Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 22 maart 2011, nr. WJZ/11022184, inzake het aanwijzen van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten ten behoeve van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden (Beleidsregel aanwijzen aanbieders telecommunicatie in verband met buitengewone omstandigheden)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Handelende na overleg met de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie;

Gelet op artikel 14. 6, tweede lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de Telecommunicatiewet worden aangewezen aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten die de volgende diensten aanbieden:

    • a. openbare vaste spraaktelefonie,

    • b. openbare mobiele spraaktelefonie of

    • c. toegang tot breedbandinternet.

  • 2. Ten aanzien van elke dienst, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met c, wordt een zodanig aantal aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten aangewezen dat ten minste 80% marktaandeel in de desbetreffende dienstverlening is vertegenwoordigd.

  • 3. De aanwijzing geschiedt in volgorde van aflopende omvang van marktaandeel van de aanbieders in het aanbieden van een in het eerste lid, onder a tot en met c, bedoelde dienst.

Artikel 2

  • 1. Bij de aanwijzing op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de Telecommunicatiewet gelden ten aanzien van een aan te wijzen aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of openbare telecommunicatiedienst de volgende criteria:

    • a. hij heeft een openbaar telecommunicatienetwerk in eigendom of in eigen beheer, en

    • b. hij heeft een marktaandeel van ten minste 5% op het terrein van een van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde diensten.

  • 2. De vaststelling van het marktaandeel in de desbetreffende dienstverlening vindt plaats op grond van de Structurele Marktmonitor van de Onafhankelijke post- en telecommunicatie autoriteit.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanwijzen aanbieders telecommunicatie in verband met buitengewone omstandigheden.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 maart 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

In artikel 14.6, tweede lid, van de Telecommunicatiewet is bepaald dat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en gebruikers van frequentieruimte kunnen worden aangewezen die de organisatorische en personele maatregelen en bijzondere voorzieningen treffen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van het elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van die wet. De regels inzake de bedoelde maatregelen en voorzieningen zijn opgenomen in de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007. Artikel 14.6, tweede lid, bevat geen criteria die de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hanteert bij het aanwijzen van aanbieders. Tot nu toe werd telkens in de aanwijzing zelf weergegeven welke overwegingen leidden tot de aanwijzing. Om op dit punt meer duidelijkheid vooraf te geven, is in deze beleidsregel aangegeven langs welke lijn de aanwijzing van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatie diensten geschiedt.

De aanwijzing heeft tot doel een zoveel mogelijk ongestoord, ononderbroken elektronisch transport in buitengewone omstandigheden veilig te stellen. Dat transport is noodzakelijk om een minimum kwaliteitsniveau van de nationale en internationale rechtsorde, de openbare veiligheid, het economisch leven, gezondheid en milieu in stand te houden. Enkele diensten leveren daaraan een essentiële bijdrage en het wegvallen van die diensten zou op nationaal niveau grote schade kunnen toebrengen aan de bevolking, het bedrijfsleven of het bestuur. Deze diensten zijn van vitaal maatschappelijk belang. Het is daarom van belang dat voor die diensten de maatregelen en voorzieningen als bedoeld in artikel 14.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet gelden.

In artikel 1 is bepaald om welke diensten het gaat, te weten openbare vaste en mobiele spraaktelefonie en toegang tot breedbandinternet. De omvang van het gebruik van de in artikel 1 genoemde diensten is zeer groot en de veiligheid en de economie komen in het geding wanneer deze diensten niet beschikbaar zijn voor korte of langere duur. Verder zijn deze diensten essentieel voor vitale gebruikersgroepen, zoals hulpdiensten, rampenbestrijding, crisisbeheersing en storingsdiensten van energie-, water- en telecombedrijven.

Om schade te voorkomen moet het ongestoorde elektronisch transport in hoge mate verzekerd zijn. Dat wordt bereikt door een zodanig aantal aanbieders aan te wijzen dat de markt voor de desbetreffende dienstverlening voor 80% is beslagen (artikel 1, tweede lid). Om te voorkomen dat een groot aantal partijen met elk een relatief klein marktaandeel onder de verplichting valt, is in artikel 1, derde lid, bepaald dat de aanwijzing geschiedt in aflopende omvang van marktaandeel.

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bepaalt daarnaast dat de aanbieder een marktaandeel van ten minste 5% moet hebben. Aldus wordt voorkomen dat relatief kleine partijen met een onevenredig hoge last worden bedeeld, terwijl zij te klein zijn om wezenlijk bij te dragen aan de doelstelling, het voorbereiden van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden. Om aanbieders op dit punt maximale transparantie te bieden, is in het tweede lid van artikel 2 bepaald dat voor het vaststellen van de betreffende marktaandelen gebruik zal worden gemaakt van de gegevens van de Structurele Marktmonitor van de Onafhankelijke post- en telecommunicatie autoriteit. Daarbij zal in beginsel steeds gekeken worden naar de meest recente gegevens.

De huidige aanwijzingsbeschikkingen gelden voor onbepaalde tijd. Vanwege de beoogde continuïteit in de betreffende dienstverlening, de benodigde investeringen en om onevenredige administratieve lasten bij de betrokken aanbieders te voorkomen, zullen alleen structurele veranderingen in de in dit verband relevante marktaandelen, zoals het geval kan zijn na een faillissement van een aanbieder of een fusie tussen twee aanbieders, leiden tot wijziging van de individuele aanwijzingen. Daarmee wordt voorkomen dat kleine schommelingen in de marktaandelen tot steeds wisselende aanwijzingen zouden leiden. Daarbij zal de huidige praktijk van regelmatige, minimaal tweejaarlijkse evaluatie van deze aanwijzingen door de minister worden voortgezet.

Overigens zal in de feitelijke aanwijzingsbeschikking, net als thans reeds het geval is, worden aangegeven op welke gronden de aanwijzing geschiedt en voor welke diensten en/of welke onderdelen van het netwerk de aanwijzing van toepassing is. Dit is met name relevant voor marktpartijen die meerdere diensten, al dan niet gebundeld (‘multiplay’) aanbieden.

Voorwaarde voor het op effectieve wijze kunnen uitvoeren van de maatregelen als bedoeld in artikel 14.6, eerste lid, is feitelijke zeggenschap over het telecommunicatienetwerk met behulp waarvan de aanbieder zijn diensten verleent. Eigendom van of het directe beheer over infrastructuur stelt de aanbieder in staat om in, of voorafgaande aan, buitengewone omstandigheden daadwerkelijk noodmaatregelen te treffen en storingen te verhelpen.

Het ontwerp van deze beleidsregel is voorgelegd aan de leden van het Overlegplatform telecommunicatie (OPT) en van het Nationaal Continuïteitsoverleg-Telecommunicatie (NCO-T). Hierop zijn vier reacties binnengekomen. Deze reacties hebben geleid tot een aantal aanpassingen van de beleidsregel en de toelichting, zoals het gebruik van het begrip ‘toegang tot breedbandinternet’ en de wijze van bepalen van de marktaandelen van de betreffende aanbieders en diensten.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven