Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 maart 2011, nr. Kennis/2011/279569, tot wijziging van het Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Onderwijs Bewijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Financiën,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, tweede lid, en artikel 5, derde lid, van het Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Onderwijs Bewijs;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Onderwijs Bewijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘vijf’ vervangen door: zes.

C

In artikel 3, tweede lid wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

D

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘2014’ vervangen door: 2016.

E

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • a. de heer A. H. Borghans, tevens voorzitter,

    • b. de heer H. D. Webbink,

    • c. mevrouw I. F. de Wolf,

    • d. de heer M. W. van der Steeg,

    • e. de heer B. van der Klaauw,

    • f. de heer G.J.M.G. van der Heijden,

    • g. de heer J.W. Luyten.

F

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vaste vergoeding per jaar.

    • a. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter is schaal 16, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter is 176 werkuren per jaar. Voor 2009 geldt dit aantal werkuren voor de periode april tot en met december. Voor de overige jaren voor de periode januari tot en met december. Vanaf 2010 geldt een extra werkduur van 48 werkuren, oftewel 176 uren in totaal;

    • b. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder b genoemde lid is schaal 15, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 128 werkuren per jaar. Voor 2009 geldt dit aantal werkuren voor de periode april tot en met december. Voor de overige jaren voor de periode januari tot en met december. Vanaf 2010 geldt een extra werkduur van 48 werkuren, oftewel 176 uren in totaal;

    • c. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder c genoemde lid is schaal 14, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 96 werkuren per jaar. Voor 2009 geldt dit aantal werkuren voor de periode april tot en met december. Voor de overige jaren voor de periode januari tot en met december. Vanaf 2010 geldt een extra werkduur van 48 werkuren, oftewel 144 uren in totaal;

    • d. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder d genoemde lid is schaal 12, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 96 werkuren per jaar. Voor 2009 geldt dit aantal werkuren voor de periode april tot en met december. Voor de overige jaren voor de periode januari tot en met december. Vanaf 2010 geldt een extra werkduur van 48 werkuren, oftewel 144 uren in totaal;

    • e. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder e genoemde lid is schaal 16, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 144 werkuren per jaar;

    • f. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder f genoemde lid is schaal 15, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 144 werkuren per jaar;

    • g. De toepasselijke salarisschaal voor het in artikel 5.1 onder g genoemde lid is schaal 13, nr. 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor dit lid is 144 werkuren per jaar;

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010, met uitzondering van het bepaalde onder artikel I, onder F, in dier voege dat de onderdelen e tot en met g van het eerste lid van artikel 11 van het Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Onderwijs Bewijs terugwerken tot 1 januari 2011.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Het programma Onderwijs Bewijs is in 2008 opgezet. Met dit programma wil het Ministerie van OCW evidence based kennis verwerven over wat wel en wat niet werkt in het onderwijs op een aantal daartoe aangewezen thema’s. Voor dit programma was een bedrag beschikbaar van € 22,5 miljoen. Ongeveer de helft van dit bedrag is in april 2009 via een prijsvraag toegekend aan achttien voorstellen. Het resterende bedrag is via een prijsvraag in december 2010 toegekend aan negentien voorstellen. Op aanraden van de onafhankelijke toetsingscommissie (jury) Onderwijs Bewijs is in april 2009 een begeleidingscommissie ingesteld om de kwaliteit van de gehonoreerde voorstellen te waarborgen.

Door wijzigingen in de samenstelling van de begeleidingscommissie en als gevolg van het toekennen van nieuwe onderzoeken in de tweede ronde, dient een aantal zaken in het instellingsbesluit te worden aangepast:

  • 1. Het aantal leden is aangepast.

    In 2010 hebben twee van de oorspronkelijke zes leden hun werkzaamheden neergelegd. Daarnaast wordt de commissie uitgebreid met drie nieuwe leden.

  • 2. Het aantal werkuren is aangepast.

    Oorspronkelijk werden achttien voorstellen door zes leden begeleid. Nu worden 37 voorstellen door zeven leden begeleid. De werkdruk per lid is toegenomen. De werkuren worden zodoende aangepast.

  • 3. De duur van het instellingsbesluit is aangepast.

    De onderzoeken uit de eerste ronde lopen tot maximaal 2014. De onderzoeken uit de tweede ronde lopen tot maximaal 2016. De duur van het instellingsbesluit wordt zodoende verlengd tot en met 2016.

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal aanduidingen te actualiseren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven