Wijziging Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997

28 maart 2011

Nr. BS2011009056

Directie Juridische Zaken Afdeling Wet- en Regelgeving

De Minister van Defensie,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel c wordt na het woord ‘schietinrichting’ ingevoegd: , depot.

B

1. Artikel 2, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder a, is gerechtigd tot:

    • a. voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist:

      • 1°. het transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben, vervoeren, doen binnenkomen en uitgaan van een wapen of munitie van de categorieën II en III;

      • 2°. het dragen van een wapen van de categorieën II en III;

      • 3°. het dragen, transformeren, herstellen en beproeven van een wapen van categorie IV;

      • 4°. het dragen, transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben en vervoeren van een wapen van categorie I, onder 3°, voor zover het betreft een geluidsdemper en van categorie I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen;

    • b. het dragen van een wapen van categorie IV, onder 1° en 2°, dat is voorgeschreven bij een tenue.

2. In artikel 1, onder d, en artikel 2, tweede, derde en vijfde lid, wordt het woord ‘Onze’ vervangen door: de.

3. In artikel 2, tweede lid, wordt na de woorden ‘Noord-Atlantische verdragsorganisatie’ ingevoegd: of het Partnerschap voor de Vrede.

4. In artikel 2, derde lid, wordt voor het woord ‘gerechtigd’ ingevoegd: voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist.

5. Artikel 2, vierde lid, komt als volgt te luiden:

  • 4. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c, is voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist gerechtigd tot het doen binnenkomen en uitgaan, het vervoeren, voorhanden hebben, transformeren, beproeven en herstellen van de wapens of munitie van de categorieën I, onder 3°, voor zover het betreft een geluidsdemper, I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen, II en III voor zover zij in het bezit zijn van een door de Minister van Defensie afgegeven vergunning.

6. Aan artikel 2 wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 6. Onverminderd het bepaalde in dit artikel is voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist de militair van de Koninklijke marechaussee gerechtigd tot het transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben, dragen, vervoeren en doen binnenkomen en uitgaan van een wapen van categorie I indien dit nodig is in het kader van training voor herkenning en opsporing van genoemde wapens.

C

Het tweede lid van artikel 3 wordt vervangen door de volgende leden:

  • 2. De plaatsvervangend commandant commando diensten centra is namens de Minister van Defensie bevoegd tot het verstrekken van de vergunning, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van het personeel behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b, alsmede tot het verlenen van de opdracht, bedoeld in artikel 2, vijfde lid.

  • 3. De directeur defensie materieel organisatie is namens de Minister van Defensie bevoegd tot het verstrekken van de vergunning, bedoeld in artikel 2, vierde lid, ten aanzien van het personeel behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c.

  • 4. De functionaris, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de bevoegdheid, bedoeld in respectievelijk het tweede en derde lid, geheel of gedeeltelijk schriftelijk doormandateren aan een onder hem ressorterende functionaris.

ARTIKEL II

Wapenvergunningen afgegeven op basis van artikel 3, tweede lid, van de Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997, zoals deze bepaling luidde voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, blijven voor de duur van hun geldigheid van kracht.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 28 maart 2011

De Minister van Defensie,

J.S.J. Hillen.

TOELICHTING

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997 (Rwmk 1997). Hoewel structuur en inhoud van die regeling voor een groot deel in tact kan blijven, is actualisering op een aantal punten noodzakelijk.

Wijziging is op de eerste plaats noodzakelijk geworden als gevolg van organisatiewijzigingen. Defensie-burgerambtenaren, belast met de uitoefening van de beveiligings- of bewakingstaak of werkzaam bij een materieelbeproevings- of onderhoudsafdeling, een schietinrichting of een vervoersdienst van wapens en munitie, zijn gerechtigd tot bepaalde handelingen met betrekking tot wapens en munitie voorzover zij in bezit zijn van een door de minister van Defensie afgegeven vergunning. Deze vergunning kan overigens de vorm van een door een bevoegde persoon namens de minister afgegeven wapenpas/bewijs hebben.

Deze vergunningen worden namens de minister door in artikel 3 van de regeling aangeduide Defensie-functionarissen verstrekt. Als gevolg van organisatiewijzigingen dienen in artikel 3 andere functionarissen te worden aangewezen welke belast zijn met de afgifte van de vergunningen.

De categorieën burgerambtenaren welke gerechtigd zijn tot bepaalde handelingen met betrekking tot wapens en munitie, wordt in beperkte mate uitgebreid. Aan de in artikel 1, onderdeel c, genoemde categorie burgerambtenaren, werkzaam bij een materieelbeproevings- of onderhoudsafdeling danwel bij een schietinrichting of vervoersdienst, wordt toegevoegd de categorie burgerambtenaren werkzaam bij een wapendepot. Bij de werkzaamheden welke door de in artikel 1, onderdeel c, genoemde categorie personeel worden verricht, moet worden gedacht aan vervoerswerkzaamheden, onderhoud, maar ook de uitgifte- en inname van de dienstwapens.

Artikel 2, eerste lid, van de Rwmk 1997 bevat de regeling ten behoeve van militairen in werkelijke dienst en bevat onder meer een voorziening voor het dragen van een sabel die is voorgeschreven bij een tenue. Bij de totstandkoming van de Rwmk 1997 behoorde de sabel tot de categorie III-wapens. Aangezien dit wapen inmiddels tot de categorie IV wapens behoort, was ook op dit punt aanpassing nodig. Van de gelegenheid is daarbij gebruik gemaakt om artikel 2, eerste lid, opnieuw uit te schrijven.

Daarnaast is artikel 2, tweede lid, aangepast. De voorziening van het eerste lid van dat artikel ziet ook op niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst. Het tweede lid stelt voor die categorie daarbij de eis dat de betreffende krijgsmacht beschikt over een schriftelijke uitnodiging van de Minister van Defensie en dat is voldaan aan de bij die uitnodiging gestelde voorwaarden. Voor NAVO-militairen wordt deze eis niet gesteld hetgeen samenhangt met artikel VI van het NAVO-SOFA-verdrag. Aangezien laatstgenoemd artikel ingevolge artikel I van het PfP-SOFA-verdrag ook wordt toegepast tussen de staten die partij zijn bij laatstgenoemd verdrag, is thans de in artikel 2, tweede lid, opgenomen uitzondering voor NAVO-landen uitgebreid tot landen, aangesloten bij het Partnerschap voor de Vrede.

Tot slot wordt met het toevoegen van een zesde lid aan artikel 2 een voorziening getroffen voor handelingen met wapens van categorie I door opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee indien dit nodig is in het kader van training voor herkenning en opsporing van genoemde wapens.

Vanwege de gewenste snelle invoering van de wijzigingsregeling en het feit dat de betrokken defensie-onderdelen op de hoogte zijn van de voorgenomen wijzigingen, is afgezien van een invoeringstermijn en wordt dan ook niet aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten.

De Minister van Defensie,

J.S.J. Hillen.

Naar boven