De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 103, eerste lid, 164, vierde lid, en 166 van de Wet primair onderwijs BES en de artikelen 17, 18, 19,
20, 21 en 22 van het Besluit bekostiging WPO BES;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. wet:
Wet primair onderwijs BES;
- b. besluit:
Besluit bekostiging WPO BES;
- c. school:
school als bedoeld in artikel 1 van de wet;
- d. bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet.
Artikel 2. Vaststelling bedragen
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 164, eerste lid, van de wet bedraagt USD 2 397,63.
Artikel 3. Aanvullende bekostiging schoolleiding
Het bedrag, bedoeld in artikel 20, van het besluit, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger
is dan 97 leerlingen USD 14 825,83 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen
USD 26 882,78.
Artikel 4. Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen
Het bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het besluit, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom
bij het desbetreffende artikel:
Artikel | Bedrag |
---|
18 (zeer kleine scholen) | USD 143 134,55
|
19, tweede lid (kleine scholen voet) | USD 102 486,77
|
19, tweede lid (kleine scholen verminderingsbedrag) | USD 709,85 |
Artikel 5. Aanvullende bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte
Het percentage, bedoeld in artikel 22, van het besluit is 10,5% van de bekostiging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4.
Artikel 6. Aanvullende bekostiging voor de bestrijding van onderwijsachterstanden
Het percentage, bedoeld in artikel 21, van het besluit is 8% van de bekostiging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4.
Artikel 7. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
De grondslag voor de omvang van de bekostiging, bedoeld in artikel 166, van de wet is 13% van de bekostiging bedoeld in de
artikelen 2 tot en met 4.
Artikel 8. Bijzondere bekostiging: het overgangsbudget
1. Het bevoegd gezag ontvangt voor zijn school of scholen bijzondere bekostiging indien de bekostiging, berekend met inachtneming
van de artikelen 2 tot en met 7, minder bedraagt dan de personele uitgaven van het jaar 2009 van die school of scholen zoals
deze naar het oordeel van de Minister zijn vastgesteld.
2. De bijzondere bekostiging bedraagt het verschil tussen de personele uitgaven van het jaar 2009 van de school, zoals deze
naar het oordeel van de Minister zijn vastgesteld en het totaal van de voor de school berekende bekostiging berekend met inachtneming
van de artikelen 2 tot en met 7.
Artikel 9. Bijzondere bekostiging: verhoging met 5%
De bijzondere bekostiging bedraagt 5% van de bekostiging, berekend met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 8.
Artikel 10. Betaalritme
De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 9, vindt
plaats op grond van de volgende percentages:
augustus | 7,13% |
september | 7,13% |
oktober | 7,13% |
november | 7,13% |
december | 7,15% |
januari | 9,33% |
februari | 9,33% |
maart | 9,33% |
april | 9,33% |
mei | 9,33% |
juni | 9,33% |
juli | 8,35% |
Artikel 11. Inwerkingtreding
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2011–2012 en vervalt met ingang van 1 augustus 2021, met dien verstande
dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.
Artikel 12. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO BES 2011–2012.
TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling worden de reguliere personele bekostigingsbedragen vastgesteld voor het schooljaar 2011−2012. De rekenregels
zijn gebaseerd op een vereenvoudigde versie van de regels zoals die in Europees Nederland gelden. De regels zijn vereenvoudigd
omdat op dit moment de onderbouwing van de bekostiging niet kan worden vastgesteld; hiertoe is een gedegen onderzoek noodzakelijk.
Mede gelet op de beschikbare middelen zijn de bedragen in de rekenregels gebaseerd op de bedragen die gelden in Europees Nederland,
vermenigvuldigd met een budgetfactor in verband met het lagere prijspeil op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch
Nederland). De budgetfactor is bepaald door het totale budget voor het onderwijs in Caribisch Nederland in 2009, zoals opgetekend
door de auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: ministerie) te vergelijken met het budget
dat de scholen zouden krijgen op basis van de bedragen die gelden in Europees Nederland. Op basis hiervan is de budgetfactor
59,90%.
Ten opzichte van de prijzen voor de laatste 7 maanden van het schooljaar 2010–2011 is er niets gewijzigd, met dien verstande
dat de prijzen zijn omgerekend naar schooljaarbasis omdat de prijzen nu gelden voor het gehele schooljaar 2011−2012.
Handhaving en uitvoering
Bij de uitvoeringstoets van DUO is gebleken dat DUO geen uitvoerings- en handhavingsproblemen voorziet.
Artikelsgewijs
Artikel 3
Met de zinsnede ‘een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97’ wordt bedoeld: een aantal leerlingen dat gelijk
is aan 97 of lager is dan 97.
Artikelen 5 tot en met 7
De bekostigingspercentages in deze artikelen zijn gebaseerd op de verhouding van de bedragen die in Europees Nederland worden
verstrekt voor respectievelijk zorg, onderwijsachterstandenbeleid en personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Artikelen 8 en 9
Proces
Dit artikel geeft voor het schooljaar 2011−2012 uitwerking aan de toezegging die aan de scholen voor basisonderwijs in Caribisch
Nederland is gedaan, dat zij er in de jaren 2011 tot en met 2013 financieel niet op achteruit zullen gaan. Om dit te kunnen
garanderen, is het volgende proces doorlopen voor het vaststellen van de personele en materiële uitgaven in 2009. In juni
2010 hebben alle scholen voor basisonderwijs in Caribisch Nederland bezoek gehad van de auditdienst van het ministerie. De
auditdienst heeft per school het financiële beeld van 2009 opgetekend. De bevoegde gezagsorganen van de scholen hebben deze
opgave vervolgens ondertekend. Voor elk bevoegd gezag is een brief met schoolspecifieke toelichting opgesteld, waarin onder
voorbehoud van goedkeuring door de Tweede Kamer een toelichting is gegeven op de (voorlopige) financiële consequenties per
bevoegd gezag. Medewerkers van het ministerie hebben in augustus 2010 elk van de bevoegde gezagsorganen bezocht om het nieuwe
bekostigingsstelsel en de schoolspecifieke inhoud van de brief toe te lichten. De bevoegde gezagsorganen hebben hierop schriftelijk
gereageerd. Op basis van de reacties van de bevoegde gezagsorganen is besloten de bekostiging met 5% te verhogen. Tevens is
besloten in 2011 een bekostigingsonderzoek te doen. Dit onderzoek heeft tot doel vast te stellen of het geboden bekostigingsniveau
toereikend is en op welke punten zich eventueel knelpunten zullen voordoen. De bevoegde gezagsorganen zijn hierover in oktober
2010 per brief geïnformeerd.
Overgangsbudget
Scholen die op basis van de rekenregels zoals opgenomen in de artikelen 2 tot en met 7 een lager bekostigingsbedrag zouden
krijgen dan het bedrag dat door de auditdienst is opgetekend, krijgen voor de periode 2011 tot en met 2013 een extra bedrag,
het zogenoemde ‘overgangsbudget’. Het overgangsbudget dat door de minister bij beschikking zal worden vastgesteld, geldt zowel
voor het personele deel van de lumpsum als voor de materiële instandhouding. Op beide deelbudgetten zullen scholen er de eerste
drie jaar na de transitie financieel niet op achteruit gaan.
Bij het bevoegd gezag van de Rooms Katholieke scholen op Bonaire heeft de auditdienst de financiële gegevens voor 2009 op
het niveau van het bevoegd gezag opgetekend en niet voor elk van de vier scholen afzonderlijk. Het overgangsbudget wordt daarom
in dit geval op bestuursniveau vastgesteld.
Verhoging met 5%
Om te voorkomen dat er financiële problemen ontstaan door onvolkomenheden in de berekening van de auditdienst, door kosten
die in de gehanteerde grondslag onvoldoende terugkomen of door noodzakelijke prijsbijstellingen die eerder niet zijn doorgevoerd,
wordt de bekostiging verhoogd met 5%.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.