ministerie van Economische Zaken 2010, met dien verstande dat telkens waar Markten staat, gelezen moet worden: ‘Mededinging’;

    • b. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie van het Ministerie van Economische Zaken 2010;

    • c. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging WJZ 2010;

    • d. Het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Consumentenautoriteit 2007;

    • e. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor het Centraal Planbureau 2007;

    • f. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging inspecteur-generaal der mijnen 2009;

    • g. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap NL 2011;

    • h. Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Agentschap Telecom 2010.

  • 3. Het Mandaatbesluit LNV secretaris-generaal en directeuren-generaal wordt ingetrokken.

  • 4. Het Mandaatbesluit LNV Bureau Bestuursraad wordt ingetrokken.

  • 5. Het Mandaatbesluit LNV Directie Organisatie en Bedrijfsvoering wordt ingetrokken.

  • 6. Het Mandaatbesluit LNV Directie Financieel-Economische Zaken wordt ingetrokken.

  • 7. Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 10 mei 2001, Nr. TRCJZ/2001/1670, houdende verlening van mandaat aan de directeur Voorlichting, wordt ingetrokken.

  • 8. Het Mandaatbesluit LNV beleidskern wordt ingetrokken.

  • 9. Het Mandaatbesluit personele aangelegenheden LNV wordt ingetrokken. De op dit besluit gebaseerde besluiten van de directeur van de Algemene Inspectiedienst, de directeur van de Dienst ICT Uitvoering, de directeur van de Dienst Landelijk Gebied, de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst, de algemeen directeur van de Dienst Regelingen en de inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit blijven in stand.

Artikel 23

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de hoofden van dienst en de Algemene Rekenkamer.

Artikel 24

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2011.

Artikel 25

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging EL&I 2011.

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 april 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, ALP X/050, 2500 EC ’s-Gravenhage.

BIJLAGE: ORGANISATIE VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

I. Hoofdstructuur van de organisatie

  • 1. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bestaat uit het kernministerie en de buitendiensten.

  • 2. Het kernministerie bestaat uit:

    • a. de algemene leiding;

    • b. de beleidsonderdelen:

      • 1°. het directoraat-generaal voor Agro;

      • 2°. het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging;

      • 3°. het directoraat-generaal voor Internationale Betrekkingen;

      • 4°. het directoraat-generaal voor Natuur en Regio;

      • 5°. het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie;

      • 6°. de dienst Algemene Economie, Topsectoren en Regeldruk;

    • c. de stafdirecties:

      • 1°. de Auditdienst;

      • 2°. de directie Communicatie;

      • 3°. de directie Bedrijfsvoering;

      • 4°. de directie Bureau Bestuursraad;

      • 5°. de directie Financieel-Economische Zaken;

      • 6°. de directie Wetgeving en Juridische Zaken;

    • d. de overige onderdelen:

      • 1°. de dienst Consumentenautoriteit;

      • 2°. PIANOo.

  • 3. Onder het Ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie ressorteren de volgende buitendiensten:

    • a. het Centraal Planbureau (CPB);

    • b. de Dienst ICT Uitvoering;

    • c. de Dienst Landelijk Gebied;

    • d. het Staatstoezicht op de Mijnen;

    • e. de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit;

    • f. Agentschap NL/Dienst Regelingen;

    • g. Agentschap Telecom.

II. Algemene leiding

  • 1. De algemene leiding staat onder leiding van de secretaris-generaal.

  • 2. De secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 6 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EL&I 2011.

III. Het directoraat-generaal voor Agro

  • 1. Het directoraat-generaal voor Agro staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen;

    • b. het zorg dragen voor hoogwaardig groen onderwijs en onderzoek;

    • c. het voeren van adequaat fytosanitair beleid en het zeker stellen van goede gewasbescherming;

    • d. het stimuleren van een duurzame veehouderij en visserij;

    • e. het borgen van diergezondheid en dierenwelzijn;

    • f. het zeker stellen van een adequate en duurzame voedselvoorziening en voedselzekerheid op nationaal, Europees en mondiaal niveau;

    • g. het vormgeven en bewaken van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en gemeenschappelijk visserijbeleid;

    • h. het bewaken en coördineren van een eenduidige en EU-conforme uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

    • i. het stimuleren van de economische topsectoren voedsel en tuinbouw.

IV. Het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging

  • 1. Het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. de ordening van de markten van energie, telecom en post;

    • b. het stimuleren van de topsector energie en de sector telecom/ict;

    • c. de handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn;

    • d. het bevorderen van duurzaamheid en vernieuwingen in energiehuishouding en de benutting van de ICT;

    • e. het bijdragen aan optimale ordening van markten en het bevorderen van mededinging in algemene zin;

    • f. het ontwikkelen van consumentenbeleid en het toezicht daarop.

V. Het directoraat-generaal voor Internationale Betrekkingen

  • 1. Het directoraat-generaal voor Internationale Betrekkingen staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie en economische missies, met bijzondere aandacht voor de economische topsectoren;

    • b. het aansturen, het (mede) benoemen en het voeren van beleid over het economische deel van het postennet;

    • c. het bij te dragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer en versterking van de internationale economische rechtsorde;

    • d. het bevorderen van internationaal – maatschappelijk verantwoord – ondernemen en draagvlak voor globalisering;

    • e. het coördineren van en het zorg dragen voor een consistente, daadkrachtige en adequate inbreng van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op Europese dossiers, onder andere in de gremia in Den Haag (waaronder de Coördinatie Commissie en de Ministeriële Commissie EU), in gremia in EU-kader (waaronder de Raad voor Concurrentievermogen, Energie Raad, Telecom Raad en de Landbouw- en Visserijraad);

    • f. het bevorderen van het functioneren van de Europese interne markt en het toezicht daarop, waaronder het behandelen van klachten van bedrijven en burgers over onjuiste toepassing van de interne markt regels (Solvit) en het verzorgen van het beleid en advies op het gebied van staatssteun;

    • g. het zorg dragen voor een coherente gedachtevorming over EU-ontwikkelingen en voor een effectieve EU-strategie voor duurzame groei en banen, versterking van het Europese concurrentievermogen en institutionele EU-ontwikkelingen;

    • h. het coördineren zowel qua inhoud als proces van de Financiële Perspectieven EU;

    • i. het faciliteren van de markt door een samenspel tussen handelspolitiek, multilaterale economische diplomatie en bilaterale economische diplomatie en daarmee de exportbevordering;

    • j. het voeren van het (financieel) instrumentarium op de beleidsterreinen exportbevordering, investeringsbevordering, marktfacilitatie en markttoegang;

    • k. het bijdragen aan de beschikbaarheid van en toegang tot internationale publieke goederen, zoals voedselzekerheid, grondstoffen en water in het kader van duurzame globalisering.

    • l. de acquisitie van investeringen waarbij een goede wisselwerking tussen het beleid en uitvoeringspraktijk voorop staat;

    • m. de exportcontrole van strategische goederen en sancties.

VI. Het directoraat-generaal voor Natuur en Regio

  • 1. Het directoraat-generaal voor Natuur en Regio staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. het borgen van de Nederlandse internationale verantwoordelijkheden op het terrein van Natura2000, biodiversiteit en behoud van natuurlijke hulpbronnen;

    • b. het doordecentraliseren en herijken van het natuurbeleid en het regionaal (economisch) beleid, waarbij steeds sprake is van een evenwichtige afweging tussen people, planet en profit (de 3 P’s);

    • c. het vorm en inhoud geven aan het ruimtelijk economisch beleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

VII. Het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie

  • 1. Het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. het realiseren van een excellent ondernemingsklimaat, waaronder de domeinen ondernemingsrecht en ondernemingsfinanciering;

    • b. het versterken van het innovatievermogen van de Nederlandse economie en het ontwikkelen van de algemene kaders van het kennis- en innovatiebeleid voor alle beleidsdomeinen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • c. het (inter)departementaal inhoud en richting geven aan beleid voor de ‘biobased economy’;

    • d. het mede stimuleren van de economische topsectoren chemie, high tech, life sciences, creatieve industrie, water en logistiek;

    • e. het optreden als accountmanager van bedrijfssectoren en belangrijke bedrijvendossiers, met uitzondering van energie, telecom/ict en agro-food.

VIII. De dienst Algemene Economie, Topsectoren en Regeldruk

  • 1. De dienst Algemene Economie, Topsectoren en Regeldruk staat onder leiding van de loco secretaris-generaal.

  • 2. De dienst Algemene Economie, Topsectoren en Regeldruk heeft tot taak:

    • a. het analyseren van en het adviseren over vraagstukken op het gebied van macro-economische ontwikkelingen, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, overheidsfinanciën en ordening voor zover de algemene economische of budgettaire aspecten leidend zijn;

    • b. het analyseren van en het adviseren over algemeen economische aspecten van het EU-beleid, waaronder macro-economische beleidscoördinatie in EU-verband, Ecofin en EU 2020 en deelname aan het directeurenoverleg Ecofin;

    • c. het begeleiden en waar nodig het initiëren van activiteiten in het kader van het beleid gericht op structurele hervorming van de Nederlandse economie;

    • d. het signaleren en agenderen van ontwikkelingen en vraagstukken in de breedte van het beleidsterrein van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • e. het aanjagen en coördineren van de strategische beleidsvorming;

    • f. het versterken van het strategisch vermogen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • g. het coördineren van het fiscale beleid binnen het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • h. het ontwikkelen van de aanpak voor de huidige en toekomstige economische topsectoren, integraal gericht op alle relevante vestigings- en ondernemingscondities voor de topsectoren, waaronder regeldruk, fysieke infrastructuur, aanbestedingsbeleid, duurzaamheid, fiscaliteit, hoofdkantoren, onderzoek en innovatie, exportbevordering en financiering;

    • i. het (doen) opstellen en uitwerken van een integrale agenda per topsector;

    • j. het toezien op en ondersteunen van de voortgang, coherentie, rapportage en evaluatie van de topsectorenaanpak als geheel;

    • k. het departementaal en interdepartementaal bepleiten en realiseren van regeldrukvermindering, mede met het oog op versterking van de economische topsectoren.

  • 3. De dienst Algemene Economie, Topsectoren en Regeldruk bestaat uit:

    • a. de directie Algemene Economische Politiek;

    • b. de programmadirectie Topsectoren;

    • c. de programmadirectie Regiegroep Regeldruk.

IX. De Auditdienst

  • 1. De Auditdienst staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De Auditdienst heeft tot taak:

    • a. de accountantscontrole van het departementale jaarverslag en de verantwoording van buitendiensten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • b. het verrichten van periodiek onderzoek naar de bedrijfs- en beleidsvoering ten behoeve van de politieke en ambtelijke leiding;

    • c. het doen van onderzoeken op verzoek van de ambtelijke leiding en overig management naar de eigen bedrijfsvoerings- en beleidsprocessen.

X. De directie Bedrijfsvoering

  • 1. De directie Bedrijfsvoering staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. beleidsontwikkeling en het adviseren van de departementsleiding en het management en het leveren van een bijdrage aan interdepartementale beleidsontwikkeling, op het gebied van de facilitaire diensten, personeel en organisatie, inkoop, ICT-toepassingen, informatievoorziening en huisvesting;

    • b. het adviseren van de departementsleiding en het management over en het implementeren van beleid op het gebied van management development, mobiliteit, werving, opleiding en de personeelscyclus;

    • c. het ondersteunen en adviseren van de departementsleiding en het management inzake medezeggenschap, P-advies en sociaal-juridische zaken;

    • d. het uitvoeren van taken rond personeels- en salarisadministratie voor zover die niet bij P-Direkt zijn ondergebracht en met betrekking tot de personeelsstichting;

    • e. het fungeren als Chief Information Officer binnen het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zoals bepaald door het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

    • f. het beschikbaar stellen en houden van ICT-toepassingen, ondersteuning bij het gebruik van toepassingen;

    • g. het adviseren over en het ontwikkelen van nieuwe informatieproducten, informatiekanalen, toepassingen en functionaliteiten;

    • h. het coördineren van de inkoop van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • i. het aangaan van overeenkomsten op het terrein van roerende goederen en dienstverlening;

    • j. het verlenen van opdrachten tot verwerving of vervreemding van onroerende goederen, het overdragen in materieel beheer daarvan, alsmede tot verkrijging of verlening van gebruiksrechten ten aanzien van onroerende goederen;

    • k. het uitvoeren van de centrale betaal-, administratie- en interne controle-functie van het kernministerie.

XI. De directie Bureau Bestuursraad

  • 1. De directie Bureau Bestuursraad staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het bedienen van bewindslieden en ambtelijke top opdat zij hun politieke, inhoudelijke en bedrijfsmatige eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten volle waar kunnen maken;

    • b. het coördineren van contacten met het parlement en de voorbereiding voor de ministerraad;

    • c. het stimuleren en het coördineren van samenwerking tussen de dienstonderdelen waaronder de samenwerking tussen beleid en uitvoering;

    • d. het ondersteunen van de secretaris-generaal bij zowel intern als extern optreden;

    • e. het coördineren van interdepartementaal overleg;

    • f. het behandelen van de aangelegenheden op het gebied van Kabinet & Protocol;

    • g. de coördinatie van de departementale crisisbeheersing;

    • h. het bieden van ondersteuning aan de leden van de Bestuursraad voor hun portefeuilletaken en aangelegenheden die het gehele Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie betreffen;

    • i. de administratie van verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en burgerbrieven.

XII. De directie Communicatie

  • 1. De directie Communicatie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het ontwikkelen, implementeren en bewaken van het communicatiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • b. het realiseren van samenhang in en het bevorderen van de kwaliteit van de interne en externe communicatie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • c. het initiëren en coördineren van communicatieonderzoek;

    • d. het invullen en uitvoeren van centraal belegde communicatieactiviteiten, waaronder woordvoering, persvoorlichting, speeches, internet en intranet, knipselkracht en communicatieadvisering;

    • e. het bijdragen aan de interdepartementale beleidsvorming en samenwerking op communicatiegebied.

XIII. De directie Financieel-Economische Zaken

  • 1. De directie Financieel-Economische Zaken staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het samenstellen van de jaarlijkse begrotingen en de daarmee samenhangende suppletore begrotingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • b. het opstellen van het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van het Fonds economische structuurversterking;

    • c. het uitbrengen van adviezen over begrotingsvraagstukken en financieel-economische beleidsadviezen;

    • d. het beoordelen van financieel-economische en budgettaire gevolgen van het beleid;

    • e. het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van de begroting;

    • f. het coördineren van de evaluatiecyclus van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • g. het opstellen van adviezen in het kader van de werkplancyclus inclusief het ontwikkeltraject;

    • h. het inrichten van en toezicht houden op de totale administratie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • i. het geven van nadere voorschriften voor het inrichten en bijhouden van de administratie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van de daaronder ressorterende buitendiensten;

    • j. het coördineren van de departementale administratieve organisatie.

XIV. De directie Wetgeving en Juridische Zaken

  • 1. De directie Wetgeving en Juridische Zaken staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het vervaardigen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen;

    • b. het verstrekken van juridische adviezen;

    • c. het behandelen van bezwaar- en beroepszaken.

XV. De dienst Consumentenautoriteit

  • 1. De dienst Consumentenautoriteit staat onder leiding van de Consumentenautoriteit.

  • 2. De dienst Consumentenautoriteit heeft tot taak:

    • a. de handhaving van consumentenregelgeving;

    • b. de Europese coördinatie van grensoverschrijdende verzoeken om wederzijdse bijstand genoemd in Europese consumentenregelgeving;

    • c. het vergroten van kennis van consumenten en aanbieders over consumentenrechten en consumentenplichten en mogelijkheden om recht te halen.

XVI. PIANOo

  • 1. PIANOo staat onder leiding van een directeur.

  • 2. PIANOo heeft tot taak:

    • a. de aanwezige kennis en ervaring over inkopen en aanbesteden beschikbaar te maken voor alle aanbestedende diensten;

    • b. de inhoudelijke en praktische samenwerking van aanbestedende diensten te stimuleren en te faciliteren.

XVII. Het Centraal Planbureau (CPB)

  • 1. Het Centraal Planbureau (CPB) staat onder leiding van een directeur.

  • 2. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft tot taak het maken van onafhankelijke economische analyses en prognoses die wetenschappelijk verantwoord en up-to-date zijn en die relevant zijn voor het beleid van de regering, het parlement en andere maatschappelijke organisaties, zoals politieke partijen en bedrijfsleven.

  • 3. Het Centraal Planbureau (CPB) bestaat uit:

    • a. sector 1: Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat;

    • b. sector 2: Conjunctuur en Collectieve Sector;

    • c. sector 3: Groei, Kennis en Structuur;

    • d. sector 4: Marktordening;

    • e. sector 5: Economie en Fysieke Omgeving;

    • f. sector 6: Internationale Economie;

    • g. afdeling Informatietechnologie en Onderzoeksondersteuning;

    • h. afdeling Interne Zaken en Beheer.

XVIII. De Dienst ICT Uitvoering

  • 1. De Dienst ICT Uitvoering staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De Dienst ICT Uitvoering heeft tot taak het zorg dragen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kostenefficiënte ICT-services die de bedrijfsprocessen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ondersteunen.

  • 3. De Dienst ICT Uitvoering bestaat uit:

    • a. Bedrijfsvoering: bestaande uit de teams Bedrijfsadministratie en Control en Organisatie;

    • b.  Sturing: bestaande uit de teams Relatiemanagement, Deliverymanagement, Architectuur en strategie, Kwaliteitsborging en Contractmanagement;

    • c. Uitvoering: bestaande uit de teams Handhaving en Toezicht, Subsidieverstrekking, Digitale dienstverlening en Registratie, Operating systems, Middlewared, Datacommunicatie, Ketenmonitoring, Support Uitvoering en DICTUdesk.

XIX. De Dienst Landelijk Gebied

  • 1. De Dienst Landelijk Gebied staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De Dienst Landelijk Gebied heeft tot taak:

    • a. het verrichten van taken betreffende de wettelijke herverkaveling en werkzaamheden op het gebied van planvorming en planuitvoering die daarmee samenhangen, het opstellen van verslagen en rapportages daarover;

    • b. het uitvoeren van subsidieregelingen op het terrein van de inrichting van het landelijke gebied, waaronder begrepen het voorbereiden en nemen van subsidiebesluiten, het uitkeren van subsidies, en het adviseren van andere subsidieverleners over subsidieaanvragen;

    • c. het uitvoeren van werkzaamheden op het terrein van de inrichting van het landelijke gebied, waaronder planvorming, planuitvoering, werkzaamheden als procesmanager en gebiedsmakelaar;

    • d. namens het bureau beheer landbouwgronden verwerven, beheren en vervreemden van gronden en opstallen;

    • e. het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van Geografische Informatiesystemeen (GIS competence centrum);

    • f. het functioneren als erkend betaalorgaan voor de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

    • g. het op verzoek geven van algemene en beleidsadviezen en verstrekken van informatie over beleid, voortgang en andere zaken met betrekking tot de onder a tot en met f genoemde taken.

    De Dienst Landelijk Gebied bestaat uit:

    • a. Centrale Eenheid;

    • b. Regio Noord;

    • c. Regio Oost;

    • d. Regio West;

    • e. Regio Zuid.

XX. Het Staatstoezicht op de mijnen

  • 1. Het Staatstoezicht op de mijnen staat onder leiding van de inspecteur-generaal der mijnen.

  • 2. Het Staatstoezicht op de mijnen heeft tot taak:

    • a. het toezien op de naleving van het bij het krachtens de Mijnbouwwet bepaalde ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het milieu, de bodembewegingen, de doelmatige winning van delfstoffen bij verkenningsonderzoeken in het kader van een planmatig beheer, het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte en het opslaan van stoffen;

    • b. het toezien op de naleving van het bij het krachtens de Gaswet bepaalde ten aanzien van de veiligheid van gastransportnetten;

    • c. het doen van aanbevelingen aan de minister die de inspecteur-generaal wenselijk acht met het oog op een doelmatige en voortdurende uitvoering in de toekomst van de in onderdelen a en b genoemde activiteiten;

    • d. het geven van onafhankelijk advies over voorgenomen beleid ten aanzien van de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de fraudegevoeligheid;

    • e. het informeren van de bewindspersonen en van het bij de mijnbouw- en gasregelgeving betrokken beleidsonderdeel over de waargenomen effecten van bestaand beleid en over relevante ontwikkelingen in het buitenland, waaronder de Europese Unie, die invloed kunnen hebben op dit beleid;

    • f. het bijdragen aan beleidsevaluaties op basis van bevindingen opgedaan bij het toezicht.

  • 3. Het Staatstoezicht op de mijnen bestaat uit:

    • a. de afdeling Engineering;

    • b. de afdeling Geo-engineering;

    • c. de afdeling Operaties;

    • d. het Bedrijfsbureau.

XXI. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit

  • 1. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit staat onder leiding van een inspecteur-generaal.

  • 2. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit heeft tot taak:

    • a. het werken aan de veiligheid van voedsel- en niet-voedsel producten om de gezondheid van mens en dier te beschermen;

    • b. het zorg dragen voor de naleving van wet- en regelgeving door het houden van toezicht;

    • c. het uitvoeren van een wetenschappelijke risicobeoordeling;

    • d. het informeren van de buitenwereld over risico’s en risicoreductie;

    • e. het fungeren als centraal meldpunt voor consumenten, bedrijven, laboratoria, de Europese Commissie en andere landen op het gebied van voedselveiligheid;

    • f. het samenwerken met de Europese Voedsel Veiligheidsautoriteit;

    • g. het bewaken en bevorderen van de gezondheid van planten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een gezonde groene sector van internationaal aanzien, een gezonde en veilige land- en tuinbouw en een landschap met een hoge biodiversiteit;

    • h. het voorkomen dat ziekten, plagen en ongewenste planten binnen Nederland en over de wereld worden verspreid;

    • i. het bevorderen dat planten, ziekten, plagen en onkruiden op een veilige en duurzame wijze worden beheerst;

    • j. het ontwikkelen van kennis.

  • 3. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit bestaat uit:

    • a. de Voedsel en Waren Autoriteit;

    • b. de Algemene Inspectiedienst;

    • c. de Plantenziektenkundige Dienst.

XXII. Agentschap NL/Dienst Regelingen

  • 1. Agentschap NL/Dienst Regelingen staat onder leiding van de algemeen directeur voor de Uitvoering.

  • 2. Agentschap NL/Dienst Regelingen heeft tot taak:

    • a. het uitvoeren van de in de Rijksoctrooiwet 1995 en de in de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten genoemde taken;

    • b. het als nationaal voorportaal samenwerken met het Europees Octrooi Bureau ter bevordering van de kennisbescherming;

    • c. het verzamelen, het analyseren en het voor derden toegankelijk maken van alle relevante octrooi-informatie;

    • d. het ontsluiten en het klantvriendelijk beschikbaar stellen van informatie over industriële eigendomsrechten;

    • e. het aan derden aanbieden van zoeksystemen in de octrooiliteratuur;

    • f. het leveren van bijdragen voor de beleidsvoorbereiding van het kernministerie op het gebied van industriële eigendom;

    • g. het in samenwerking met het kernministerie deelnemen aan internationaal overleg over onderwerpen van industriële eigendom;

    • h. het geven van voorlichting over beschermingsvormen voor innovatieve ontwikkelingen;

    • i. het ondersteunen van ondernemers en publieke organisaties bij het internationaal ondernemen en samenwerken;

    • j. het stimuleren van internationale activiteiten met informatie over buitenlandse markten, met projectmatige en financiële ondersteuning en door het leggen van contacten met zakenpartners in het buitenland;

    • k. het geven van informatie over kansrijke sectoren in het buitenland, over buitenlandse markten en wet- en regelgeving;

    • l. het uitvoeren van regelingen en programma’s ter financiële ondersteuning van sectoren en ondernemingen en het inbrengen van expertise bij het opstellen van plannen;

    • m. het leggen van contacten met interessante zakenpartners en relevante publieke organisaties in de markt of sector die de ondernemer wil betreden, via promotionele activiteiten;

    • n. het uitdragen en het versterken van de economische beeldvorming van Nederland in het buitenland;

    • o. de promotie van Nederland als vestigingslocatie voor buitenlandse investeerders;

    • p. de assistentie van buitenlandse bedrijven bij het nemen van hun vestigingsbesluit;

    • q. de coördinatie van de acquisitie-inspanningen op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

    • r. de beleidssignalering, binnen en buiten het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innvoatie, ten aanzien van het Nederlandse vestigingsklimaat in internationaal perspectief;

    • s. het informeren van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden over innovaties, technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het innovatiebeleid;

    • t. het bevorderen van internationale contacten op het gebied van innovatie(beleid) en technisch-wetenschappelijke samenwerking;

    • u. het stimuleren van duurzame ontwikkeling en innovatie door een brug te slaan tussen markt en overheid;

    • v. het uitvoeren van overheidsbeleid met betrekking tot innovatie, energie en klimaat, milieu en leefomgeving;

    • w. het fungeren als landelijk opererende uitvoeringsorganisatie voor Europese en nationale regelgeving en programma’s, onder meer gericht op subsidieverlening, inkomenssteun, vergunningverlening en maatregelen;

    • x. het functioneren als erkend betaalorgaan voor de eerste pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

    • y. het toetsen en verantwoorden van de besteding van Europese Fondsen vanuit de rol als Certificeringsautoriteit;

    • z. het bieden van ondersteuning bij de administratieve en financiële afwikkeling van crises;

    • aa. het fungeren als loket voor burgers en ondernemers;

    • bb. de ontwikkeling en het beheer van gegevensregistraties van dieren, percelen, grondgebruik en relaties, en het beschikbaar stellen van gegevens aan andere publieke en private organisaties;

    • cc. de registratie en integratie van gegevens gericht op evaluatie en beleidsontwikkeling, en de advisering over beleidsontwikkeling met het oog op de uitvoerbaarheid;

    • dd. het beschikbaar stellen van haar uitvoeringsdeskundigheid en infrastructuur aan andere opdrachtgevers binnen de overheid, nationaal en in EU-verband;

    • ee. het vertalen van wet- en regelgeving naar effectief en efficiënt uitvoeringsbeleid.

  • 3. Agentschap NL/Dienst Regelingen bestaat uit:

    • a. Agentschap NL;

    • b. Dienst Regelingen.

XXIII. Agentschap Telecom

  • 1. Agentschap Telecom staat onder leiding van een directeur-hoofdinspecteur.

  • 2. Agentschap Telecom heeft tot taak:

    • a. het verruimen en het optimaliseren van het elektronische communicatiedomein door:

      • 1°. bijdragen aan beleidsevaluatie en beleidsvoorbereiding;

      • 2°. toelating en registratie;

      • 3°. toezicht en handhaving;

    • b. het uitvoeren van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten bepaalde, alsmede het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten en de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten bepaalde.

  • 3. Het Agentschap Telecom bestaat uit:

    • a. de afdeling Spectrummanagement;

    • b. de afdeling Toezicht;

    • c. de afdeling Juridische Zaken;

    • d. de stafafdeling Directiebureau;

    • e. de stafafdeling Financiën en Control;

    • f. de stafafdeling Informatie Communicatie Technologie;

    • g. de stafafdeling Facilitair Bedrijf;

    • h. de stafafdeling Personeel en Organisatie.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

Bij koninklijk besluit van 14 oktober 2010 (nr. 10. 002840) zijn het Ministerie van Economische Zaken respectievelijk het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgeheven en is het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: EL&I) ingesteld. Met ingang van 14 oktober 2010 bleven de mandaatbesluiten van de Minister van Economische Zaken respectievelijk van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in stand, met dien verstande dat waar Minister van Economische Zaken respectievelijk Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stond, met ingang van 14 oktober 2010 gelezen moest worden als Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De reorganisatie binnen het nieuwe Ministerie van EL&I is in volle gang. Vooruitlopend daarop is besloten om alvast met een nieuwe topstructuur te gaan werken en als zodanig naar buiten treden. Dat vereist een wijziging van enkele mandaatbesluiten.

Onderhavig besluit voorziet in mandaat, volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal en de hoofden van dienst van het Ministerie van EL&I. In de bijlage wordt de hoofdstructuur van het kernministerie en van de buitendiensten van het Ministerie van EL&I beschreven. Naast de organisatiestructuur wordt in de bijlage tevens opgenomen welke functionarissen leiding hebben over de in de bijlage genoemde dienstonderdelen en met welke taken deze dienstonderdelen zijn belast. In artikel 7 hebben deze functionarissen mandaat, volmacht en machtiging verkregen op hun werkterrein. Door de omschrijving van de taken in de bijlage is op hoofdlijnen aangegeven wat tot het werkterrein van de functionarissen hoort.

In artikel 22 is bepaald dat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010 en enkele mandaatbesluiten van de voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden ingetrokken. Er is tevens bepaald dat enkele ondermandaatbesluiten gebaseerd op het eerstgenoemde besluit in stand blijven. Enkele mandaatbesluiten van de voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zoals bijvoorbeeld het Mandaatbesluit LNV Dienst Regelingen, worden bij dit besluit niet ingetrokken. Het in stand houden van sommige mandaatbesluiten is met name nodig om te voorkomen dat dienstonderdelen die thans niet of marginaal door de nieuwe topstructuur geraakt worden voor de definitieve reorganisatie nieuwe mandaatbesluiten moeten vaststellen.

Het onderhavige besluit is een tijdelijk besluit. Op het moment dat de reorganisatie binnen het Ministerie van EL&I afgerond wordt, zal er een nieuw mandaatbesluit voor het ministerie worden vastgesteld. Op dat moment zullen tevens alle ondermandaatbesluiten van de hoofden van dienst (opnieuw) vastgesteld worden.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven