Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 maart 2011, nr. DJZ/BR/0241-11, houdende beperkende maatregelen jegens Libië (Sanctieregeling Libië 2011)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van de Europese Unie van 2 maart 2011 (Pb L58);

Gelet op Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 28 februari 2011 (Pb L58);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, 4, 5, en 13 van Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van de Europese Unie van 2 maart 2011 (Pb L58).

  • 2. Een verbod als bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 2, derde of vierde lid, artikel 3, tweede of derde lid, artikel 7, artikel 8, artikel 9 of artikel 10 van Verordening (EU) nr. 204/2011 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 204/2011, is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, derde lid, van Verordening (EU) nr. 204/2011 is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wat betreft het verlenen van technische bijstand en de Minister van Financiën wat betreft het verlenen van financiering en financiële bijstand.

  • 3. De bevoegde douaneautoriteit, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 204/2011, is de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 7, eerste en tweede lid, 8 en 10 van Verordening (EU) nr. 204/2011 is de Minister van Financiën wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen dan wel bedoeld in artikel 2 van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 december 2006 houdende strafbaarstelling ongeoorloofde overdracht programmatuur en technologie van strategische goederen door middel van elektronische media, faxapparaten of telefoon, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan, dan wel door of uit te voeren naar entiteiten of personen in Libië of voor gebruik in of ten behoeve van Libië, ongeacht het land van oorsprong.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermende doeleinden bestemd is, indien vooraf toestemming is verleend voor de desbetreffende transactie door het Comité, bedoeld in paragraaf 24 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Libië 2011.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal.

TOELICHTING

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 26 februari 2011 besloten tot het opleggen van sancties aan Libië. Kort daarop heeft de Raad van de Europese Unie Besluit 2011/137/GBVB en Verordening (EU) nr. 204/2011 vastgesteld. De onderhavige regeling strekt tot implementatie van de sancties in Nederland.

De sancties omvatten reisbeperkingen voor een aantal sleutelfiguren van het Libische bewind, de bevriezing van hun tegoeden, een wapenembargo alsmede een verbod tot het leveren van goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie. Aangezien voor het toepassen van reisbeperkingen geen aanvullende regelgeving nodig is, volstaat de onderhavige regeling met de implementatie van de overige sancties.

De artikelen 2 en 3 van de verordening bevatten een verbod tot het leveren van goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie en voor het verlenen van de daarmee samenhangende technische en financiële bijstand. Dit verbod geldt niet voor beschermende kleding die bestemd is voor gebruik door personeel van de Verenigde Naties, van de Europese Unie, vertegenwoordigers van de media en humanitaire organisaties.

Op grond van artikel 5 van de verordening zijn de tegoeden en economische middelen van een aantal sleutelfiguren van het Libische bewind bevroren. Van deze verboden kan ontheffing worden verleend met het oog op het voorzien in de primaire levensbehoeften, voor het doen van buitengewone uitgaven of voor betalingen die verschuldigd zijn op grond van verplichtingen die voorafgaand aan het treffen van de bevriezingsmaatregel zijn ontstaan. Ontheffing kan worden verleend door de Minister van Financiën, wat betreft financiële tegoeden, en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, wat betreft economische middelen. Op de behandeling van verzoeken om ontheffing is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

In artikel 3 van de regeling is een wapenembargo neergelegd, ter uitvoering van artikel 1 van Besluit 2011/137/GBVB.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal.

Naar boven