Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 22 maart 2011, nr. WJZ/11019540, houdende vaststelling van de regeling inzake de inhoud van het verslag van de evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet voor het jaar 2011 (Regeling evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 80, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66, tweede lid, van de Gaswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verslag:

het verslag, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66, eerste lid, van de Gaswet;

b. wetten:

de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de op deze wetten gebaseerde regelgeving, zoals deze golden op 1 januari 2011.

Artikel 2

In het verslag wordt ingegaan op:

  • a. de mogelijkheden om de juridische procedures in en op basis van de wetten te vereenvoudigen en het aantal besluitmomenten te verminderen;

  • b. de mogelijkheden om de wetten te vereenvoudigen en te dereguleren, waarbij aandacht wordt besteed aan de administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingskosten;

  • c. de mogelijkheden om de toezichtslasten van de wetten te verminderen.

Artikel 3

Het verslag besteedt in ieder geval aandacht aan:

  • a. de totstandkomingsprocedures en werking van de tariefstructuren en voorwaarden;

  • b. de doorlooptijden en werking van het tariefreguleringssysteem;

  • c. de eisen die gesteld worden aan leveranciers, waarbij in wordt gegaan op het vergunningstelsel voor de levering aan kleinverbruikers;

  • d. sectorspecifieke regels in relatie tot generieke regelgeving;

  • e. wettelijke termijnen van taken die aan de minister of aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zijn toegekend.

Artikel 4

De Regeling evaluatie Gaswet en Elektriciteitswet 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling evaluatie Elektriciteitswet 1998 en Gaswet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 maart 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

Bij ministeriële regeling kan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie nadere regels stellen over de inhoud van het evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66 van de Gaswet schrijven voor dat deze wetten elke vier jaar moeten worden geëvalueerd en dat een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk aan de Staten-Generaal wordt gezonden. Genoemde artikelen bepalen ook dat in het verslag aandacht wordt besteed aan de voorzienings- en leveringszekerheid, de marktordening en marktwerking en het toezicht en de naleving, mede gelet op de Mededingingswet. De evaluatie wordt uitgevoerd door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa).

De laatste evaluatie van de Gaswet en de Elektriciteitswet dateert uit 2006 en is in april 2007 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gestuurd (Kamerstukken II 2006/07 30 991, nr. 2). Gelijktijdig met die evaluatie heeft ook een evaluatie van het toezicht door de NMa plaatsgevonden. De aandachtspunten die uit deze evaluatie naar voren zijn gekomen hebben hun beslag gekregen in een aantal wetstrajecten, waaronder de Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Stb. 2010, 810). In 2010 heeft tevens een evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de raad van bestuur van de NMa plaatsgevonden, op grond van artikel 5h van de Mededingingswet (Kamerstukken II 2009/2010, 24 036, nr. 377).

In verband met de marktordening en marktwerking publiceert de NMa sinds enige jaren een marktmonitor die inzicht geeft in respectievelijk het functioneren van de groothandelsmarkten voor elektriciteit en gas en het functioneren van de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas. Via de monitor houdt de NMa een vinger aan de pols en brengt zij de effecten van het energiebeleid op de werking van de energiemarkt in kaart. Over de voorzienings- en leveringszekerheid van elektriciteit en gas wordt jaarlijks met het oog op het bepaalde in artikel 4a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52a, tweede lid, van de Gaswet een rapportage vastgesteld, de Monitoringsrapportage Leveringszekerheid Elektriciteit en Gas, die wordt aangeboden aan de Europese Commissie (Stcrt. 2010, 12816).

Met bovenstaande activiteiten (evaluatie Elektriciteitswet en Gaswet 2006, evaluatie NMa 2010, Monitors NMa en Europese monitoringsactiviteiten) wordt derhalve periodiek al invulling gegeven aan een groot deel van de evaluatiedoelen uit artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66 van de Gaswet. Daarnaast zijn van de recente wijzigingen van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 die naar aanleiding van de vorige evaluatie in de wet zijn opgenomen, de effecten nog niet vast te stellen. De gevolgen voor de effectiviteit van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 van deze wijzigingen zijn in deze evaluatie derhalve niet inzichtelijk te maken.

Om deze reden wordt in deze evaluatie de aandacht gericht op punten die in genoemde activiteiten niet zo expliciet zijn onderzocht, zoals de mate waarin de wet, gegeven haar doelstellingen (betaalbaar, betrouwbaar en schoon), effectiever en efficiënter kan worden vormgegeven. Het gaat dan hoofdzakelijk om deregulering, dejuridisering, vermindering van de uitvoerings- en toezichtslasten en vermindering van de administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten.

Aan de NMa wordt in dit kader gevraagd in ieder geval aandacht te besteden aan:

  • de doelmatigheid van sectorspecifieke (consumenten)regels en de eisen die gesteld worden aan leveranciers.

  • de totstandkomingprocedures en werking van de tariefstructuren en voorwaarden en de doorlooptijden en werking van het tariefreguleringssysteem. De evaluatie moet in dit verband inzicht verschaffen in feitelijke knelpunten en eventuele mogelijkheden om dit totstandkomingsproces te vereenvoudigen.

  • de ontwikkeling van de toezichtslasten bij de NMa de afgelopen periode, mede in relatie tot de samenhang met Europese energierichtlijnen en verordeningen en hoe deze toezichtslasten kunnen worden teruggebracht.

  • de ontwikkeling van de administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingskosten in de afgelopen periode, mede in relatie tot de samenhang met Europese energierichtlijnen en verordeningen en hoe deze administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten kunnen worden teruggebracht.

  • de doelmatigheid van wettelijke termijnen van aan de minister of aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit toegekende taken.

Het wordt van belang geacht te bekijken welke effecten de wet op deze punten heeft en te onderzoeken op welke wijze er minder druk kan worden gelegd op het overheidsapparaat, mede in het licht van het voornemen van het kabinet om te komen tot vergaande samenwerking tussen en samenbundeling van toezichthouders.

In het verslag zal daarnaast, om te voldoen aan artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 66 van de Gaswet, kunnen worden volstaan met een samenvatting van de Evaluatie van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) van 30 augustus 2010, de Marktmonitor groothandelsmarkt en kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas als bedoeld in de wetten, en de Monitoringsrapportage Leveringszekerheid Elektriciteit en Gas 2010.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de evaluatie geen betrekking heeft op de bepalingen inzake het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten, die door het Gerechtshof ’s-Gravenhage in het arrest van 22 juni 2010 van de drie hoger beroepzaken die waren aangespannen door respectievelijk Delta (LJN BM8494), Eneco (LJN BM8495) en Essent (LJN BM8496), onverbindend zijn verklaard. De Staat heeft cassatieberoep ingesteld.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten voor bedrijven en burger, omdat de regeling zich slechts richt op de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit. Het beleid voor vaste verandermomenten is dan ook niet aan de orde.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven