Mandaatbesluit betreffende het nemen van beschikkingen op grond van artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht

20 maart 2011

Nr. BS/2011005630

Directie Juridische ZakenAfdeling wet- en regelgeving

De Secretaris-Generaal van Defensie,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van het Algemeen mandaat, volmacht en machtigingsbesluit Defensie 2005;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a) beschikking op aanvraag: beschikking als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b) dwangsombesluit: beschikking inzake de verschuldigdheid van een dwangsom als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

De functionaris die bevoegd is een beschikking op aanvraag te nemen wordt mandaat verleend tot het nemen van aan die beschikking gerelateerde dwangsombesluiten.

Artikel 3

De Directeur Communicatie en diens plaatsvervanger wordt mandaat verleend tot het nemen van dwangsombesluiten die gerelateerd zijn aan primaire beschikkingen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 4

De Directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en diens plaatsvervanger wordt mandaat verleend tot het nemen van dwangsombesluiten die gerelateerd zijn aan beschikkingen op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken alsmede tot het nemen van dwangsombesluiten die gerelateerd zijn aan primaire beschikkingen betreffende inzageverzoeken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Artikel 5

  • 1) De Directeur Juridische Zaken en diens plaatsvervanger wordt mandaat verleend tot het nemen van dwangsombesluiten die gerelateerd zijn aan besluiten op bezwaarschriften, tenzij deze bezwaarschriften betrekking hebben op besluiten die krachtens de Ambtenarenwet, De Militaire Ambtenarenwet 1931 en de Wet veiligheidsonderzoeken zijn genomen.

  • 2) De Directeur Juridische Zaken wordt bij uitsluiting mandaat verleend tot het beslissen op bezwaren die zich richten tegen een dwangsombesluit, tenzij het dwangsombesluit waartegen het bezwaar zich richt, namens mij door de Directeur Juridische Zaken is genomen.

Artikel 6

In de ondertekening van de dwangsombesluiten wordt het mandaat tot uitdrukking gebracht door gebruikmaking van het volgende ondertekeningsblok:

De Minister van Defensie

Voor deze,

(Functie van de gemandateerde)

(handtekening van de gemandateerde)

(naam van de gemandateerde)

Artikel 7

De bevoegdheid tot het nemen van de besluiten, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 5, wordt niet in ondermandaat verleend.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

Dit besluit zal met de toelichting worden geplaatst in de Staatscourant en in de reeks ministeriële publicaties 10-003 van het Ministerie van Defensie.

’s-Gravenhage, 20 maart 2011

De Secretaris-Generaal van Defensie,

A.H.C. Annink.

TOELICHTING

Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Onderdeel van deze wet is een regeling voor het betalen van een dwangsom door een bestuursorgaan aan een aanvrager van een beschikking, wanneer deze beschikking niet binnen de wettelijke termijn is genomen. Wanneer de aanvrager het bestuursorgaan in gebreke stelt, en het bestuursorgaan geeft daarna niet binnen twee weken alsnog een beschikking, dan moet aan de aanvrager een dwangsom worden betaald. Met dit mandaatbesluit is vastgelegd welke functionaris binnen Defensie het dwangsombesluit kan nemen.

Vooropgesteld wordt dat de bevoegdheid voor het nemen van een beschikking op aanvraag, dus de inhoudelijke reactie op een aanvraag, al is geregeld door middel van mandaatregelingen. Dat wordt hier als een gegeven gehanteerd; binnen Defensie is altijd iemand aangewezen die een beschikking op aanvraag mag nemen. Het voorliggende mandaatbesluit regelt dus uitsluitend de bevoegdheid tot het nemen van de besluiten over dwangsommen.

Van belang is dat ook beslissingen op bezwaarschriften onder de dwangsomregeling vallen. Wanneer een Defensieambtenaar bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een besluit tot functietoewijzing, en er wordt niet tijdig op dit bezwaar gereageerd, dan kan deze ambtenaar Defensie in gebreke stellen en uiteindelijk een dwangsom eisen wanneer niet alsnog binnen twee weken wordt beslist op zijn bezwaarschrift.

Hoofdregel

De hoofdregel in dit mandaatbesluit is eenvoudig: de functionaris die bevoegd is een beschikking op aanvraag te nemen, is ook bevoegd tot het nemen van een besluit over de dwangsom. Dit dwangsombesluit moet dan vanzelfsprekend wel gerelateerd zijn aan de oorspronkelijke beschikking op aanvraag waarvoor de functionaris verantwoordelijkheid draagt.

Dwangsombesluiten die genomen zijn door een functionaris die bevoegd is tot het nemen van de oorspronkelijke beschikking op aanvraag zijn dus rechtsgeldig genomen. Niettemin is het denkbaar dat binnen afzonderlijke onderdelen van de Defensieorganisatie de wens bestaat om dwangsombesluiten op een hoger niveau neer te leggen, zodat hogere leidinggevenden kunnen sturen op het tijdig halen van beslistermijnen en uiteraard op de uitkering van dwangsommen. Het staat deze leidinggevenden vrij om het nemen van dwangsombesluiten met uitsluiting van ondergeschikten naar zich toe te trekken. Dit geldt alleen wanneer desbetreffende leidinggevende ook bevoegd was om de oorspronkelijke beschikking op aanvraag te nemen.

De hoofdregel is ook van toepassing op besluiten op bezwaar. De functionaris die bevoegd is een beschikking in bezwaarzaken te nemen, is ook bevoegd tot het nemen van een dwangsombesluit.

Uitzonderingen

Sommige beschikkingen op aanvraag worden binnen Defensie formeel afgedaan op een hiërarchisch hoger niveau dan het niveau waar zij inhoudelijk worden behandeld. Voorbeelden hiervan zijn Wob-verzoeken en bezwaarschriften (anders dan op rechtspositioneel gebied). Het is niet nodig om ook het dwangsombesluit op dit hogere niveau neer te leggen. Om deze reden wordt in de artikelen 3 tot en met 5 mandaat gegeven voor dergelijke gevallen.

Het afhandelen van veiligheidsonderzoeken verdient in dit verband speciale aandacht (artikel 4). Het verstrekken van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) wordt op een lager niveau gedaan dan het weigeren daarvan. Wanneer een beschikking op aanvraag nog niet is gegeven, en de aanvrager een dwangsom eist, is nog niet bekend of de VGB wel of niet zal worden verstrekt, en dus ook niet op welk niveau de beschikking wordt gegeven. Bovendien speelt een externe adviescommissie een belangrijke rol in (bezwaar)zaken waarin een VGB is geweigerd. In alle gevallen is de MIVD echter inhoudelijk verantwoordelijk voor het verrichten van het veiligheidsonderzoek. Het mandaat om dwangsombesluiten te nemen kan dus ook in alle gevallen bij de MIVD neer worden gelegd.

Beslissingen op bezwaar die betrekking hebben op besluiten die krachtens de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet 1931 zijn genomen, worden voorbereid door het Commando DienstenCentra, afdeling Juridische Dienstverlening. Dwangsombesluiten ten aanzien van dergelijke besluiten op bezwaar worden dus ook door die afdeling voorbereid (art. 5, eerste lid), en niet door DJZ. De bevoegde functionaris, die het bezwaarschrift formeel afdoet, is ook bevoegd tot het formeel afdoen van het dwangsombesluit (art. 2).

Om uniformiteit te garanderen is het afhandelen van bezwaarschriften op onwelgevallige dwangsombesluiten op één plek neergelegd, te weten bij de Directeur Juridische Zaken (artikel 5, tweede lid). De Algemene wet bestuursrecht (art. 10:3, derde lid) staat er echter aan in de weg om het bezwaarschrift te laten afdoen door de functionaris die ook het besluit heeft genomen waartegen bezwaar is aangetekend. Om deze reden wordt de DJZ geen mandaat verleend om bezwaarschriften af te handelen met betrekking tot dwangsombesluiten die hij zelf heeft genomen. Het mandaat daarvoor blijft derhalve bij de Secretaris-Generaal berusten.

De Secretaris-Generaal van Defensie,

A.H.C. Annink.

Naar boven