Regeling van de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 maart 2011, nr. DL/287325, houdende wijziging van de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, jo artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt de zinsnede ‘minimaal een jaar’ en wordt ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ gewijzigd in: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

2. Het tweede lid vervalt.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Subsidiebedrag voor studiekosten

De subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van een vergoeding voor:

  • a. de werkelijk gemaakte kosten voor les- en collegegeld tot een maximum van € 3.500,–, respectievelijk € 7.000,– ingeval de leraar overeenkomstig artikel 7.46, eerste lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek instellingscollegegeld verschuldigd is;

  • b. de kosten van studiemiddelen ten hoogste 10% van het verschuldigde les- en collegegeld tot een maximum van € 350,–;

  • c. reiskosten ten hoogste 10% van het verschuldigde les- en collegegeld tot een maximum van € 350.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, geschiedt overeenkomstig het aanvraagformulier, dat via de website van DUO beschikbaar wordt gesteld.

2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een verklaring van het bevoegd gezag maakt onderdeel uit van het aanvraagformulier.

3. In het derde lid (nieuw) wordt ‘bijlage 1’ vervangen door: het tweede lid.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. de onderdelen in het tweede lid komen te luiden:

  • a. 50% van alle toe te kennen subsidies is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het primair onderwijs en 43% van die subsidies voor korte opleidingen;

  • b. 30% van alle toe te kennen subsidies is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs en 17% van die subsidies voor korte opleidingen;

  • c. 13% van alle toe te kennen subsidies is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, en 34% van die subsidies voor korte opleidingen;

  • d. 7% van alle toe te kennen subsidies is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs en 28% van die subsidies voor korte opleidingen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien een van de percentages binnen een onderwijssector, bedoeld in het vorige lid, niet wordt bereikt, wordt het resterende bedrag naar evenredigheid verdeeld over de corresponderende percentages van de overige onderwijssectoren.

E

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19 Terugvordering van de subsidie studieverlof

De minister vordert de subsidie voor de kosten in verband met het studieverlof van de leraar geheel of gedeeltelijk van het bevoegd gezag terug, indien uit de administratie, bedoeld in artikel 14, blijkt dat het verlof geheel of gedeeltelijk niet aan de leraar is toegekend, dan wel toekenning van het verlof niet of onvoldoende uit de administratie kan worden opgemaakt.

F

In artikel 12 wordt ‘na ontvangst van de aanvraag’ vervangen door: na het sluiten van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 9.

G

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23 Vereisten subsidieaanvraag zij-instroom

De aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 20, geschiedt overeenkomstig het aanvraagformulier, dat via de website van DUO beschikbaar wordt gesteld.

H

De bijlagen bij deze regeling vervallen.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige regeling wordt de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011 gewijzigd. De Lerarenbeurs voor scholing stelt leraren in staat een extra kwalificerende of specialiserende opleiding te volgen. Het betreft een geaccrediteerde bachelor of masteropleiding of een korte opleiding van maximaal 1 jaar. De leraar ontvangt daarvoor subsidie voor studie- en reiskosten. Zijn werkgever kan subsidie ontvangen om de leraar studieverlof te verlenen en een vervanger aan te stellen.

Met de regeling wordt beoogd de doelstellingen uit het actieplan LeerKracht van Nederland (Kamerstukken II, 2007/08, 27 923, nr. 45) te realiseren, te weten: het bestrijden van het lerarentekort en het verbeteren van de kwaliteit en de positie van leraren. Er is inmiddels drie jaar ervaring opgedaan met subsidieverstrekking op grond van de regeling. Dit is aanleiding om de regeling op enkele onderdelen aan te passen om zo beter de beoogde doelstellingen te kunnen realiseren. De wijzigen in de regeling worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, artikel 4

Met de wijziging in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, vervalt de eis dat de leraar minimaal een jaar in dienst moet zijn om een Lerarenbeurs aan te kunnen vragen. Hiermee wordt vermeden dat leraren moeten wachten alvorens zij kunnen starten met een opleiding.

Met het vervallen van het tweede lid van artikel 4 is het niet langer mogelijk om subsidie te krijgen indien de leraar al met een opleiding is begonnen zonder lerarenbeurs. Hiermee is de regeling in lijn gebracht met het algemene subsidiebeginsel dat alleen voor nieuwe situaties subsidie wordt verstrekt. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Bijvoorbeeld leraren die zijn afgewezen voor een lerarenbeurs als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond en toch een studie zijn begonnen kunnen een beroep doen op de hardheidsclausule (artikel 33). Bij een nieuwe aanvraagtermijn kunnen deze mensen voor de resterende studieduur een beurs aanvragen. De resterende studieduur moet dan wel minimaal 30 studiepunten betreffen.

Onderdeel B, artikel 6

Bij de Wet versterking besturing (Stb. 2010, 119) is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) zodanig gewijzigd dat de overheidsbekostiging voor een tweede bachelor en tweede master (bama) is vervallen vanaf 2010. Een uitzondering geldt voor tweede bachelors en masters in onderwijs en zorg voor mensen die nog niet eerder een onderwijs- en zorgbama hebben gedaan. Voor de overige tweede bama’s kunnen HO-instellingen instellingscollegegeld vragen dat in veel gevallen aanzienlijk hoger ligt dan het wettelijk collegegeld (€ 1672) en de maximale vergoeding voor les- en cursusgeld als onderdeel van de Lerarenbeurs (€ 3500). Leraren die de Lerarenbeurs voor een tweede bama willen aanvragen, komen daardoor voor hogere kosten te staan. Om te voorkomen dat de toegankelijkheid van de Lerarenbeurs wordt beperkt, wordt de vergoeding voor collegegeld voor tweede bama’s verhoogd naar maximaal € 7.000. Daarnaast wordt de vergoeding voor studiemiddelen en reiskosten gemaximeerd op € 350,–.

Onderdelen C, G en H

De aanvraagformulieren, die oorspronkelijk als bijlagen bij de regeling, waren gevoegd, zijn inmiddels beschikbaar via de website van DUO (www.duo.nl). De artikelen 8 en 23 zijn daarop aangepast. De bijlagen bij de regeling vervallen om die reden.

De leraar bepaalt zelf de keuze voor een opleiding, maar het is wenselijk dat de leraar naar aanleiding van zijn keuze het gesprek aangaat met het bevoegd gezag over zijn professionele ontwikkeling en over het studieverlof. Om dit te bevorderen is hierover eenvraag toegevoegd aan het aanvraagformulier voor de lerarenbeurs en aan de werkgeversverklaring voor het aanvragen van subsidie voor studieverlof.

Onderdeel D, artikel 10

Met sociale partners is overeengekomen dat de Lerarenbeurs vanaf het schooljaar 2012–2013 alleen nog zal worden ingezet voor ‘opscholing’ (verhoging van het kwalificatieniveau), dat wil zeggen voor bachelors en masters. De subsidie voor korte opleidingen zal komen te vervallen. Voor korte opleidingen zullen dan de reguliere middelen voor nascholing moeten worden ingezet. Een voorbehoud wordt nog gemaakt voor opleidingen die gericht zijn op passend onderwijs. In 2011 kunnen de korte opleidingen nog via de lerarenbeurs worden bekostigd. Wel wordt binnen de subsidiebedragen per sector een maximum gesteld aan het aantal te subsidiëren korte opleidingen. De maxima zijn ontleend aan het aantal toegekende lerarenbeurzen voor korte opleidingen (per sector) in 2010.

Onderdeel E, artikel 19

Uit onderzoek van de uitvoeringsorganisatie naar de inzet van de subsidie voor studieverlof onder werkgevers blijkt dat een deel van de werkgevers het subsidieverlof niet of gedeeltelijk niet heeft toegekend of dat toekenning van het verlof niet duidelijk wordt uit de administratie, die het bevoegd gezag op grond van artikel 14, moet bijhouden. Met de wijziging van artikel 19 is verduidelijkt dat de subsidie in die gevallen wordt teruggevorderd. Tevens heeft het bevoegd gezag informatieplicht op grond van artikel 15. Als het verlof om welke reden dan ook niet of slechts gedeeltelijk verleend kan worden, dient het bevoegd gezag dit direct aan de uitvoeringsorganisatie te melden. De minister zal de subsidie voor studieverlof dan geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Onderdeel F, artikel 12

De beslissing die de uitvoeringsorganisatie neemt over de aanvraag voor een Lerarenbeurs vindt voortaan 8 weken na het sluiten van de aanvraagtermijn plaats in plaats van 8 weken na de ontvangst van de aanvraag. Dit komt de uitvoerbaarheid van de regeling ten goede.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven