Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 11 maart 2011, nr. 5688652/11, houdende mandaat van de bevoegdheid tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar (Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 21, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, geschiedt in handen van de als direct toezichthouder aangewezen korpschef van een regionaal politiekorps of de korpschef van het Korps landelijke politiediensten.

  • 2. Indien de te beëdigen persoon behoort tot een dienst die ressorteert onder enig ministerie, geschiedt de beëdiging in handen van het hoofd van die dienst.

Artikel 2

  • 1. De direct toezichthouder kan bepalen dat het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschiedt in handen van de plaatsvervangend korpschef, alsmede direct leidinggevenden, in de rang van commissaris van politie.

  • 2. Het hoofd van dienst, genoemd in artikel 1, tweede lid, kan bepalen dat het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschiedt in handen van zijn plaatsvervanger.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid kan de Commandant Koninklijke Marechaussee, in zijn hoedanigheid van hoofd van dienst, bepalen dat het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschiedt in handen van de Districtscommandanten van de Koninklijke Marechaussee, de Commandant van het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Koninklijke Marechaussee of hun plaatsvervangers.

Artikel 3

Het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar van 7 juni 2004, nr. 5290571/504, wordt ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

In het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar van 7 juni 2004, nr. 5290571/504, dat met het onderhavige besluit is ingetrokken, was de bevoegdheid tot beëdiging van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Koninklijke Marechaussee voorbehouden aan de Commandant Koninklijke Marechaussee, met de mogelijkheid om door middel van ondermandaat zijn plaatsvervanger hiervoor aan te wijzen.

Van de Commandant Koninklijke Marechaussee is een verzoek ontvangen om de beëdiging van buitengewoon opsporingsambtenaren ook op districtniveau mogelijk te maken. Dit om praktische redenen en om de betrokkenheid van de te beëdigen buitengewoon opsporingsambtenaren met het district waar zij (hoofdzakelijk) werkzaam zullen zijn te bevorderen.

In het onderhavige besluit is in artikel 2, derde lid, de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van ondermandaat aan de Districtscommandanten van de Koninklijke Marechaussee, de Commandant van het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Koninklijke Marechaussee of hun plaatsvervangers.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven