Rectificatie Besluit opsporingsvergunning aardwarmte Groningen 2

In de Staatscourant van 26 april 2011 en van 9 mei 2011, nr. 7134 en is het Besluit opsporingsvergunning aardwarmte Groningen 2 bekendgemaakt. Wegens een aantal wijzigingen in de besluit wordt de tekst hieronder nogmaals afgedrukt

Procesverloop:

  • De gemeente Groningen heeft per brief van 12 juli 2010, ontvangen op 13 juli 2010 een concurrerende aanvraag voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte ingediend voor het gebied genaamd Groningen 2. Het aangevraagde gebied is gelegen in de gemeenten Groningen, Zuidhorn, Winsum, Bedum, Ten Boer, Slochteren, Hoogezand-Sappemeer, Haren, Tynaarlo, Noordenveld en Leek en heeft een oppervlakte van 87,18 km2. De aangevraagde geldigheidsduur van de opsporingsvergunning is vijf jaar;

  • In de Staatscourant van 13 april 2010, nummer 5492, is een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte voor het gebied genaamd Stad Groningen;

  • Onderhavige aanvraag voor het gebied genaamd Groningen 2 is binnen de termijn van 13 weken na de hiervoor beschreven publicatie in de Staatscourant ingediend;

  • Bovengenoemde aanvraag is gedeeltelijk in concurrentie met de aanvraag genaamd Stad Groningen van Geo Thermie Nederland Holding B.V. (hierna: GTN) ontvangen op 16 februari 2010. Het gebied genaamd Stad Groningen is gelegen in de gemeenten Groningen, Noordenveld, Tynaarlo, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Ten Boer, Bedum en Winsum en heeft en oppervlakte van 125 km2. De aangevraagde geldigheidsduur van de vergunning is vijf jaar;

  • In de Staatscourant van 18 augustus 2010, nr. 12819, is een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen voor een opsporingsvergunning aardwarmte voor het gebied Groningen 2.

  • In de periode van 13 weken na de hiervoor beschreven publicatie in de Staatscourant is geen concurrerende aanvraag ingediend.

  • Tevens is onderhavige aanvraag deels in concurrentie met de concurrerende aanvraag genaamd Haren van Petrogas Minerals International B.V. (hierna: PGMi) ontvangen op 13 juli 2010. Het gebied genaamd Haren is gelegen in de gemeenten Haren, Hoogezand-Sappemeer en Tynaarlo en heeft een oppervlakte van 53 km2;

  • Staatstoezicht op de mijnen (hierna: Sodm) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken, thans Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 2 december 2009 (kenmerk: 9218770) advies uitgebracht over GTN alsook op verzoek van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 26 november 2010 (kenmerk: 10177108) advies uitgebracht over PGMi en de gemeente Groningen;

  • TNO Adviesgroep EZ (hierna: TNO) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken, thans Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 2 september 2010 (AGE 10-10.053) advies uitgebracht over het oorspronkelijk aangevraagde gebied Groningen alsook op verzoek van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 22 november 2010 (AGE 10-10.068) advies uitgebracht over het aangevraagde gebied dat buiten het gebied van de aanvraag Groningen gelegen is;

  • Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen (hierna: GS) is op 30 juli 2010 om advies gevraagd conform artikel 16 van de Mijnbouwwet. GS heeft geen advies uitgebracht;

  • De Mijnraad heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 14 maart 2011 (kenmerk: MIJR/11012347) advies uitgebracht conform artikel 105 van de Mijnbouwwet.

Overwegingen:

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid van de Mijnbouwwet;

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt niet een door een ander gehouden opslagvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid van de Mijnbouwwet;

  • De technische en financiële mogelijkheden van aanvragers geven geen aanleiding tot het weigeren van de aangevraagde vergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder a van de mijnbouwwet;

  • De manier waarop aanvragers voornemens zijn de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten, geeft geen aanleiding de vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder b van de Mijnbouwwet;

  • Aanvragers hebben niet eerder onder een vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerst lid van de Mijnbouwwet blijk gegeven van gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin, hieronder wordt mede verstaan maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder c van de Mijnbouwwet;

  • Derhalve moet er, gelet op artikel 9, eerste lid onder d van de Mijnbouwwet, in het belang van het doelmatig en voortvarend opsporen en winnen van aardwarmte, een keuze uit de aanvragen worden gemaakt;

  • Sodm is van oordeel dat de aanvragers met uitzondering van PGMi over onvoldoende technische kennis en ervaring van het mijnbouwkundig proces beschikken. Dit gebrek aan specifieke kennis is in dit geval geen reden om de opsporingsvergunning te weigeren, daar alle aanvragers op grond van de Arbowet voor aanvang van de boring over een adequaat veiligheids- en gezondheidssysteem dienen te beschikken. Sodm adviseert het voorschrift op te nemen om op permanente basis een contactpersoon met de vereiste boortechnische en operationele ervaring beschikbaar te stellen, die in staat is de inspecteurs van Sodm informatie te verstrekken over technische aangelegenheden. Bovendien moet die persoon de bevoegdheid hebben om uitvoering te geven aan instructies van die inspecteurs;

  • TNO beoordeelt de kwaliteit van de geologische onderbouwingen van de aanvragen van de gemeenten Groningen en Haren als voldoende en van hogere kwaliteit dan die van GTN. Daar de kans op interferentie met de opsporing en winning van aardgas in de door GTN en de gemeente Haren aangevraagde gebieden te groot is, adviseert TNO een opsporingsvergunning te verlenen aan de gemeente Groningen, voor een beperkter gedeelte van het aangevraagde gebied, in verband met het risico op interferentie met de opsporing en winning van aardgas. Met het oog op het ingediende werkprogramma voor een periode van vier jaar. TNO stelt voor dat voor het verstrijken van het tweede jaar van de opsporingsvergunning een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister wordt voorgelegd, dat tenminste één onvoorwaardelijke boring bevat. TNO beveelt aan ook drukmetingen bij de puttesten uit te voeren. Daarnaast wijst TNO op het risico van complicaties met betrekking tot de voorgenomen locaties van de boringen in relatie tot de gebiedsbegrenzing;

  • De Mijnraad adviseert de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de opsporingsvergunning voor aardwarmte te verlenen aan de gemeente Groningen voor een beperkter gebied dan aangevraagd was, gelet op het aangeboden werkprogramma en de aanwezigheid van gasvoorkomens in het aangevraagde gebied. De Mijnraad acht een geldigheidsduur van vier jaar voor deze opsporingsvergunning voldoende.

  • Gelet op de Mijnbouwwet, het ingediende werkprogramma en de uitgebrachte adviezen kan verlening van de opsporingsvergunning voor aardwarmte aan de gemeente Groningen voor een beperkter gedeelte dan het aangevraagde gebied, plaatsvinden. De vergunning wordt verleend onder de nader omschreven voorschriften.

Gelet op de artikelen 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde en vierde lid, eerste volzin 12, 13, tweede lid, 15, 16, 17, eerste lid en 105, derde lid van de Mijnbouwwet, alsmede de artikelen 1.3.1. van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel 1

Aan de gemeente Groningen (hierna: vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend voor het gebied genaamd Groningen 2.

Artikel 2

De vergunning geldt voor een gebied dat is gelegen in de gemeenten Groningen, Zuidhorn, Winsum en Bedum en wordt begrensd door de rechte lijnen tussen de volgende punten. De coördinaten van de punten zijn:

Punt

X

Y

1

227261.311

581718.562

2

228038.000

585380.000

3

230000.000

586108.581

4

232554.000

587057.000

5

233887.705

586729.156

6

234208.000

585426.000

7

231443.000

584488.000

8

231354.000

583250.000

9

230000.000

582696.000

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het coördinatenstelsel van de rijksdriehoeksmeting zoals vermeld in Artikel 1.2.3, onder a, van de mijnbouwregeling.

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 17,86 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de op 13 juli 2010 ontvangen aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder neemt in het belang van de veiligheid de volgende voorschriften in acht dat vóór aanvang van de boring:

  • 1. een boorprogramma bij het Staatstoezicht op de mijnen wordt ingediend dat door een onafhankelijke deskundige is beoordeeld.

  • 2. de ingehuurde boorinstallatie door een externe inspectieorganisatie is geïnspecteerd.

  • 3. de technische adviseurs van de vergunninghouder of uitvoerder aardwarmtewinning in staat zijn om alle contractors te kunnen aansturen en een beoordeling te kunnen uitvoeren van de uitgevoerde werkzaamheden. Dit stafpersoneel heeft hiertoe een competentieniveau om de rol te vervullen van:

    • ‘Drilling Superintendent/Drilling Manager’, om als eindverantwoordelijke op te treden vanuit kantoor en heeft hiertoe een aantoonbare operationele engineering achtergrond;

    • ‘Senior Drilling Engineer’, om als ontwerper en operationeel planner op kantoor op te terden en heeft hiertoe een aantoonbare drilling engineering achtergrond; en

    • ‘Drilling Supervisor/Toolpusher’, om alle contractors te kunnen aansturen, een beoordeling tge kunnen uitvoeren van de uitgevoerde werkzaamheden op locatie en heeft hiertoe aantoonbare ervaring als ‘company man’bij olie- en gasboringen.

  • 4. afspraken worden gemaakt met de lokale brandweer over brandbestrijding en met een daartoe gespecialiseerd bedrijf over bijstand en materieel tijdens eventuele incidenten. Een afschrift van deze afspraken worden met het boorprogramma ingediend bij het Staatstoezicht op de mijnen.

Artikel 5

De vergunninghouder neemt bij uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarden in acht:

  • voor het verstrijken van het tweede jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie overlegd;

  • uiterlijk in het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt een boring geplaatst.

Artikel 6

De vergunning geldt vanaf het tijdstip waarop zij in werking is getreden tot vier jaar na het tijdstip waarop zij onherroepelijk is geworden.

Artikel 7

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking bekend is gemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager.

Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

P. Jongerius,

Themacoördinator mijnbouw en mijnbouwklimaat directie Energiemarkt.

Naar boven