Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2011, 6770 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2011, 6770 | beleidsregel |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 10, derde lid, 10a, derde lid, en 10b, derde lid, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
natuurlijk persoon die een aanvraag heeft ingediend voor de aanwijzing van een getuigschrift van een beroepsopleiding als identiek diploma of vergelijkbaar diploma;
opleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, c, d, of e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 7.3a, eerste of tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
het aanwijzen van een beroepsopleiding waardoor de aanvrager, indien hij in het bezit is van een getuigschrift van die beroepsopleiding, voldoet aan de in artikel 2, onder a, van het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang opgenomen eis;
gastouder, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
een getuigschrift van een beroepsopleiding, waarvan het curriculum identiek is aan het curriculum van een door de Minister aangewezen beroepsopleiding als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, 10a, eerste lid of 10b, eerste lid, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, maar waarvan slechts de benaming afwijkt;
een getuigschrift van een beroepsopleiding, waarvan het curriculum ten minste voor 90% vergelijkbaar is met het curriculum van een van de door de Minister aangewezen beroepsopleiding als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, 10a, eerste lid, onder a, of 10b, eerste lid, onder a, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, en waarvan zowel de benaming als het inhoudelijke curriculum afwijkt;
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Deze beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop de Minister, dan wel een namens de Minister gemandateerde functionaris, gebruik maakt van zijn bevoegdheid om, op aanvraag, te besluiten om een beroepsopleiding, die vergelijkbaar is met een opleiding genoemd in de artikelen 10, eerste lid, 10a, eerste lid en 10b, eerste lid, van de Regeling aan te wijzen als opleiding waarmee de aanvrager, indien de aanvrager in het bezit is van een getuigschrift van deze opleiding, voldoet aan de in artikel 2, onder a, van het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang opgenomen eis.
1. De aanvrager dient een aanvraag tot aanwijzing op basis van een identiek diploma of vergelijkbaar diploma in bij de Minister of de namens hem gemandateerde functionaris.
2. Een aanvraag wordt gedaan door middel van een door de Minister, dan wel een namens de Minister gemandateerde functionaris, ter beschikking gesteld aanvraagformulier.
3. De aanvraag gaat ten minste vergezeld van een kopie van het getuigschrift van de beroepsopleiding, waarvan de aanwijzing, bedoeld in de artikelen 10, tweede lid, 10a, tweede lid of 10b, tweede lid, van de Regeling wordt verzocht, alsmede een cijferlijst, het vakkenoverzicht en het curriculum van de desbetreffende beroepsopleiding.
1. Bij het onderzoek naar de vraag of er sprake is van een vergelijkbaar diploma betrekt de Minister of een namens de Minister gemandateerde functionaris ten minste de volgende elementen:
a. het curriculum, het vakkenoverzicht, de tijdsduur en het niveau van de beroepsopleiding, die de basis vormt voor de aanvraag;
b. het curriculum, het vakkenoverzicht, de tijdsduur en het niveau van de beroepsopleiding, bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, onder a, 10a, eerste lid, onder a, of artikel 10b, eerste lid, onder a, van de Regeling dat het meest overeen komt met het curriculum, het vakkenoverzicht, de tijdsduur en het niveau van de beroepsopleiding, die de basis vormt voor de aanvraag; en
c. de vaststelling dat de desbetreffende beroepsopleiding is gericht op het opleiden voor de kinderopvang, op het opleiden voor het werken met (groepen) kinderen, of een agogische opleiding betreft.
2. Het onderzoek wordt op adequate wijze verricht door personen, die over voldoende deskundigheid bezitten.
1. Bij het onderzoek naar de vraag of er sprake is van een identiek diploma betrekt de Minister ten minste de volgende elementen:
a. de tenaamstelling van één van de in de artikelen 10, eerste lid, 10a, eerste lid, of 10b, eerste lid, van de Regeling vermelde beroepsopleidingen;
b. de tenaamstelling van het bij de aanvraag overgelegde diploma van de beroepsopleiding; en
c. zo nodig het curriculum van de beroepsopleidingen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b.
2. Het onderzoek wordt op adequate wijze verricht door personen, die over voldoende deskundigheid bezitten.
Indien de Minister of een namens de Minister gemandateerde functionaris constateert dat een aanvraag tot aanwijzing als identiek diploma feitelijk een aanvraag betreft tot aanwijzing als een vergelijkbaar diploma of omgekeerd, vindt het onderzoek verder plaats alsof de aanvraag zou zijn ingediend als een aanvraag tot aanwijzing als identiek diploma, dan wel vergelijkbaar diploma.
De Minister, of een namens de Minister gemandateerde functionaris beslist op de ingediende aanvraag en stuurt het besluit tot aanwijzing als identiek of vergelijkbaar diploma zo spoedig mogelijk na het voltooien van het onderzoek, bedoeld in artikel 4 of artikel 5 toe aan de aanvrager.
Een namens de Minister gemandateerde functionaris draagt ervoor zorg dat de Minister desgevraagd informatie of gegevens, die verband houden met de uitvoering van deze beleidsregel binnen een door de Minister vastgestelde termijn en op een door de Minister aangegeven wijze heeft ontvangen.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag nadat de beleidsregel in de Staatscourant zal worden geplaatst, maar niet eerder dan het tijdstip van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 april 2011, nr. KO/2011/6871, tot wijziging van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanvullen van de daarin aangewezen opleidingen waarmee kan worden voldaan aan de kwaliteitseisen voor gastouders op grond het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang en het mogelijk maken van het op aanvraag aanwijzen van vergelijkbare opleidingen.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 11 april 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.
Met de onderhavige beleidsregel wordt een nadere uitwerking gegeven aan de bevoegdheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de artikelen 10, tweede lid, 10a, tweede lid, en 10b, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder: de Regeling). In deze bepalingen is geregeld dat iedereen, die wil voldoen aan de beroepseisen, die vereist zijn voor het bieden van voldoende zorg aan kinderen als gastouder in het kader van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, maar niet in het bezit is van een diploma van een (beroeps)opleiding, die in de Regeling is vermeld, een aanvraag kan indienen om de door hem gevolgde opleiding ook te laten aanwijzen als opleiding waarmee kan worden voldaan aan voornoemde beroepseisen. Als een beroepsopleiding wordt aangewezen, kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eventueel besluiten om de desbetreffende opleiding op te nemen in de lijsten van de artikelen 10, 10a en 10b van de Regeling. Met deze beleidsregel wordt echter beoogd om actualiseringen van de lijsten uit de Regeling tot een minimum te beperken, tenzij actualisering van de lijsten onnodige administratieve handelingen kan voorkomen. Een nadeel van het wachten op aanpassing van de Regeling is immers dat de betrokkene ondanks het feit dat zijn of haar beroepsopleiding vergelijkbaar is met of identiek is aan een in de Regeling vermelde beroepsopleiding in de regel nog enige tijd zou moeten wachten tot de Regeling is aangepast voordat hij of zij als gastouder kan werken binnen de kaders van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Er is voor gekozen om het systeem van aanwijzen van beroepsopleidingen flexibeler te maken zonder inhoudelijke concessies te doen aan het niveau van de beroepseisen, dat is vereist om als gastouder in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geregistreerd te zijn.
Bij de beoordeling van vergelijkbare of identieke beroepsopleidingen gaat het concreet om de beoordeling van de diploma’s en het daarvoor vereiste curriculum van de desbetreffende opleiding. Voorwaarde voor de aanvraag is dat de aanvrager in het bezit is van een diploma’s en alleen het daarbij behorende curriculum wordt beoordeeld. Werk- en levenservaring, certificaten van cursussen of opleidingen of ervaringscertificaten van de aanvrager worden niet betrokken in de beoordeling.
Verder gaat het bij de beoordeling van diploma’s uitsluitend om diploma’s, die behoren bij beroepsopleidingen, die voldoen aan de eisen in de Wet educatie beroepsonderwijs (WEB), de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderwijs (WHW) of de voorlopers van deze wetten. Branchediploma’s worden niet beoordeeld in het kader van de gelijkstelling.
Deze beleidsregel regelt de procedure tot aanwijzing van een diploma als vergelijkbaar met een diploma van een beroepsopleiding, die is aangewezen in de Regeling. Met die aanwijzing staat vast dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 2, onder a, van het Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang opgenomen deskundigheidseis.
Het kan gaan om twee situaties. Er kan sprake zijn van een identieke opleiding, dat wil zeggen een beroepsopleiding, die qua benaming niet meer gelijkluidend is aan de benaming van de in de artikelen 10, eerste lid, 10a, eerste lid, of 10b, eerste lid, van de Regeling vermelde beroepsopleidingen, maar waarvan het wel helder is dat het curriculum volledig overeen stemt met het curriculum van één van die beroepsopleidingen. Voor dit soort gevallen is in artikel 5 van de beleidsregel een eenvoudige toetsing opgenomen.
Daarnaast kan het gaan om een vergelijkbare opleiding. Hierbij vindt een meer inhoudelijke toetsing plaats, waarbij een aantal opleidingen vermeld in de artikelen 10, eerste lid, onder a, 10a. eerste lid, onder a, of 10b, eerste lid, onder a, van de Regeling als referentie dienen. Het curriculum, het vakkenoverzicht, de tijdsduur en het niveau van de beroepsopleiding waarvoor aanwijzing wordt gevraagd dienen op grond van de artikelen 10, tweede lid, 10a, tweede lid, of 10b, tweede lid, inhoudelijk minimaal 90 procent overeen te komen met het curriculum, het vakkenoverzicht, de tijdsduur en het niveau van een van de referentie-opleidingen.
De in de Regeling aangewezen diploma’s in de Regeling zijn gebaseerd op de diploma’s, die kwalificeren voor het werk als pedagogisch medewerker in de kinderopvang (dagopvang en buitenschoolse opvang), zoals bepaald in de CAO Kinderopvang. Daarom kunnen ook CAO partijen in de kinderopvang een verzoek indienen om een diploma dat is toegevoegd aan de CAO Kinderopvang te laten opnemen in de Regeling. Uitgangspunt is immers dat iemand die in de dagopvang of buitenschoolse opvang werkzaam mag zijn ook voldoende gekwalificeerd is om het beroep van gastouder uit te oefenen. De CAO kan echter op dit punt wijzigen. De Dienst Uitvoering Onderwijs van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (verder: DUO) adviseert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover na een marginale toets. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan op basis daarvan besluiten de desbetreffende opleiding (al dan niet als referentie-opleiding) aan te wijzen in de Regeling.
Ook kan een verzoek tot aanwijzing van een nieuwe opleiding, die net is gestart, maar waarvoor nog geen diploma’s zijn afgegeven, worden ingediend door direct belanghebbenden. Deze direct belanghebbenden zijn bijvoorbeeld de CAO-partijen in de kinderopvang en onderwijsinstellingen. DUO adviseert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan op basis daarvan besluiten de desbetreffende opleiding (al dan niet als referentie-opleiding) alvast aan te wijzen in de Regeling.
Een verzoek tot aanwijzing wordt door de aanvrager ingediend bij DUO. DUO is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemandateerd om op basis van een diploma beslissingen te nemen of een beroepsopleiding vergelijkbaar of identiek is met een in de Regeling aangewezen beroepsopleiding.
De procedure hiervoor is als volgt. Indien een (aankomend) gastouder een diploma heeft van een opleiding die niet op de lijsten voorkomt van de Regeling kan hij of zij een verzoek indienen bij DUO indien hij of zij van mening is dat zijn opleiding vergelijkbaar is met of identiek is aan een opleiding op voornoemde lijsten. De aanvrager stuurt een aanvraagformulier, dat te downloaden is van de website van DUO (www.duo.nl), samen met een kopie van het diploma en het curriculum, naar DUO. DUO stuurt vervolgens binnen een week een officiële ontvangstbevestiging naar de aanvrager. DUO voert vervolgens een kort of uitgebreider onderzoek uit conform artikel 4 of 5 van deze beleidsregel en vergelijkt in het eerste geval het curriculum van het overgelegde diploma met het curriculum van een van de referentie-opleidingen uit de Regeling of, ingeval het een identiek diploma betreft, met het curriculum van een van de genoemde opleidingen in de Regeling. DUO kan extern advies aanvragen indien een waardering van het diploma nodig is om een beslissing te kunnen nemen. De termijnen voor afhandeling, zoals in de Algemene wet bestuursrecht genoemd, zijn hierbij van toepassing.
Na de beoordeling ontvangt de aanvrager een besluit van DUO waarin de beslissing wordt medegedeeld. Bij een positieve beslissing (aanwijzing) is dit het bewijs waarmee de aanvrager, richting het bevoegde gezag, kan verzoeken om registratie in het Landelijke Register Kinderopvang. In algemene zin, maar zeker in geval van een afwijzing, bestaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om tegen het besluit van DUO een bezwaarschrift in te dienen en vervolgens desgewenst beroep in te stellen bij de bestuursrechter.
In het kader van transparantie zal DUO tevens periodiek de opleidingen publiceren op de website van DUO die zijn aangewezen als vergelijkbaar of identiek. Op die manier is voor potentiële gastouders helder welke aanvragen zullen worden gehonoreerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-6770.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.